***

Cvarlos De Silva, Ida Henriksens halfbroer, was teruggeko men uit Spanje, waar hij studeerde. Twee dagen nadat hij het bericht over zijn zusters verdwijning had gekregen, was hij thuis. Cato Isaksen en Roger Hoibakk bezochten hem en zijn moeder in haar kleine flatje in een roodgeverfd huizenblok vlak bij Gulhella. Het was maandag 2 november. De weg was bedekt met een dun laagje ijs. De flat lag helemaal beneden bij de Roykenvei, waar de auto's langzaam over de gladde weg voorbijreden.

De moeder heette Agnes Hansen. Naast Carlos en Ida had ze nog een zoon die een beetje achterlijk was, zoals ze het zelf noemde. Ze gebruikte niet het woord ziek. Haar zoon verbleef op het moment in het Blakstad-ziekenhuis. "Hij is niet ziek", zei ze, "alleen een beetje achterlijk. Hij woont zo af en toe in Blakstad, maar een paar weken geleden woonde hij nog bij mij thuis", zei ze, terwijl ze de deur naar zijn kamer opendeed.

"Hij is eigenlijk ook niet achterlijk", ging ze druk verder. "Ik ben de enige die dat zegt. Eigenlijk is hij goed bij de tijd, hij heeft alleen maar last van zijn zenuwen. Hij lijkt op mij", zuchtte ze, terwijl haar gezicht een treurige uitdrukking kreeg. Haar dochters verdwijning had zijn sporen achtergelaten. "Ik begrijp het niet", zei ze met een door tranen verstikte stem. "Wat heeft Ida dan gedaan?"

Agnes Hansen had net als haar dochter zwartgeverfd haar, maar haar kapsel was dun en pluizig en bij de haarwortels lichtbruin van kleur. Ze was begin vijftig, maar ze had veel rimpels en zag er moe uit. Ze had een hardroze lippenstift op en haar wenkbrauwen waren met een zwart kohlpotlood getekend. Ze had dunne benen en rode handen, vol kleine wondjes. "U moet maar niet op mijn handen letten", zei ze. "Ik maak in het bejaardentehuis daarginds schoon." Ze wees uit het raam. "Het is maar vijftig meter lopen", zei ze. "Weet u al iets meer over wie het ge

daan heeft?" De vrouw sprak de hele tijd snel en onsamenhangend. Ze was gekleed in een roze, iets te korte plooirok en een blauwgebloemde blouse. Het contrast met haar zoon Carlos, die groot en krachtig was gebouwd, was enorm.

"Kunnen we gaan zitten?" vroeg Roger Hoibakk, terwijl hij naar een kleine, bruin geruite bank wees die in de hoek stond. "Ja, natuurlijk." Ag- nes Hansen zwaaide met haar armen. "Gaat u zitten, gaat u zitten", zei ze.

"Mama", Carlos onderbrak haar met zijn donkere stem, "doe eens rustig. Die mensen kunnen er zo geen woord tussen krijgen", zei hij, terwijl hij zijn moeder naar een versleten leunstoel aan de andere kant van de teakhouten tafel leidde.

"Ik begrijp er helemaal niets van", ging Agnes Hansen verder. "Ik heb in mijn leven veel fouten gemaakt, maar heb ik dit verdiend?" Ze zwaaide met haar magere armen.

"Wilt u koffie?" onderbrak Carlos.

"Graag", zei Cato Isaksen, en Roger Haibakk knikte instemmend.

"Ida's vader", zei Roger Hoibakk snel, "leeft hij nog?"

"Hij, o ja, hij blaakt van gezondheid. Maar ik heb hem nog niet te pakken kunnen krijgen, dus hij weet hier nog niets van. Hij is opnieuw getrouwd. Hij trouwde een paar maanden na de geboorte van Ida. Hij woont ergens in Lambertseter. Werkt bij de gemeente, hij doet iets met renovaties, geloof ik. Maar hij heeft het misschien wel in de krant gelezen. Het is typisch iets voor hem om geen contact op te nemen."

Carlos kwam terug uit de keuken met kopjes en schoteltjes."Alle drie de kinderen hebben verschillende vaders", zei hij rustig. "Dat is wel een beetje bijzonder."

"Wat nou bijzonder", zei Agnes Hansen geïrriteerd. "Zo is het nu eenmaal. Mijn leven is niet echt gemakkelijk geweest."

