Karen Geber deed haar dikke jack uit en trok de mouwen van haar trui naar beneden.

"Kun je goe5 met je moeder overweg?" vroeg Cato Isaksen.

Karen Geber knikte snel. "Ja, ik wel", zei ze.

"Maar Tanja niet?"

"Jawel, Tanja wel", zei Karen Geber nors.

"We weten dat Therese tegen veel dingen in opstand kwam", glimlachte Cato Isaksen ontwapenend. "We hechten daar niet zoveel waarde aan."

Karen Geber gaf geen antwoord.

"En je vader?"

"Hij is niet zo vaak thuis. Hij is veel op reis en hij werkt de hele tijd. Maar ..." ze aarzelde even, "hij houdt toch heel goed in de gaten wat we allemaal doen. We mogen eigenlijk niet zoveel."

"Ik denk dat het ook niet zo gemakkelijk is om vader van drie, neem mij niet kwalijk, twee meisjes te zijn", zei Cato Isaksen.

Karen Geber keek hem aan. "U bent de vader van Gard, hè?" vroeg ze.

Cato Isaksen bewoog onrustig op zijn stoel. "Ja", zei hij Snel. "Ken je hem?"

Karen Geber haalde haar schouders op. "Ik ken Mongo", zei ze, "en Tone."

"Tone?"

"Zijn vriendin."

"De vriendin van Mongo?"

"Nee, de vriendin van Gard. Ze is het zusje van Marius, de vriend van Tanja."

Cato Isaksen voelde zich beschaamd dat hij niet op de hoogte was. Hij greep zijn kans. "Wat voor meisje is die Tone?"

Karen Geber keek hem aan. "Kent u haar niet?" vroeg ze verwonderd.

"Ik wil graag jouw mening horen."

Ze keek hem met haar blauwe ogen scherp aan. "Ze is een moord- meid", zei ze. "Ze zit bij mij in de klas. Ze is de beste van allemaal."

Cato Isaksen voelde een warme vreugdegloed door zijn lichaam trekken. Hij slikte een paar keer. "Terug naar je vader", zei hij, iets strenger dan zijn bedoeling was.

Karen Geber zuchtte. "Hij volgt ons", zei ze, "naar feestjes en dergelijke. In het begin bespiedde hij de tweeling, toen ze pas waren verhuisd. Hij was woedend op hen. Met name op Therese, want hij vond dat het allemaal haar schuld was."

"Wat was haar schuld?"

"Tja, dat ze waren verhuisd en zo. Hij vond dat ze veel te jong waren. Dat vond mama ook. Ik ben blij dat het Tanja niet was."

"Dat zij niet degene was die stierf, bedoel je?" vroeg Cato Isaksen ernstig.

Karen Geber kromp op de stoel ineen. "Ja", zei ze.

"Het is heel normaal dat ouders en kinderen elkaar zo af en toe in de haren vliegen als de kinderen ouder worden", zei Cato Isaksen.

"Jawel", zei Karen Geber, "maar sommige ouders zijn niet zo ouderwets als die van ons. Mama is zo bezig met God en dergelijke. Het wordt af en toe te veel."

"En je vader?"

"Hij is niet zo."

"Hoe is hij dan?"

"Tja, hij is een beetje veel bezig met zijn werk, maar hij is eigenlijk wel oké. Krijgen zij te horen wat ik zeg?"

"Je ouders, bedoel je?"

"Ja?"

"Nee hoor." Cato Isaksen schudde het hoofd."Dit is niet zo belangrijk, maar we proberen ons een beeld te vormen, begrijp je, een overzicht te krijgen."

"En dan kan zelfs het kleinste detail erg belangrijk zijn", zei Randi glimlachend. "Maar we vertellen hierover niets aan je ouders."

