***

Naar huis gaan was een soort van metamorfose geweest. Alsof haar zwarte vleugels waren gekortwiekt. Vleugels die een symbool waren van de vrijheid die ze evengoed niet had. Ze kon niet van zichzelf wegvliegen.

Toch had Tanja Geber vrijwel meteen gemerkt dat haar destructieve levenswijze geleidelijk aan was veranderd. De opluchting daarover liet niet lang op zich wachten. Niet dat ze al helemaal bevrijd was van haar oude lichaamsavontuur, dat kostte meer tijd. Maar ze dacht er steeds minder vaak aan.

Ze wist heel goed dat haar zelfbeschadiging een symptoom van iets anders was. Maar in dat andere wilde ze zich niet verdiepen. Het was veiliger om het als een soort bagage met je mee te dragen. Ze vond het moeilijk om erover te praten, zelfs met de psychiater waar ze heen ging. De psychiater die haar vader kende van de Lions Club in Asker, en die door haar moeder als een soort vriend werd beschouwd. Ook de dokter * die haar had behandeld was lid van de Lions Club. Hij hield haar nog steeds in de gaten. Iets te veel, af en toe.

Het was een bevrijding geweest om te verhuizen. Haar moeder had een merkwaardige macht over haar. Ze zei steeds dat ze alleen maar het beste met haar dochter voorhad, maar ze was erg goed in het vinden van haar kwetsbare kanten. En wist die te gebruiken. Misschien niet bewust, maar ze gebruikte ze tegen haar zoals ze dat ook bij Therese had gedaan, en nog steeds deed bij Karen en vader. Berit Geber wilde controleren. Zij en God. Samen vormden ze een prachtig team.

Tanja was altijd het lieve meisje geweest. De onderdanige. De flinke, de gemakkelijke. Maar ook de ziekste. Terwijl Therese haar eigen weg was gegaan, sterk en onverslaanbaar. Bijna onkwetsbaar.

Moeder had haar liefde voor God over hen uitgegoten. Zo noemde

ze het in elk geval. Ze droeg voortdurend korte bijbelcitaten aan. Vertelde hun wat ze moesten doen, en wat ze niet moesten doen.

Therese werd woedend. Tanja werd bang.

Ze had nog een tekening die ze als klein meisje had gemaakt. God in een jurk en met rode schoenen aan. Maar moeder had haar verbeterd en gezegd dat God een man was. Dus had ze een nieuwe God naast de oude getekend. Deze keer een machtige man met een oog, zo groot als een zwarte voetbal.

De drie meisjes huurden de flat aan de Fredboesvei voor drieduizend kronen per maand. Ze konden er zo goedkoop wonen omdat het de flat was van Carlos De Silva, de halfbroer van Ida Henriksen. Hij studeerde in Spanje, waar zijn vader, die nu dood was, vandaan kwam. Hij zou nog minstens twee jaar wegblijven en had de flat aan Ida en haar vriendinnen verhuurd, zodat zij erop konden passen. Hij vertrouwde zijn zuster, die besloten had dat ze dit semester toelatingsexamen voor de universiteit zou doen. Haar vriendinnen Tanja en Therese zaten in het laatste jaar van de middelbare school in Asker en zouden in het voorjaar eindexamen doen.

Berit en Rolf Geber hadden om te beginnen ronduit nee gezegd tegen die onzin, zoals zij het noemden. Ze vonden dat de meisjes thuis konden blijven wonen tot ze eindexamen hadden gedaan. Bovendien lag de flat op maar een paar kilometer afstand van hun eigen huis. Het was allemaal klinkklare onzin. En hun huiswerk? Ze zouden natuurlijk elke avond tot diep in de nacht vrienden op bezoek hebben. En het eten? Wie zou Tanja en haar eetprobleem in de gaten houden? Ze zouden natuurlijk alleen maar pizza en spaghetti eten. Maar Therese had niet toegegeven.

Ida's moeder vond het allemaal wel best. "Laten ze maar leren om zichzelf te redden", had ze gezegd. Berit Geber vond haar een heel ander type dan zijzelf. Ze liet haar dochter veel te vrij. Ze was maar een poetsvrouw zonder opleiding. Ze had altijd een sigaret in haar mond, verfde haar haren en ging naar bingoavonden.