"Mijn vader was een Spanjaard", ging Carlos De Silva verder. "Hij stierf zes jaar geleden."

"En jij studeert? Is het niet zo?" vroeg Cato Isaksen.

"Ja, in Spanje."

"Wat studeer je?"

"Economie", antwoordde hij vlug. Cato Isaksen ontmoette de blik van Roger Heibakk. Hij wist dat ze hetzelfde dachten. Carlos De Silva leek niet op iemand die economie studeerde. Hij leek überhaupt niet op iemand die studeerde. Hij leek op een lid van een maffiaorganisatie. Hij was groot, donker en krachtig gebouwd, met baardstoppels van een dag oud.

"Hoe heet de plaats waar je studeert?"

Carlos De Silva mompelde de een of andere naam.

"Denken jullie dat ze dood is?" Agnes Hansen was op het puntje van haar stoel gaan zitten.

"Nee, mama", zei haar zoon vlug. "Ida komt vast en zeker terug."

Agnes Hansen leunde weer achterover.

Cato Isaksen en Roger Hoibakk aanschouwden het spel tussen moeder en zoon. "Uw andere zoon", veranderde Cato Isaksen van gespreksonderwerp. "Kunt u iets meer over hem vertellen?"

"Ivar, ja, hij heet Hansen, net als ik", knikte ze, terwijl ze met een pakje sigaretten zat te friemelen. Ze stak met trillende handen een sigaret op. "Van de vader van Ivar heb ik nooit een kroon gehad. Hij ontkende dat het zijn kind was."

Roger Hoibakk zocht in zijn achterzak naar zijn kam.

"Ivar is alleen maar een beetje nerveus", herhaalde Agnes Hansen.

"Ivar is niet nerveus, hij is gewelddadig", zei Carlos De Silva vlug. "Hij slaat moeder."

"Niet altijd", zei zijn moeder geïrriteerd. "Ivar is een goeie jongen, maar af en toe wordt het hem allemaal een beetje te veel.

"Ja, zo kun je het ook zeggen", zei Carlos De Silva ironisch. "Ivar is drieëndertig", ging hij verder. "Ik ben zesentwintig en Ida is ... twintig." Carlos De Silva's gezicht kreeg een harde uitdrukking. "Ik zal degene die verdomme ..." zei hij, terwijl hij zachtjes met zijn vuist op de tafel sloeg.

"Ze is ... was de jongste. Ik was zo blij dat het een meisje was." Agnes Hansen stond op.

"Ivar was stinkend jaloers toen Ida werd geboren", zei Carlos en hij nam een grote slok koffie.

Zijn moeder keek hem mistroostig aan. "Dat is immers al twintig jaar geleden. Ivar houdt van zijn zus, zegt hij. Hij gaat ook wel eens op bezoek bij de meisjes. Hij houdt van de meisjes. Ida studeert", zei ze trots terwijl ze weer ging zitten. De tranen sprongen in haar ogen en stroomden over de gerimpelde wangen naar beneden. Ze nam een paar flinke trekken van de sigaret waar de roze lippenstift een duidelijke afdruk op had achtergelaten, en drukte hem vervolgens uit in de overvolle asbak.

"Mogen wij de naam van Ida's vader hebben?" vroeg Cato Isaksen, terwijl hij zijn notitieblok tevoorschijn haalde.

"Roar Henriksen", zei Agnes Hansen snel. "Zesenveertig jaar, vijf jaar jonger dan ik", voegde ze eraan toe."Bel hem maar op en vertel hem wat

er is gebeurd. Nu kan hij er spijt van hebben dat hij nooit contact met zijn dochter heeft gehad."

"Maar ze hadden wel contact, mama", zei Carlos, terwijl hij koffie in de witte kopjes schonk.

Roger Hoibakk zond Cato Isaksen een wanhopige blik. Ze wisten allebei dat ze Carlos De Silva voor verhoor naar het politiebureau moesten laten komen. Hier kwam hij nauwelijks aan het woord.

"Had ze met iemand ruzie?" mengde Cato Isaksen zich ertussen en hij nam een slok koffie.

"Nee", zei Agnes Hansen, terwijl ze een nieuwe sigaret uit het pakje haalde.

Carlos zat onrustig te draaien op een van de wankele eetkamerstoe- len die hij had bijgeschoven. "Dat hangt ervan af wat u bedoelt met ruzie", zei hij.

