***

Hi j pakte de dromenvanger van de wand en woog hem in zijn handen. Hij was licht. Hij bestond uit een klein, gevlochten leren rad dat deed denken aan de kern van een spinnenweb. In de ruimtes tussen de draden verdwenen de boze dromen. Er waren leren stroken met ingevlochten kralen en vogelveren aan vastgebonden. Het mensenhaar was onderaan in de leren stroken gevlochten, onder de kralen en boven de veren.

Hij liep naar het raam. Het lagergelegen flatgebouw riep naar hem. Hij zag de herfstbladeren door de lucht dwarrelen; twee kinderen in gewatteerde pakken klommen op het kleurrijke klimrek op de speelplaats.

Hij wist al vroeg dat hij een vreemde was. Dat was eigenlijk een beangstigende wetenschap, maar hij probeerde het gevoel te onderdrukken door verschillende rollen te spelen. Zijn gedachten waren gelukkig onzichtbaar. Niemand kon aan de buitenkant van een mens zien hoe hij er vanbinnen uitzag. Dergelijke ogen bestonden niet.

En nu zat hij in de spaarzaam gemeubileerde flat en probeerde zijn creativiteit te mobiliseren. Hij wilde terug naar de regenachtige bocht, ten oosten van Palenque. De insecten waren groot geweest. De vochtigheid en de warmte bijna niet om uit te houden. Hij had bijna alle lampen in de flat uitgedaan om terug te kunnen gaan. Hij werd gestoord door het kind op de verdieping boven hem, dat begon te huilen. Hij hoorde de ouders over de vloer lopen. Gedempte stappen, ver weg en toch heel dichtbij. Het kindergehuil irriteerde hem. Hij liep de kamer uit en ging op de bank liggen. Hij probeerde te slapen. Hij viel in slaap, maar werd een paar uur later weer wakker en voelde zich merkwaardig uitgerust. Hij stond op. Het was kil in de flat. Het was doodstil. Misschien was het midden in de nacht. Hij wist het niet precies. Maar buiten begon het licht te worden.

Hij liep naar de badkamer en liet de badkuip vollopen met warm water. Hij ging erin liggen en voelde de warmte door zijn lichaam trekken. Hij besloot dat hij warme chocolademelk zou maken, geen echte chocolademelk, maar zo'n kant-en-klaar zakje waar hij alleen maar kokend water op hoefde te schenken. En dan moest hij ervandoor. Hij had gisteren een slechte dag gehad. Hij had nog niet de helft gedaan van wat hij van plan was. Hij had een paar zaken moeten afzeggen. De volgende dag zou hij naar de begrafenis van Therese Geber gaan.