***

D e bijeenkomst van de llons club werd gehouden in gamle v e rverdige Venskaben, in het centrum van Asker. Het lange, witte houten gebouw lag op een heuvel achter het nieuwe winkelcentrum Trekanten. Aan de linkerkant torende het grijze, vierkante raadhuis. Cato Isaksen liep het oude gebouw binnen.

Overjassen en jacks hingen naast elkaar aan de kapstok in de garderobe. Binnen zag hij een tiental mannen zachtjes met elkaar staan praten. De bijeenkomst was nog niet begonnen.

Het viel hem meteen op dat Torkei Bru en Sven Wangberg allebei niet aanwezig waren. Hij knikte even naar Bent Kraft, die duidelijk verrast was hem te zien. "Wil je je soms bij ons aansluiten?" vroeg hij glimlachend.

"Misschien", zei Cato Isaksen en hij begroette Rolf Geber.

"Er is toch niets gebeurd?" vroeg hij angstig.

"Nee, nee." Cato Isaksen stelde hem gerust. "Met Tanja gaat het uitstekend."

"Hoe lang moeten we hier nog mee doorgaan?" vroeg Rolf Geber zacht.

"Ik weet het niet", zei Cato Isaksen. "Hopelijk niet zo lang." Op het moment dat hij dat zei, viel het hem op dat er in zijn antwoord een niet ontplofte bom verscholen lag. Wat zou een eind aan deze situatie kunnen maken, anders dan een nieuwe en verhelderende tragedie?

"Wat verschrikkelijk van dat kleine meisje", vervolgde Rolf Geber ernstig. Hij streek vermoeid over zijn voorhoofd.

Cato Isaksen knikte instemmend.

Er waren ook twee vrouwen in de zaal. Een van hen liep langs met een schaal met broodjes in haar ene hand en een glimmende thermoskan in de andere. Ze begroette hem glimlachend. Ze was klein en donker

en had een heel bijzonder uiterlijk. Cato Isaksen glimlachte terug. Ze kwam naar hem toe en zei dat ze hem herkende van het programma Opsporing. Ze stelde zich voor als Nita Wangberg, de vrouw van Sven Wangberg.

"Hij heeft het over u gehad", zei ze vrolijk.

"O, ja?" zei Cato Isaksen. "Is het gebruikelijk dat de echtgenoten de bediening voor hun rekening nemen?"

De donkere vrouw glimlachte. "Nee hoor", zei ze, "alleen af en toe."

"Is de vrouw van Torkei Bru hier ook?"

"Torkei Bru is niet getrouwd", zei Nita Wangberg. Ze keek hem even vragend aan en verdween toen naar de keuken.

Teddy Holm en Marius Berner waren op weg naar Slemmestad. Ze reden langs de fjord. Er dreef een nevel boven het ijs. Ze reden langs de witte houten huisjes van Vollen en de ijsbaan in Bjerkas, die in het volle licht van de schijnwerpers lag. Een achttal jongeren wedijverde om een puck.

Teddy Holms grote handen rustten op het stuur. Op het eerste gezicht leek alles in orde met hem, maar Marius wist dat hij het ontzettend moeilijk had met de dood van Ida.

Het was Tanja niet gelukt om haar verblijfplaats voor zich te houden. Ze vertelde hem dat ze ziek was van heimwee naar hem. "Ik wil dat je weet waar ze me verstoppen. Als je me beloofd het niet verder te vertellen."

Marius Berner glimlachte voor zich uit. Hij had beloofd zijn mond te houden, maar hij had het toch tegen Teddy gezegd. Teddy kletste niet. Marius was wanhopig, omdat hij zijn vaders auto niet mocht lenen. En zijn huiswerk voor de volgende dag kon hij niet afmaken. Hij moest gewoon naar Tanja. Toen Teddy had gezegd dat hij hem er wel heen kon brengen, was hij daar natuurlijk op ingegaan. Teddy was oké, en hij hield zijn mond.

"Gekken krijgen alles voor elkaar", mompelde Teddy.

"Wat dan?"

"Tja, alles." Teddy Holm schakelde naar een hogere versnelling.