"Wat dan ook", zei Cato Isaksen, "het kleinste detail kan belangrijk zijn."

"Je bedoelt Teddy", zei zijn moeder vlug.

Carlos schudde zijn hoofd. "Nee, Teddy niet", zei hij. "Iedereen heeft wel eens ruzie. Ik denk aan die familie waar ze oppaste."

"O, die ja", zei Agnes Hansen vlug.

Cato Isaksen en Roger Hoibakk wachtten op het vervolg.

"Ze dachten dat ze spullen stal", zei Carlos, "sieraden en zo. Ik geloof er niets van, maar ze dreigden met aangifte." "Waar woont die familie dan?" vroeg Cato Isaksen.

"Tja, ergens in Borgen", zei hij. "Ik weet niet meer hoe ze heten, maar Tanja weet het vast wel."

De familie bij wie Ida had opgepast, woonde in een vrijstaand huis aan de Rodhettesvei in Borgen. Randi Johansen bracht hun de volgende dag een bezoek nadat ze Tanja naar school had gebracht. De moeder van het gezin was huisvrouw. Ze was gekleed in dure merkkleding en droeg twee diamanten ringen aan een en dezelfde vinger. Het gezin had drie zonen, van twee tot zeven jaar, en een dochter van negen. De vrouw was ervan overtuigd dat er spullen waren verdwenen. "Ik kan het niet precies zeggen", zei ze, "maar ik mis een gouden ring en ook een glazen vaas die me heel dierbaar was. Ik mocht haar vriend ook niet", zei ze. "Hij was hier een paar keer samen met haar. Ik geloof dat ze de telefoon ook gebruikten. Ze wisten natuurlijk niet dat wij een gespecificeerde rekening krijgen. Een keer hebben ze een halfuur met iemand in Spanje gebeld."

Onderweg van school naar huis praatte Randi Johansen met Tanja over de familie. "Denk jij dat Ida spullen heeft gestolen?" vroeg ze.

Tanja schudde resoluut haar hoofd. "Dat is gewoon onzin, dat weet ik", zei ze terwijl ze naar de rechercheur keek. "Maar ik geloof wel dat ze er gebeld heeft. Dergelijke dingen deed Ida wel."

Randi Johansen reed de oprit op en parkeerde de auto. "Wat doe je vanavond?" vroeg ze.

"Marius haalt me op. Hij mag de auto van zijn vader lenen. Dat gebeurt niet zo vaak, want het is een heel mooie auto."

"Waar gaan jullie naartoe?"

"Gewoon naar de bioscoop."

"Denk eraan dat je nergens alleen naartoe gaat", zei Randi Johansen ernstig. "Zelfs niet naar de wc."

"Ik weet het." Tanja Geber keerde zich naar haar toe."Hoe lang denk jij dat dit gaat duren, Randi?"

"Wie zal het zeggen. We doen wat we kunnen. En we geven niet op, dat kan ik je in elk geval beloven. Bel me op als je weer thuis bent", zei ze."Je hebt mijn privé-nummer."

Tanja Geber knikte en stapte uit de auto.

Teddy Holm opende de deur, gekleed in zijn chauffeursuni- form: een grijsblauw jasje met een broek en een lichtblauw overhemd met een stropdas. Cato Isaksen gaf hem een hand en vroeg hoe het ging. Voor de verandering was Asle Tengs met hem meegegaan. Teddy reikte hem de hand, zuchtte en vroeg of ze binnen wilden komen. "Ik moet eigenlijk naar de centrale", zei hij. "Ik werd zojuist opgeroepen, maar het doet er niet toe."

"Dus je kunt wel werken?" Cato Isaksen keek hem onderzoekend aan.

"Wat moet ik verdomme anders?" zei Teddy Holm somber. "Ik word knettergek als ik hier blijf zitten nadenken. Ik begrijp er verdomme niets van. Waar is ze gebleven? Ze heeft verdomme niemand wat gedaan."

"Nee, daar willen we juist even over praten", zei Cato Isaksen. Hij ging zitten in een van de twee leunstoelen die in de spaarzaam ingerichte kamer stonden. Een laag boekenkastje stond tegen de wand tegenover hem. Het lag vol brochures en mappen, een paar reishandboeken en prulletjes. Aan de wand erboven hing een merkwaardig stuk moderne kunst.

