***

De huismeester was uiteindelijk degene die Ida Henriksen vond. Het was maandag 30 november, precies vijf weken na haar verdwijning. Het hele circus was al in volle gang aan de Fredboesvei 57 toen de tactische rechercheurs ter plaatse kwamen. De technische recherche was volop aan het werk. Het lijk was al in een ziekenwagen weggebracht. Het wemelde er van de agenten in uniform. Een paar van hen hielden zich bezig met alle nieuwsgierigen die waren gekomen. Een lange fotograaf van de Asker og Bcerums Budstikke was ook al ter plaatse, evenals een journalist van VG.

Cato Isaksen kwam tegelijk met Randi Johansen en Roger Hoibakk aan.

"Er stonk iets", verklaarde de huismeester en hij stelde zich voor. "Frank Wergeland Halvorsen", zei hij. Hij was niet bijzonder krachtig gebouwd, maar heel erg groot. Het blonde haar en de lichte wimpers en wenkbrauwen maakten hem bijna kleurloos. "Het schoot me opeens te binnen dat ik de liftschacht moest controleren. Ik had er al een paar dagen aan gedacht dat het misschien verstandig was om die te controleren. Maar dan vergat ik het weer. Tot vanmorgen vroeg, toen de stank erger was geworden. Dankzij de kou heeft ze daar zo lang kunnen liggen. Een bijna ongrijpbare stank", zei de huismeester. "Ik ben altijd bang geweest dat er vroeg of laat een ongeluk zou gebeuren, maar ik moet zeggen dat ik dacht dat het een kind zou zijn. Die rotzooien te pas en te onpas met die lift."

Frank Wergeland Halvorsen liet zien hoe gemakkelijk het was om op de stopknop te drukken net voor de lift stopte op een bepaalde verdieping. Je kon dan toch de deuren openen en eruit springen. De kier tussen de lift en de vloer was zo groot, dat een mens naar beneden kon vallen.

Ellen Grue stond bij de brievenbussen op Cato Isaksen te wachten. "Hallo", zei ze en knikte hem even kort toe.

Hij groette terug. "Er is weer werk aan de winkel", zei hij somber.

Ellen Grue knikte."Je ziet er vreselijk uit. Je bent moe", constateerde ze.

"Dank je, ja", zei hij.

"Hoe gaat het met je zoon?" Ze dempte haar stem, zodat de anderen het niet zouden horen.

"Ik denk dat het goed gaat", zei hij, maar tegelijkertijd bedacht hij zich. "Ik weet het eigenlijk niet. Het is vermoeiend. Je bent gewoon nooit zeker."

In het trappenhuis waren ze bezig met het stofzuigen van de traptreden en met het zeker stellen van andere sporen.

Roger Hoibakk kwam naar hen toe lopen. "We moeten dus nog bekijken", zei hij, "of ze stierf door de val in de schacht, of dat ze al dood was."

"Ze had grote plekken op haar hals", zei Ellen Grue. "Net als Therese Geber."

"Verdomme", zei Cato Isaksen zacht. "Nu gaat het echt beginnen", mompelde hij en groette Vidar Edland, die de trap af kwam met de hinderlijke blauwe plastic sokken om zijn schoenen.

"Ja, ja", zei hij, "we hebben voorlopig werk genoeg."

"Geen nieuws over het kleine meisje?" Cato Isaksen zag een geïrriteerd trekje op het gezicht van Edland.

"Nee", zei hij. "We moeten de taken verdelen voor het verdere onderzoek."

"Ja", zei Cato Isaksen, "dat moeten we zeker doen."

"Loop alsjeblieft niet verder naar binnen", zei Ellen Grue terwijl ze hem geërgerd in zijn arm kneep. Haar stem had dezelfde scherpte die hem eerder zo'n respect had ingeboezemd. Hij bevrijdde zich vriendelijk uit haar greep.