Marius was het met hem eens. "Ik hoop dat het allemaal snel voorbij is", zei hij.

"Hoe bedoel je?"

"Tja, dat ze die gek te pakken krijgen."

"Is het goed als ik een sigaret opsteek?" Teddy Holm zocht in het handschoenenvakje.

Marius knikte. "Als je het raampje opendoet", zei hij en pakte de zwarte zaklantaarn die op zijn schoot lag steviger vast.

F rank Wergeland Halvorsen besloot om bij haar op bezoek te gaan. Hij had het hele weekend binnen gezeten en aan zijn scriptie gewerkt. Hij was het geschrijf beu. Hij had er genoeg van om zijn hersenen in allerlei bochten te wringen om de goede formulering te vinden. Hij was aan vakantie toe, hij wilde weg. Hij hield van reizen. Eerder op de dag had hij met de tractor de vers gevallen sneeuw geruimd. Hij had op alle voetpaden voor en tussen de twee flatgebouwen gestrooid. Onder het werk maalden zijn gedachten door zijn hoofd.

Hij had de jonge vrouw onlangs in het trappenhuis ontmoet. Ze had hem aan iemand anders doen denken. Ze was een alleenstaande moeder en in een van de flats op de begane grond komen wonen. Ze had een dochtertje van vier. Ze waren aan de praat geraakt en hij had aangeboden haar te helpen. "Als je een klusje hebt of zo", zei hij stoer. "Huismeesters regelen alles, weet je." Ze had luid gelachen. Hij mocht haar meteen, ook haar manier van lachen. Voelde dat er iets vertrouwds om haar heen hing. Ze had hem bedankt en gezegd dat ze eigenlijk wel wat hulp kon gebruiken. Ze vertelde dat ze uit Bode kwam, waar ze vijf jaar had gewoond. "Het is heerlijk om weer terug te zijn in Oost-Noorwegen", had ze glimlachend gezegd. Maar ze vertrouwde hem toe dat ze het niet leuk vond dat er in het andere flatgebouw twee meisjes waren vermoord. Hij had het afgedaan als een toevalligheid."Misschien heeft ze wel zelfmoord gepleegd", zei hij.

"Maar ze werd toch gewurgd?"

"Ja, dat is zo", zei hij onaangedaan en veranderde van gespreksonderwerp.

Frank Wergeland Halvorsen vroeg zich af waar de vader van het meisje was. Maar hij vroeg het haar niet. Hij wilde niet te hard van stapel lopen.

Die avond had hij haar geholpen de bank naar binnen te dragen. Ze had hem bedankt en hem uitgenodigd voor een kop koffie en een plak

cake. "Als ik alles op orde heb, zal ik er zelf een bakken", had ze gezegd. "Ik denk dat het hier wel zal lukken. Ik zie dat er veel kinderen zijn, dus dat is leuk voor mijn dochter."

Later, toen hij terugliep naar zijn eigen flat, voelde hij zich opeens verschrikkelijk eenzaam. De leegte in de flat golfde hem tegemoet toen hij de deur opendeed. Het lukte hem niet om aan zijn scriptie te werken. Hij wist waar hij naar verlangde. Naar wat zijn leven compleet zou maken. Een gezin en een andere baan. Een baan waar hij gelijkgestemden zou ontmoeten en niet rond zou lopen als een onderbetaalde hulpkracht.

Hij besloot met een fles wijn naar de vrouw toe te gaan. Soms moest je gehoor geven aan je intuïtie.

Hij nam snel een douche en trok schoon ondergoed en een schone trui aan. Hij nam de lift naar beneden en bleef even voor haar deur staan. Toen veranderde hij van gedachten. De moed zakte hem in de schoenen. Hij nam de lift weer naar boven en zette de fles wijn weg. Zijn rusteloosheid dreef hem heen en weer, van de ene naar de andere kamer. Ten slotte hield hij het niet langer uit. Hij trok zijn zwarte jack aan, sloot de deur af en nam de lift naar beneden. De kou kwam hem tegemoet toen hij de buitendeur opendeed en in het donker verdween.