Asle Tengs keek nieuwsgierig om zich heen. Hij liep naar de keuken. Op de tafel lag een dik boek met een vetvlek op de omslag. Hij liep naar het smerige raam en keek naar het lagergelegen flatgebouw.

Teddy Holm keek Cato Isaksen aan en plofte in de andere stoel neer.

"Hoe lang waren jullie bij elkaar?" vroeg Cato Isaksen terwijl hij zijn notitieblok pakte.

"Twee jaar", zei Teddy Holm ernstig. "Die vraag heb ik al beantwoord."

"Vanaf haar zeventiende?"

Hij knikte nors.

"Ben je niet een beetje te oud voor haar?"

Teddy Holm snoof luid. "Leeftijd heeft er toch niets mee te maken. Frank is al over de dertig. Hij heeft een tijdje verkering gehad met Therese."

"Wie is Frank?"

"De huismeester", zei Teddy Holm, terwijl hij hem onzeker aankeek. "Ik heb toch niets verkeerds gezegd?" vroeg hij.

Cato Isaksen schudde zijn hoofd. "Eigenlijk willen we graag dat je langskomt voor een nieuw officieel verhoor."

"Alweer?"

De rechercheur knikte.

"Naar het politiebureau in Asker?"

"Nee, naar het politiebureau Gronland", zei Cato Isaksen, "net als de vorige keer. Wij hebben deze zaak in behandeling, in samenwerking met de politie in Asker en Basrum", voegde hij eraan toe. "Omdat alles begonnen is met de moord op Therese in Oslo, ja, je begrijpt..."

"Jullie denken dat er een verband bestaat, hè?" Teddy Holm keek angstig zijn kant op.

Cato Isaksen schudde zijn hoofd. "We weten het niet", zei hij, "maar het kan haast geen toeval zijn."

"Dat wij ruzie hebben gehad", Teddy Holm zuchtte, "daar hechten jullie toch geen waarde aan, hoop ik?"

Cato Isaksen en Asle Tengs keken hem afwachtend aan. "Wij hebben niets gehoord over een ruzie. Was dat de avond dat ze verdween?"

"Nee, verdomme, toen hadden we het alweer bijgelegd. Daarom zijn we naar de bioscoop gegaan."

"Je had ook ruzie gehad met Therese, voor ze werd vermoord, is het niet?"

"Shit." Teddy Holm stond op. "Therese en ik verschilden over de meeste dingen van mening", zei hij moedeloos. "Therese had de hele tijd met iedereen ruzie."

.Psychiater Sven Wangberg was een aardige man van een jaar of vijfenveertig. Hij was gekleed in een donkerblauwe trui, een spijkerbroek en een jas van grove tweed. Hij droeg een bril en had halflang, donkerblond haar. Succesvol type, dacht Cato Isaksen. Zonder meer succesvol.

Het kantoor, halverwege de winkelpromenade in het centrum van Asker, was eenvoudig, maar duur ingericht in leer en staal. De muren waren licht van kleur, de gordijnen grijs met een vaag patroon in groen en blauw. Op het bureau stond een foto van zijn gezin.

Sven Wangberg was een gerespecteerd man. Hij vertelde dat hij drie dagen per week in zijn praktijk werkte, maar dat hij ook een aanstelling had op een van de zwaarste afdelingen van het Blakstad-ziekenhuis, waar patiënten langdurig werden verpleegd.

De rechercheur bedankte hem dat hij tijd voor hem uit wilde trekken. "Ik neem tenminste aan dat u een overvolle agenda heeft."

Sven Wangberg glimlachte even. "Ja, dat is geen geheim", zei hij terwijl hij zijn ene been over het andere sloeg.

Cato Isaksen vertelde waarom hij was gekomen. "Het heeft te maken met de Geber-zaak", begon hij.

"Ja, dat dacht ik wel", zei de psychiater met zijn diepe, aangenaam in het gehoor liggende stem. "Verschrikkelijk", zei Wangberg en schudde zijn hoofd.

"Het is nog niet bewezen", vervolgde Isaksen, "maar we zijn er tamelijk zeker van dat er een verband bestaat tussen de moord op Therese Geber en de verdwijning van Ida Henriksen."

"Ik heb erover gelezen in de kranten."

"Het zijn alleen maar speculaties", zei Cato Isaksen. "We hebben nog niets kunnen bevestigen. Maar zolang we verder niets weten, moeten we in ieder geval de beide zaken vanuit die theorie nader onderzoeken."