Wergeland Halvorsen vertelde dat hij al anderhalf jaar huismeester was van de hoogste twee flatgebouwen. Hij was vierendertig jaar, ongetrouwd en woonde in de huismeesters woning in het hoogste gebouw. De baan van huismeester paste hem uitstekend. Hij studeerde nog en concentreerde zich steeds op één vak tegelijk. Op die manier gebruikte hij wel meer tijd, maar het voordeel was dat hij geen studieschuld opbouwde. Hij zou komend voorjaar examen doen en werkte hard aan zijn eindscriptie.

Hij was duidelijk opgewonden. "Maar ik begrijp er eigenlijk niets van", zei hij. "Dit is een rustige buurt. Er wonen hier vooral gezinnen met kinderen. Het zijn mensen met een modaal inkomen die zich hier vestigen. De flats zijn niet duur, dus gewone mensen kunnen het betalen. Verder is Asker toch voornamelijk een rijkeluisbuurt geworden."

"Hebben de mensen in de flats bericht gekregen dat ze binnen moeten blijven?" Een van de technische rechercheurs liep voorbij.

"Ik neem aan van wel", antwoordde Cato Isaksen. "Maar de moord is al weken geleden gepleegd, dus er zal voor ons wel niet zoveel te halen zijn. De trappen zijn sindsdien al minstens vier of vijf keer geschrobd."

Ida Henriksen was nog niet officieel geïdentificeerd, maar de huismeester wist heel zeker dat zij het was.' I k ken haar broer", zei hij terwijl hij naar Cato Isaksen knikte. "Het was Ida Henriksen", stelde hij vast.

"Oké, vanavond praten we verder", zei Cato Isaksen en hij draaide zich om naar een van de andere rechercheurs.

Het rood-witte afzetlint werd rond de flat gespannen om onbevoegden uit de buurt te houden. De mensen in het hoger gelegen flatgebouw stonden voor de ramen naar de chaos te staren. Roger Heibakk kon maar nauwelijks verhinderen dat iemand van VG het trappenhuis binnen ging. "Ik wil alleen maar een foto van de lift maken", zei de fotograaf die net was aangekomen. Hij was mi nstens even opgewonden als Hoi bakk. "Dan moet je een van de andere trappenhuizen nemen", zei Roger Hoibakk beslist. "Dit hier is afgesloten."

Een donkerblauwe Mercedes met een taxibordje op het dak kwam naar boven gereden en stopte met gierende banden voor het publiek dat was toegestroomd. Teddy Holm sprong eruit. Hij bleef even staan kijken naar het groepje vrouwen, kinderen en tieners dat zich had verzameld voor nummer 57. De journalist van VG en de jonge man van de Budstik- ka hielden het tafereel nauwkeurig in de gaten en namen verschillende foto's. Teddy Holm liep naar Roger Hoibakk toe. "Ik hoorde het bericht via de radio", zei hij. "Dat er een dode was gevonden in Hagalokka." Hij strengelde zijn vingers in elkaar. De tranen stonden in zijn ogen. "Het is Ida toch niet? Het is toch verdomme Ida niet?"

"We weten het niet", zei Roger Hoibakk terwijl hij hem vriendelijk bij de arm nam en hem meenam door de afzetting.

"Denken jullie dat het Ida is?" Teddy Holm gaf niet op.

"Dat is wel erg waarschijnlijk", zei Roger Hoibakk rustig.

Teddy Holm reageerde onmiddellijk. Een waanzinnige woede overviel hem. Hij wrong zich los en stortte zich op de mensen die stonden te kijken. Hij riep en sloeg met zijn armen en schreeuwde dat ze moesten maken dat ze wegkwamen. Hij duwde tegen een jongetje aan, dat achteroverviel. Toen rende hij naar zijn taxi toe en schopte uit alle macht tegen de zijkant aan. De hele tijd sloeg hij totaal onbegrijpelijke zinnen uit.