"Oké", zei Karen opgelucht en ze ging verder. "Mama is beslist in orde, maar ze doet af en toe een beetje moeilijk. Ze wil alleen maar het beste voor ons, maar ze geeft ons toch een gevoel van ... mislukking ... alsof we het fout doen. Nou ja... op een bepaalde manier in elk geval."

"Omdat jullie niet geloven?"

Karen Geber haalde haar schouders op. "We geloven wel een beetje ... op een bepaalde manier. We gaan vaak naar de kerk. Ik heb vorig jaar confirmatie gedaan en dat vond ik fijn. Ik geloof op een bepaalde manier in God. Maar je kunt toch ook... wel eens gek doen en zo? Dansen en zo?"

"Je moeder vindt dat niet leuk?"

"Nee." Karen Geber schudde haar hoofd.

"Heb je een goed contact met Tanja?"

"Ja", zei Karen voorzichtig glimlachend,"heel goed. Ze zegt dat we misschien met zijn tweeën kunnen gaan wonen. Een eigen plekje vinden."

Terwijl ze sprak bekeek Cato Isaksen haar. Ze maakte een ontspannen indruk.

"Wat zeggen je ouders daarvan?"

"O, nee, bent u gek, die hebben geen idee. Mama wordt helemaal... tja. Ik ben nog maar zestien jaar", zei ze tot slot terwijl ze hem verdrietig aankeek.

De vriendenkring werd opnieuw nauwkeurig nagetrokken. Deze keer nog grondiger. Zo zat recherchewerk in elkaar. Herhaling tot in het absurde. Daarom bezochten de rechercheurs de vrienden ook thuis.

Mongo woonde samen met zijn moeder en stiefvader in een driekamerflat in Borgen. Het langwerpige gebouw lag aan het begin van de Huldrevei, een paar honderd meter van het flatgebouw waar Stine Marlen Kvarme woonde.

Hij was niet thuis toen Cato Isaksen en Roger Hoibakk langskwamen op de terugweg van Gulhella en Ida's moeder, Agnes Hansen.

Mongo's stiefvader was in de dertig. Een magere, beetje weke man met een gezicht vol acnelittekens. Hij was netjes gekleed in een lichtblauw overhemd en een spijkerbroek. Aan zijn voeten had hij pantoffels. In de flat rook het naar pasgebakken taart. Cato Isaksen verontschuldigde zich en zei dat het hem speet dat ze op een ongelegen moment kwamen.

De stiefvader schudde zijn hoofd en zei dat ze natuurlijk welkom waren. "Kom binnen", zei hij vriendelijk.

Een donkere, corpulente vrouw kwam uit de keuken. Ze leek hooguit een meter vijfenvijftig lang te zijn. Ze was begin veertig. Ze veegde haar kleverige handen af aan haar schort en begroette hen met ernstige stem. "Lone Vogel", zei ze met een duidelijk Deens accent. "Ik zal u geen hand geven, ik zit onder het cakebeslag."

Cato Isaksen stelde zichzelf en Roger Hoibakk voor en vertelde dat ze van de afdeling Moordzaken van het politiedistrict Oslo waren.

"Het is verschrikkelijk van die meisjes", zei ze. "En van Stine Marlen." Haar gezicht kreeg een trieste uitdrukking. "We kenden haar niet, maar onze oudste dochter heeft een paar keer met haar gespeeld."

"We zijn doodsbang voor die twee van ons", zei de stiefvader bitter. "We durven ze geen moment alleen buiten te laten."

Twee kleine meisjes kwamen de keuken uit gerend. Ze waren mooi, met bruine ogen die een beetje scheef stonden. Ze hadden rode blossen op hun wangen. Ze konden niet veel ouder dan drie en vier jaar zijn. Ze droegen gebloemde schortjes over hun rode maillots. De oudste had cakebeslag op haar wang en aan haar handen. De jongste had boter in haar pony.

"Dit zijn Maria en Celine", zei de vader trots."Onze dochters", voegde hij er glimlachend aan toe.