"En die andere zaak, met dat kleine meisje dat is verdwenen?" "Het is duidelijk dat het voor de hand ligt om te denken dat er een verband bestaat", zei Cato Isaksen. Hij voelde hoe de frustratie zich een weg baande door zijn lichaam. Alleen al bij de gedachte aan het kleine meisje werd hij misselijk. Hij was moe, doodmoe. Het gedoe met Gard slokte al zijn energie op. "Tanja Geber is uw patiënte, is het niet?"

De psychiater knikte.

"We moeten alle contacten die deze meisjes onderhielden nader onderzoeken. Wat voor soort mensen heeft u eigenlijk onder behandeling?"

Sven Wangberg keek hem aan. "U bedoelt met welke ziektebeelden?"

Cato Isaksen knikte.

"Tja, dat kan van alles zijn, maar u weet natuurlijk dat Tanja bij mij kwam in verband met haar anorexia."

"Ja", zei Cato Isaksen, "dat is mij verteld."

"Het ging een tijdje erg slecht", zei de psychiater. "Een paar jaar geleden is ze opgenomen in het ziekenhuis van Baerum met min of meer ernstige symptomen. Haar huisarts, Torkei Bru, heeft ervoor gezorgd dat ze werd opgenomen. Wij hebben nauw samengewerkt om haar weer op het goede spoor te krijgen. Ik kreeg gisteren een telefoontje van Torkei. Hij maakt zich zorgen over hoe ze met de huidige situatie omgaat."

Cato Isaksen knikte. "Is Tanja Geber nog steeds uw patiënte?"

"Ja", zei Sven Wangberg. "Niet echt van harte, overigens. Ze vindt het zelf niet noodzakelijk." Hij glimlachte even. "Dat is vaak het geval", zei hij. "Ze vindt zelf dat ze geen probleem heeft. Niet meer, in elk geval. Haar ouders, in het bijzonder haar moeder, houden haar goed in de gaten. Tanja is achttien geweest en meerderjarig. Maar op de een of andere manier gehoorzaamt ze toch haar moeder."

"Hoe dan?"

"Tja, ze komt nog steeds hier."

"En hoe gaat het met Tanja?"

"Het gaat nu goed met haar, maar ze heeft nog steeds hulp nodig. In het bijzonder vanwege de absurde situatie die nu is ontstaan. Ik ben er niet helemaal gerust op. Ze is heel erg kwetsbaar." Cato Isaksen knikte. "U behandelt toch niet alleen eetstoornissen?"

Sven Wangberg glimlachte kort. "Nee", zei hij, "zeker niet. Hoewel ik moet toegeven dat eetstoornissen mij interesseren. Maar ik heb ook patiënten die seksueel zijn misbruikt en mensen die verslaafd waren, of zijn, aan drugs. En ik heb klinisch zieke patiënten, zoals schizofrenen en borderliners."

Cato Isaksen keek hem aan. "Drugsverslaafden", begon hij, "kunt u voor hen iets doen?"

"Natuurlijk", zei Sven Wangberg.

Cato Isaksen verplichtte zichzelf om zich tot de zaak te beperken.

De psychiater keek hem aan.

"Is er verder nog iets speciaals dat u kunt vertellen over Tanja Geber, iets wat licht kan werpen op de verhouding tussen de drie meisjes?"

Sven Wangberg zuchtte. Hij draaide zijn stoel zodat hij uit het raam kon kijken. "U weet", begon hij, "dat ik volgens de regels maar heel weinig mag vertellen over de behandeling en prognoses van de patiënt. Maar ik heb u al helleen en ander verteld." Hij stond op en liep naar een groene, metalen ladekast naast de deur. Hij trok de middelste lade open, zocht tot hij bij een dossier kwam dat hij uit de lade haalde. "Ik heb vanzelfsprekend een aantal gegevens in de pc, maar ik geef de voorkeur aan deze ouderwetse dossiers."

Cato Isaksen bewoog onrustig op zijn stoel, terwijl de psychiater in de papieren bladerde.

"Wat ik kan zeggen, is dat eetstoornissen vaak, of bijna altijd, een symptoom zijn van iets anders."

Cato Isaksen maakte notities in zijn schrijfblok.

