***

Tijdens de lunch had Bente Isaksen het politiebureau gebeld en al van de moord gehoord. Ze kon haar man niet aan de lijn krijgen omdat er in de haven een lijk was gevonden. Hij was nu ter plaatse en zou daarna nog naar de familie van het slachtoffer gaan. Bovendien moest hij het voorlopige onderzoeksrapport doornemen.

Bente Isaksen pantserde zich. Ze kende het werk van haar man van haver tot gort. Wist hoe onvoorspelbaar dat was. Ze had geleerd om met de terugkerende teleurstellingen om te gaan.

Ze zette een kop thee en ging aan de keukentafel zitten. Ze had nachtdienst, maar hoefde pas om tien uur naar het verpleeghuis. Haar benen deden nog pijn van het gedraaf van de afgelopen nacht.

Ze bladerde in een tijdschrift. In 'Mijn verhaal' ging het over een vrouw die stiefmoeder was. Ze las het. De slotsom van het epistel was dat de kinderen altijd de dupe waren als hun ouders uit elkaar gingen.

Buiten zag ze de rode kat over het voetpad lopen. Ze stond op en liep naar het tochtportaal om de deur open te doen. De kat kwam er meteen aan. Triomfantelijk met zijn staart omhoog. Toen hij de gang in liep knorde hij. "Heb je honger?" Bente maakte haar stem licht en lief. Ze bukte en kriebelde de kat achter zijn oor. Het dier draaide om haar been heen, wreef zich tegen haar krachtige kuit aan en miauwde luid. "Wat een mooie poezenpoes", zei ze vertederd.

De kat had werkelijk wonderen verricht. De veertienjarige Vetle was misschien wel het meest enthousiast. Sinds ze de kat hadden gekregen, was hij veel rustiger geworden. Ze dachten dat hij het op school misschien niet zo naar zijn zin had. Hij zei niets, maar had niet veel vrienden. In zijn voetbalelftal was hij echter heel actief.

Ze had ook gemerkt dat het dier een positieve invloed op de zeventienjarige Gard had gehad. Hij praatte en kroelde met de kat, het liefst

als niemand het zag. Gard was bijna nooit thuis. Hij was rusteloos en leek altijd moe, maar was nooit met huiswerk bezig, terwijl ze toch had begrepen dat de algemene richting die hij had gekozen veel van de leerlingen vroeg. Iedere middag en avond was hij met zijn vrienden op stap. Bente had hem verschillende keren in het centrum van Asker gezien. Ze maakte zich zorgen over haar oudste zoon. Binnenkort was er op school een ouderavond. Ze was vergeten om het tegen Cato te zeggen. Gard had het haar niet zelf verteld, maar ze had het van de buren gehoord. Ze hadden een dochter die in dezelfde klas zat.

Nadat ze het artikel over de boze stiefmoeder had gelezen, besloot Bente Isaksen om Georg te halen. Ze vond het nog steeds moeilijk om Cato's jongste zoon te accepteren en had helemaal geen zin om Sigrid te ontmoeten. Maar het verhaal in het tijdschrift had haar geraakt en haar een slecht geweten bezorgd.

Alleen al de gedachte aan die keer dat Cato haar en de jongens had verlaten, maakte haar misselijk. De pijn zat diep en was zwart. Hij was verwant aan de angst die haar af en toe een slapeloze nacht bezorgde. Ze hield zichzelf voor dat het belangrijkste was dat Cato terug was. Ze had inmiddels veel van hem geslikt, maar ze kon hem niet vergeven. Ook al was hij weer terug, op papier waren ze nog gescheiden. Het frustreerde haar, maar ze wilde hem niet vragen opnieuw met haar te trouwen. Daarvoor was het te absurd. De jongens wisten waarschijnlijk niet eens dat alles niet was zoals vroeger. Ze wisten niet dat hun ouders in werkelijkheid waren gescheiden.

Ze zette het theekopje in de afwasmachine en liep naar boven om zich te verkleden. Ze trok haar trui over haar hoofd. Op haar buik had ze een paar zilveren strepen van haar zwangerschappen. Ze trok een blauwe blouse en een spijkerbroek aan. Het was koel in de slaapkamer, bijna koud. Ze keek naar het opgemaakte tweepersoonsbed. Ze zou het liefst weer onder het dekbed kruipen. De nachtdiensten waren de doodsteek voor haar ondernemingszin.

De auto stond naast de garages. Kleverige herfstbladeren hadden zich aan de voorruit vastgehecht. Ze veegde ze in een natte hoop bijeen en gooide ze op de grond. Cato gebruikte de garage voor zijn dienstauto. Het was belangrijk dat hij meteen weg kon als er iets gebeurd was. Ze ging in de oude, rode Polo zitten en reed naar Oslo.

Ze wist dat het niet zo moest zijn, maar ze was nog steeds onzeker als

ze Sigrid zou ontmoeten. Cato had haar keer op keer verzekerd dat ze niet bang hoefde te zijn. Dat hij nooit weer bij haar vandaan zou gaan. En ze geloofde hem. Hij was echt bij haar terug. In het begin was het een heftige tijd geweest. Bijna als toen ze net bij elkaar waren. Maar het leven van alledag had hen weer ingehaald. Nu was alles zoals vroeger. Of bijna zoals vroeger. De dagen liepen vol met hun werk en het gezin. Maar de pijn van toen had iets met haar zelfvertrouwen gedaan. En Georg was voor altijd het levende bewijs van zijn zijsprong. Ze haatte het kind niet. Het was een lieve, kleine lobbes. Het driejarige jongetje was wel een beetje wild, maar dat waren haar twee eigen zoons ook geweest.