hm begon als een heel gewone dag. het was dinsdag 27 oktober. Tanja liep van haar slaapkamer naar de badkamer. Ze trok haar nachtpon over het hoofd. Haar sleutelbeenderen straalden haar in de spiegel tegemoet. Ze hield van haar sleutelbeenderen, ze waren mooi. De spiegel glansde, als pas gepoetst zilver, of een doorzichtige dunne ijslaag. Maar het oppervlak werd verstoord door vele kleine tandpastastippen die er als witte sterren over verspreid zaten. Het leek alsof de sterren op haar gezicht waren vastgelijmd. Ze keerde zich half om en draaide de kraan van de douche open. Ze bleef naar haar gezicht in de spiegel kijken. Al snel verdwenen haar trekken achter grijze dotten damp. Haar ogen, neus en mond, jukbeen. Ze hield niet van wat ze zag. Ze haatte haar gezicht.

Ze voelde hoe heerlijk het warme water over haar lichaam stroomde. Ze liet de zeep over haar heupen glijden, voelde de structuur van haar botten onder haar huid. Ze was mager, misschien was ze mager genoeg. Ze was mager genoeg. Misschien hadden de anderen gelijk als ze zeiden dat ze te mager was. Als gewoonlijk bleef ze een paar minuten te lang onder de douche staan.

Ze keek op de klok en wist dat ze ook vandaag geen tijd zou hebben om te ontbijten. Ze vond dat niet echt vervelend. Ze had de vorige avond twee bruine broodjes gegeten. Ze voelde zich niet uitgerust. Ze had de hele avond haar Franse huiswerk zitten maken. Ze had liggen luisteren of Ida thuiskwam, maar ze was in slaap gevallen. Ida moest laat zijn geweest.

Terwijl ze zich afdroogde, bedacht ze hoe merkwaardig het was dat de dagen kwamen en gingen zoals altijd. Alsof er niets was gebeurd. Even kon ze zich inbeelden dat er niets was gebeurd, dat alles nog was zoals vroeger.

Terwijl ze haar lichaam krachtig afdroogde, opende ze de deur. De

damp golfde de gang in. Ze riep naar Ida. "De badkamer is vrij", riep ze. "Je moet opstaan."

Ida gaf geen antwoord, dus liep ze naar haar kamer en opende de deur. De kamer was leeg. Tanja Geber bleef even naar het onopgemaakte bed staan staren. Was ze al weg? Zo vroeg? Of was ze bij Teddy blijven slapen? Dat deed ze normaal gesproken niet. Ida wilde altijd naar huis, naar haar eigen bed.

Tanja liep de keuken in en pakte een glas uit de kast. Vulde dat met water uit de kraan. Dronk. Bedacht dat het een tijdverdrijf was, het water drinken. Ze voelde geen honger, maar wist dat ze eigenlijk iets moest eten. Haar lichaam voelde slap aan. Misschien had ze iets onder de leden. Misschien werd ze wel ziek. Ze zette het glas in de gootsteen en liep naar het raam. Het geluid van de snelweg bulderde haar tegemoet. Ze keek naar beneden, naar de grote gebouwen in het centrum. Ze keek naar de kerk, zag de spitse toren die als een speer naar de hemel wees. Ze zag een wolk die precies achter de toren rustte. Hij leek op een hondenkop.

Tanja Geber ging direct na schooltijd naar haar ouders. Ze hadden haar uitgenodigd voor het eten. Ze vond het vermoeiend. Vooral omdat haar moeder haar steeds verweet dat ze niet weer thuis was komen wonen.

Karen kwam de gang in rennen toen ze de deur met haar sleutel opende. Karen liep op sokken. "Hallo", zei ze voorzichtig glimlachend en ze omhelsde Tanja vluchtig. Ze stak haar beide handen in haar broekzakken. "Hoe gaat het?" vroeg ze.

"Heel goed", zei Tanja. "En met jou?"

Karen haalde even haar schouders op. "Ik vind het hier nogal eenzaam", zei ze vlug. "Mama ligt elke dag urenlang op bed te huilen."

"Doet ze dat?" Haar slechte geweten speelde Tanja parten. "Denk jij dat het wat had uitgemaakt als ik weer thuis was komen wonen?"

Karen keek haar ernstig aan. Toen haalde ze even haar schouders op. "Eigenlijk niet", zei ze. "Je weet toch hoe mama is."

Tanja knikte. "Ja", zei ze. "Ik denk dat ik weer ziek word als ik terugkom."

"Je moet niet terugkomen", zei Karen en nam haar van boven tot onder met haar ogen op. De twee zussen keken elkaar ernstig aan. "Het is raar", zei Tanja, "dat mama niet ziet wat ze doet."

"Ze ziet niets anders dan God", zei Karen. "Maar het is de vraag of Hij haar ook ziet."