***

ente was laaiend. hoe haalde C ato het in zijn hoofd om een

veertienjarige met de verantwoordelijkheid voor zijn avontuurtje op te zadelen? Hoe kon hij gewoon de deur achter zich dichttrekken als Georg bij hen was en hij wist dat zij naar haar werk moest. "Je moet het maar beter organiseren", zei ze."Laat anderen het belangrijke werk maardoen in de weekenden dat je Georg hebt. Ik doe er niet meer aan mee. Het is verdomme mijn kind niet, en ook niet van de jongens", voeg deze eraan toe.

Het was zaterdagmiddag. Cato Isaksen gaf geen antwoord.

Achter het keukenraam lag een geelgrauwe, natte septemberdag. De zon, die zich half achter een wolk had verstopt, had een trieste grijze rand. De heg was bruin. Hij keek naar alle afstotelijke kleuren buiten inde kleine tuin. De tuinmeubelen stonden op elkaar gestapeld onder een groen dekkleed. Aan een kant was een hoek van het kleed opgewaaid.

Georg zat in de zandbak voor het keukenraam te zingen. Hij had een rood, tamelijk versleten gewatteerd pak aan en een gele muts op. Zijn wangen waren rood en hij praatte luid tegen zijn brandweerauto. Een ander jongetje, ongeveer van dezelfde leeftijd, kwam naar de zandbak toe. Eerst zei hij niets, bleef alleen maar naar de auto staan kijken. Georg reed onverstoorbaar met de auto heen en weer terwijl hij zand op de laadbak schepte.

"Ik heb ook zo'n auto", zei het onbekende jongetje, "maar ik wil erbuiten niet mee spelen."

"Ik wel", zei Georg glimlachend.

Cato Isaksen bleef aan de keukentafel naar de jongetjes zitten kijken ter wijl hij zijn koffie dronk. Zijn neus was in de loop van de nacht totaal dichtgaan zitten. Zijn keel voelde pijnlijk aan. Hij moest een neusspray kopen.

Hij wist dat Bente gelijk had, maar kon geen oplossing voor het probleem verzinnen. Haar verwijten irriteerden hem. Hij voelde zich beroerd. Vetle riep naar beneden en vroeg om de vijftig kronen die hij hem had beloofd.

Gard lag nog steeds in zijn kamer te slapen.

"Heb je hem ook geld beloofd?" Bente kwam de keuken in om een pak sinaasappelsap uit de koelkast te pakken. Ze zag er moe uit.

"Ja", zei hij nors.

"Je zorgt maar voor een professionele kinderoppas", zei ze. Ze schonk het sinaasappelsap in een klein glas en dronk het op.

"Nu overdrijf je", zei hij. "Je weet best dat het niet altijd zo is. We hebben ook veel leuke Georg-weekenden gehad. Je wist waar je aan begon toen je zei dat je me terug wilde", zei hij, haar aankijkend. "Ook dat het af en toe chaotisch zou zijn."

"Natuurlijk wist ik dat", zei ze. "Daar gaat het ook niet om. Het gaat erom dat jij beter moet plannen, iets moet inleveren. Misschien moet je wel ander werk gaan doen." Ze haalde haar schouders op. "Ach, ik weet het ook niet, maar er moet iets gebeuren, zodat jij rekening kunt houden met je kinderen. En dan heb ik het niet alleen over Georg", voegde ze eraan toe met de nadruk op 'alleen'.

"Krijg ik die vijftig kronen nu of hoe zit dat?" Vetle stond in de deuropening en keek hem met vermoeide ogen aan.

"Haal mijn portefeuille maar even", zei Cato Isaksen terwijl hij naar zijn zoon probeerde te glimlachen.

Bente ging naar de bijkeuken en stopte hardhandig het vuile wasgoed in de wasmachine.

Vetle kwam met de portefeuille en hij pakte twee munten van twintig kronen en een van tien. "Alsjeblieft", zei hij. "Hoe is het vannacht gegaan?"

"O, hij is ten slotte in slaap gevallen", zei Vetle gapend. "In mijn bed", voegde hij eraan toe en hij liep de trap weer op.

"Laat Gard nog maar even slapen", riep zijn vader hem na. "Dat zal hem goeddoen."

Hij vond dat zijn oudste zoon er de laatste tijd moe en afgepeigerd uitzag.

Bente was wanhopig en kwaad. Wat haar nog het meest irriteerde was dat zij een slecht geweten had. De combinatie van een rechercheur bij de afdeling Moordzaken en een verpleegkundige was niet zo geslaagd. In ieder geval niet zolang Cato iedere woensdag en om het weekend de verantwoordelijkheid voor Georg had, en zij nachtdiensten moest draaien.

Vandaag was het zaterdag en ze wist dat Cato zat te popelen om terug naar zijn werk te gaan. Hij zei dat hij vannacht om een uur of twee thuis was gekomen, maar ze verdacht hem ervan dat het later was geweest.

En nu moest ze slapen. Ze was misselijk van moeheid na de lange nacht in de witte gangen. Het was enerverend en vermoeiend om met oude, halfdode mensen te werken.

"Ik ga naar bed", zei ze, nadat ze het aanrecht had afgenomen en het pak sinaasappelsap in de koelkast had gezet.

Cato Isaksen knikte, maar keek haar niet aan. Op het dak van de garage werd iets roods zichtbaar. Langzaam bewoog het langs de rand, toen verdween het weer. Hij glimlachte.