"Jongeren met eetstoornissen hebben problemen. Vaak andersoortige problemen dan men denkt. Het zijn vaak heel flinke kinderen. Anorexiapatiënten krijgen dingen voor elkaar. Ze zijn sterk en succesvol."

Cato Isaksen keek op. "Ja, dat klopt in het geval van Tanja. Ze is flink op school en bijdehand."

"Ja", onderbrak de psychiater hem. "Dat is juist haar probleem, want haar flinkheid is heel erg vertwijfeld."

"Hoezo?"

"Tja", de psychiater aarzelde, "ze had onder andere grote problemen met haar zus. Ze was heel erg bezig met die zus. Ze vond Therese arrogant en zelfverzekerd en deels..." hij aarzelde,"slecht, als ik dat woord mag gebruiken. Ik weet dat het een sterk woord is, en daarom moet u er ook niet al te veel waarde aan hechten. De meeste jongeren van tegenwoordig overdrijven en gebruiken grootspraak. Maar zo beschreef ze haar. Therese Geber stak haar zuster de loef af, als ik het zo mag zeggen. Maar", voegde hij eraan toe, "dit zijn slechts algemene beschouwingen en zo moeten ze ook beoordeeld worden."

Cato Isaksen knikte ernstig. Hij had een akelig gevoel gekregen.

"Tanja functioneert ogenschijnlijk goed, ze is mooi, actief, positief, begrijpt u? Maar in feite heeft ze grote psychische problemen."

Cato Isaksen bewoog onrustig op zijn stoel. "Haar ouders", zei hij, "zijn die hiervan op de hoogte?"

Sven Wangberg glimlachte even. "De ouders kennen de meisjes toch het best. Maar omdat u ernaar vraagt... De moeder is hysterisch bezeten van haar geloof. Ik durf te beweren dat zij psychopathische trekjes heeft. De vader is afwezig en zit vol complexen. Eerlijk gezegd denk ik dat hij het liefste zonen had gehad. Of in elk geval één zoon. Tanja heeft mij daar een keer iets over verteld, naar aanleiding van een of andere kwestie."

De psychiater beoordeelde de reacties van de rechercheur. "Nu heb ik misschien iets te veel gezegd", zei hij.

"Maar het is bijzonder belangrijk voor het onderzoek", zei Cato Isaksen dankbaar.

Sven Wangberg zuchtte. "In het algemeen kan ik zeggen dat Tanja door de jaren heen geprobeerd heeft zichzelf vorm te geven door een extreem objectivisme. Misschien juist omdat ze de helft van een tweeling is en haar hele leven heeft gevoeld dat ze werd vergeleken met haar zuster, of doordat ze zichzelf met haar vergeleek. Ze wil de flinkste, de mooiste en de dunste zijn."

"En dat heeft ze voor elkaar gekregen?"

"Ze heeft het misschien voor elkaar gekregen, maar ten koste van wat? Nu is haar zuster weg." Hij schudde even zijn hoofd en pakte een pen van zijn bureau. "Ze heeft ook iets anders voor elkaar gekregen. Ze heeft het voor elkaar gekregen om kwetsbaar te worden en eenzaam en treurig. Ze flirt, begrijpt u, met alle soorten uitersten. Dat is haar manier geworden om het leven tegemoet te treden. Haar leven is op een bepaalde manier zwart-wit, als u dat begrijpt, ze blijft uit de buurt van de kleuren. De dood interesseert haar, maar alleen het idee."

Cato Isaksen bekeek de psychiater. "Probeert u mij iets te vertellen?" vroeg hij.

Sven Wangberg schudde resoluut zijn hoofd. "Integendeel", zei hij. "Ik wil u duidelijk maken dat deze dwanggedachten haar in een afgrond storten. De gedachten worden werkelijkheid, bij wijze van spreken. Snapt u? Ik weet niet of u hier met anderen over heeft gesproken. Maar u moet voorzichtig zijn. Tanja Geber is niet sterk, ze kan niet zoveel verdragen. Als er inderdaad iets met Ida is gebeurd, moet Tanja in bescherming worden genomen. Niet in de laatste plaats tegen zichzelf."

"Hoe bedoelt u?"

"Ze zou door kunnen slaan", zei de psychiater rustig."Het kan haar te veel worden."

Cato Isaksen liet de verontrustende woorden van de psychiater bezinken. Hij voelde zich verward. Hij merkte dat de psychiater op de klok keek. "Is er verder nog iets, wat dan ook, waarvan u denkt dat het kan bijdragen aan de opheldering van de moord op Therese en de verdwijning van Ida Henriksen?" sloot hij het gesprek af.

