***

T anja Geber stond achter de toonbank en sloeg de bedragen op de kassa aan. Het wemelde van de mensen in de kledingzaak. Er waren al een paar kerstaffiches met engelen opgehangen. Mensen kwamen naar haar toe en vroegen naar andere maten en kleuren. Ze riep een andere zaterdaghulp en vroeg haar om bij te springen. Het was een en al drukte en chaos.

Veel mensen wisten wie ze was. Sommigen kwamen alleen maar binnen om haar te zien. Anita Kvarme was natuurlijk nog thuis. Ze werkte weliswaar maar één zaterdag per maand, en Tanja zag haar dus zelden, maar Tanja wist goed wie ze was. Een blonde, beetje gezette vrouw. Flink en vlijtig. Ze hadden een paar keer samen geluncht. Hoewel ... geluncht, Tanja nam alleen maar een appel mee naar het werk.

Ida sliep nog toen ze wegging. Ze had deze zaterdag vrij. Tanja had honger gehad toen ze wegging. Ze had geprobeerd het te vergeten, maar de hele nacht had ze honger gehad en was ze verdrietig geweest. De koelkast stond haar in de keuken te roepen. Ze hoorde het gonzen van de koelkast helemaal in haar slaapkamer. Hij had iets over leverpastei en boter gemompeld. Hij had gebabbeld over rijst en gestoofde kip en over ananassalade.

Therese was met volle kracht in Tanjas gedachten opgedoken. Ze zou haar nooit meer zien. Moeder zei dat ze elkaar in de hemel zouden treffen. Maar Tanja zou niet naar de hemel gaan. Als er iets was wat ze voor zichzelf had besloten, dan was het wel dat ze niet naar de hemel zou gaan. Ze dacht ook niet dat Therese daar was. Ze geloofde niet in de hemel. Ze wist niet wat ze geloofde. In een dimensie misschien. Iets. Het leven had zijn wonderlijke momenten. Dat was alles wat ze wist. Maar 's nachts was ze er toch niet zeker van. Toen ze jonger was, had haar moeder vaak over de duivel gesproken. Ze had verteld wat hij met haar zou kunnen doen als ze niet lief was. Ze moest bekennen dat ze doodsbang was voor de duivel.

.Roger Hoibakk had de bijzondere eigenschap om onaangename gespreksonderwerpen aan te snijden. Achter zijn oppervlakkigheid lag iets anders verscholen, intuïtie misschien, scherpte, mooi verpakt in een slungelig en ongevaarlijk wezen. Cato Isaksen wist het niet zeker. Hij wist niet goed wat hij aan Roger had, dat was altijd zo geweest.

De twee rechercheurs zaten in de auto op weg naar Asker. Ze zouden Vidar Edland en Anita Kvarme, de moeder van het verdwenen vijfjarige meisje, ontmoeten. ,

"Ze is een kip zonder kop", zei Roger Hoibakk. "Alleenstaande moeder en volkomen onbruikbaar. Je kent het type wel?"

Cato Isaksen had zijn aandacht bij de auto die voor hem reed en remde af.

Zijn collega ging onverdroten verder. "Waarom verdwijnen altijd de kinderen van dergelijke types?" Hij boog naar voren, opende de klep van het dashboardkastje en haalde er een reep marsepeinchocolade uit.

Cato Isaksen schakelde naar de vijfde versnelling en schoot naar de meest linkse rijbaan. "Heb je van mijn handschoenenvak een opslagruimte gemaakt?" vroeg hij.

Roger Hoibakk lachte. "Voor acute hongeraanvallen", zei hij terwijl hij zich naar Cato omdraaide en met de reep chocolade zwaaide.

"Ik ben er zeker van dat het jongetje, het broertje van het meisje dat is verdwenen, een crimineel wordt, of drugsgebruiker of iets dergelijks", zei hij."Het is maar datje het weet. Kinderen uit een dergelijk milieu, verdomme ... en het is de schuld van de ouders." Hij wachtte niet op antwoord, stopte het hele stuk chocolade in zijn mond en pakte de VG van de vloer. Hij bladerde erin tot hij vond wat hij zocht. "Luister", zei hij. "Het is vanzelfsprekend dat een maatschappij problemen krijgt met haar kinderen. Maar als kinderen problemen krijgen met zichzelf en veranderen in een flagellantische rouwstoet van zich verontschuldigende zelfkastijders, dan hebben we met een serieus probleem te maken."

Cato Isaksen kneep zijn vingers zo stijf rond het stuur dat zijn knokkels wit werden. Zijn armen deden pijn. Het pijnlijke gevoel was weer terug. Gard had erin toegestemd om één keer per week een urinetest te doen. Cato Isaksen was vandaag met de eerste test bij de dokter geweest, voor hij naar zijn werk ging. De assistente die het flesje had aangenomen, had hem geen blik waardig gegund. Hij dwong zichzelf om rustig te blijven. Hij deed het knipperlicht aan en voegde in op de rechterrijbaan.

Roger Hoibakk ging verder. "Prince is geboren in Pakistan en kwam - naar Noorwegen toen hij vier jaar oud was. Hij heeft acht broertjes en zusjes, die allemaal hun draai gevonden hebben. De ouders zijn streng religieuze moslims. Het was een enorme schok toen hun zoon werd gearresteerd; aangeklaagd wegens zware gewelds- en vermogensdelicten gedurende een periode van anderhalf jaar na zijn vijftiende verjaardag."

Roger Hoibakk kletste door. "Het was een schok, voor de ouders was het een schok. Jezus", zei hij en hij weidde uit over alle mogelijke idiote ouders die hij had ontmoet. "Kom niet bij mij aan met de opmerking dat ouders niet de kinderen krijgen die ze verdienen."

"Houd je mond." Cato Isaksen sloeg hard op het stuur. Hij remde af en gaf richting aan naar Asker. "Je begint al aardig op Preben te lijken", zei hij kortaf. "Ik kan niet tegen dergelijke onzin."