***

Cjard Isaksen zat met zijn vrienden op de achterbank van een oude Volvo. Hij dook snel naar beneden toen hij zijn vader in de blauwe Opel Corsa voorbij zag rijden.

"Shit", mompelde hij voor zich uit, "dat scheelde niets."

"Wat scheelde niets?" Morten keek hem vragend aan.

"Niks."

"Wie was dat?" Mongo draaide zich om naar de jongens die achterin zaten.

"Een idioot", antwoordde Gard terwijl hij de rode lichtjes nakeek die over de rotonde verdwenen. "Hij zal wel weer naar zijn werk moeten, zoals altijd", mompelde hij terwijl hij zijn hand door zijn haar haalde.

Hij voelde nog steeds de angst dat alles nu afgelopen was. Hij had dat nu-is-alles-afgelopen-gevoel continu in zijn lijf. Hij vertrouwde zijn vader niet. Hij bleef een vreemde, iemand anders. Hij dacht aan hoe hij vroeger van zijn vader had gehouden. Toen zijn vader hem in de steek had gelaten, was er iets kapotgegaan. En nu had hij besloten dat het hem allemaal een rotzorg zou zijn. Ze konden de pot op. Hij moest op een of andere manier zijn agressie kwijt zien te raken.

Georg stond in zijn kinderbedje in de logeerkamer te huilen toen Gard vier uur later thuiskwam. Op het ladekastje lag een briefje van zijn moeder dat ze naar haar werk was gegaan, net als zijn vader. Ze schreef dat hij voor alles moest zorgen tot zijn vader terugkwam. Gard snoof, struikelde over Vetles bemodderde voetbalschoenen en vergat de deur achter zich op slot te doen. Hij was een beetje misselijk en duizelig. Hij liep de trap op naar boven. Hij had na vier uur niets meer gegeten. Door het kindergehuil ontstak hij in zijn vertrouwde razernij.

De rode kat was wakker geworden en sprong uit de luie stoel. Hij kwam nieuwsgierig de trap op lopen.

Gard draaide zich om, deed een paar passen naar beneden en ging zitten. Hij stak zijn handen naar voren om de kat te lokken. Het kinder- gehuil hield even op, maar ging toen onverdroten verder. Het dier gleed heen en weer langs zijn dij en knie. De kat spon luid en keek hem met half dichtgeknepen ogen aan. Hij tilde hem op en drukte het dier tegen zich aan. Zijn gezicht boorde hij in de zachte nekplooi.

Hij voelde plotseling hoe moe hij was. Hij tilde zijn arm op en rook aan zijn jack. De weeïge hasjlucht hing in de stof.

"Shit", mompelde hij en hij liet de kat los, stond op en deed de laatste stappen naar boven.

Hij deed de deur van Vetles kamer open. Zijn broer was vergeten om het ventilatieluikje open te zetten. De lucht was zwaar en donker. Vetles gelijkmatige ademhaling ging op en neer.

"Mama?" dreinde Georg vragend in de logeerkamer.

Gard keek naar de halfopen deur.

"Mama?"

Gard liep er geïrriteerd naar toe, deed de deur van de logeerkamer verder open en keek zijn halfbroertje woedend aan.

Georgs gezicht was opgezet van het huilen. "Mama?" vroeg hij nog een keer.

"Je moeder is hier niet", zei Gard scherp.

"Papa?" vroeg het jongetje voorzichtig.

"Die is er ook niet." Gard deed een stap de kamer binnen en Georg liet zich snel vallen en trok het dekbed over zijn hoofd. Onder het dekbed klonken een paar grote snikken.

"Nu houd je je mond", zei Gard en wachtte nog even voor hij de kamer weer uit liep en de deur hard achter zich dichttrok. In de badkamer nam hij een grote slok water uit de kraan. Hij keek even in de spiegel naar zijn afstotelijke gezicht en baande zich toen een weg door zijn eigen rommelige kamer, waar hij zijn spijkerbroek en jack uittrok. Zijn sokken en T-shirt hield hij aan.

Hij liet zich op het onopgemaakte bed vallen en bleef daar even uit het raam liggen staren naar een paar sterren. Hij was te moe om op te staan en de gordijnen dicht te trekken. Bijna onmiddellijk viel hij in slaap.

In de donkere kamer stond Georg in het kinderbed te luisteren. De stilte om hem heen groeide dreigend. Hij zat vol onderdrukt huilen. Hij wilde dit niet. Wilde niet alleen in deze kamer zijn. Waar niets van hem hield, het bed niet, het dekbed niet. Niet eens zijn brandweerauto. Die stond in de hoek op een blauw schrijfbureautje met twee witte, griezelige ogen naar hem te staren. Hij was bang. Toen gleed de deur open en kwam de poes binnenwandelen.

"Poes, poes", zei Georg. Hij ging op zijn hurken in het bed zitten en strekte zijn beide armen naar het rode dier uit. De kat maakte een sprong alsof hij kon vliegen en landde in het warme kinderbed. Hij begon zich onmiddellijk ijverig te likken. Het jongetje stak zijn hand naar hem uit en aaide hem over zijn zachte rug.