Sven Wangberg keek hem recht aan, voordat hij nauwelijks merkbaar het hoofd schudde. "Eigenlijk niet."

Cato Isaksen stond op, maar bij de deur draaide hij zich weer om."U heeft mij misschien meer verteld dan u had mogen doen", zei hij, "maar normaal gesproken heeft u zwijgplicht, is het niet?"

Sven Wangberg knikte. "Natuurlijk", zei hij.

De rechercheur stopte zijn pen en notitieblok in zijn jaszak. Het kostte hem veel moeite om zijn stem rustig te laten klinken toen hij zei "Mijn zoon ... hij... hij... wij hebben ontdekt dat hij drugs gebruikt. Of drugs heeft gebruikt."

Sven Wangberg, die ook was opgestaan, keek de rechercheur even aan voor hij de situatie begreep. "Ga zitten", zei hij vriendelijk maar beslist.

De psychiater keek hem een tijdje rustig aan voor hij begon te praten. "Hoe lang heeft het geduurd?"

"Ik weet het niet, ongeveer een jaar, denk ik", zei Cato Isaksen en hij voelde hoe de gevoelens in hem naar boven kwamen.

"Over welke soorten drugs gaat het?"

"Hasj, amfetamine, xtc."

De psychiater knikte. "Lekkere mix, dat spul", zei hij. "En nu voelt u zich als vader volledig mislukt, niet waar?"

Cato Isaksen knikte en vervloekte de verraderlijke tranen die in zijn ogen stonden. "Het is een complete hel. Ik ben nog nooit door zo'n hel gegaan, hoewel ik wel het een en ander heb meegemaakt. Echtscheiding, nieuw kind... de hele rotzooi."

Hl] stelde de psychiater kort op de hoogte van zijn mislukte leven, maar hij vertelde niets over de verhouding met Ellen Grue. Hij dacht aan Bente. Hij wist dat zij er alles aan zou doen om het gezin bij elkaar te houden, maar er was een grens. Hij had die grens al vaak overschreden. Hij had zichzelf van zijn zelfrespect beroofd. Hij was zwak. Bente was een persoon met veel zelfrespect. Ze had hem teruggenomen, hoewel hij dat niet verdiende. Zij was niet de zwakke, was dat nooit geweest. Zij was de sterke. Die gedachten maakten hem doodsbang.

"Hoe oud is uw zoon?"

"Zeventien", zei Cato Isaksen.

"En u denkt dat dit, misschien niet helemaal, maar toch voor een groot deel, uw schuld is?"

Cato Isaksen keek de psychiater verrast aan. "Nou..." Hij knikte.

"Ik denk dat u het wat die schuld betreft met een korreltje zout moet nemen. Milieu en vrienden spelen minstens een even grote rol. En genen", voegde Sven Wangberg eraan toe. "Op mij komt het over alsof u allebei, zowel u als uw zoon, heel erg goed zijn in het uzelf een schaamtegevoel bezorgen. Misschien lijkt hij wel gewoon op u."

"Hoe bedoelt u?"

"Tja, schaamte is een speciaal gevoel, velen zijn ernaar op zoek. Actieve schaamte, noem ik dat. Het kan bestaan uit drugsgebruik, uitoefening van macht, ontrouw, vernederende seksualiteit, om maar iets te noemen."

"Juist." Cato Isaksen slikte en voelde dat zijn gezicht begon te gloeien.

"Schaamte is in zijn uiterste stadium hetzelfde als eenzaamheid", zei de psychiater. "En die is heel persoonlijk, of kan dat op zijn minst zijn", voegde hij eraan toe. "Het is sowieso een slecht uitgangspunt om schuld te voelen", zei hij beslist.

Cato Isaksen liep de trappen af met een sprankje hoop in zijn hart. De psychiater had hem alles op een enigszins andere manier laten zien. Hij voelde een soort van opluchting. Alles was wekenlang zwart geweest. Hij had voor Gard een afspraak gemaakt bij Sven Wangberg. Hij kon volgende week woensdag al komen. "Ik maak een uitzondering", had de psychiater gezegd,"want ik heb eigenlijk een wachttijd van maanden."

Cato Isaksen had hem heel hartelijk bedankt.