"Ja, Rudolph is mijn zoon", zei Lone Vogel terwijl ze de rechercheurs voorging naar de gezellige, lichte kamer. Ze vroeg hun plaats te nemen op de blauwe bank, terwijl ze een paar kranten weglegde die op een stapel op de tafel lagen.

"Rudolphs vader ..."begon Cato Isaksen."Louter een formaliteit", zei hij.

Lone Vogel, die op het uiterste puntje van een stoel was gaan zitten met haar handen in haar schoot, keek hem treurig aan. "Ja", zei ze, "hij woont in een of ander hotelletje in de stad. Ik weet niet precies waar. Hij heet Hans Egil Johnsen. Ik heb hem zeker vijf jaar niet meer gezien. Rudolph denkt dat hij in Canada is." Ze haalde haar schouders op: "Ik weet dat ik hem de waarheid had moeten vertellen, maar het is het beste zo."

"Het is geen beste man", zuchtte de stiefvader. "Helaas."

De kleine meisjes maakten ruzie in de keuken. Ze schreeuwden om het hardst over het een of ander, en de vader stond verontschuldigend glimlachend op. "Kinderen", zei hij berustend.

Cato Isaksen zat Lone Vogel te bekijken. Hij wenste Roger Hoibakk naar het eind van de wereld. Hij zou verschillende dingen met haar willen bespreken. Bij de begrafenis van Therese Geber had Mongo naast Gard gezeten. Misschien trokken ze met dezelfde mensen op. Of beter gezegd, hadden ze met dezelfde mensen opgetrokken. Hij wilde Gard graag vertrouwen als hij zei dat hij had gebroken met zijn oude vrienden. Misschien gebruikte Mongo drugs. Alsof Roger Heibakk zijn gedachten kon lezen, stond hij opeens op en vroeg of hij gebruik mocht maken van het toilet.

Toen de deur achter hem dichtviel, vroeg Cato Isaksen ronduit of de moeder vermoedde dat haar zoon drugs gebruikte.

Lone Vogel zag eruit alsof de hemel naar beneden was gekomen. "Drugs? Rudolph?" Ze glimlachte nerveus. "Hij haat drugs", zei ze. "Hij

heeft het er vaak over. Hoe achterlijkje ervan wordt en hoe stom het is. Hij drinkt ook bijna niet", zei ze. "Rudolph is een prima jongen." "En u vertrouwt hem?" "Natuurlijk", zei ze verontwaardigd. Cato Isaksen lachte even naar haar."Mooi", zei hij. Roger Hoibakk kwam terug van het toilet. De stiefvader en de twee kleine meisjes kwamen uit de keuken.

hij spande de dromenvanger tussen twee stoelen. Hij had het haar van Ida Henriksen in een leren strook gevlochten, samen met vijf gekleurde kralen. Hij transpireerde. Hij wist opeens niet of de droom in de dromenvanger zat of de dromenvanger in de droom. Maar hij kende de symptomen. De onrust trilde in zijn lichaam. Hij wist dat hij het werk waar hij aan begonnen was moest afmaken. Er was er nog maar één over.

Een uur geleden had hij een oude dame geholpen om een tafel naar boven te dragen. Die was te groot voor de lift. Ze had aangebeld en hem om hulp gevraagd. Hij had pijn in zijn rug gekregen van het tillen. Hij vervloekte de oude dame. Toen hij daarna naar zijn eigen flat wilde teruggaan, had ze hem, om te bedanken, een doosje bonbons gegeven. Hij had het doosje aangenomen en gezegd dat het te veel was. Hij keek naar de oude dame in de deuropening. Hij keek naar binnen, achter haar. Om de oude dame heen zag hij een bruin aura. Het was de dood.

Hij herinnerde zich de indiaan die hem de dromenvanger had verkocht. Hij stond bij een roze en geel kraampje. Hij was gekleed in een spijkerbroek, een geruit shirt en gymschoenen. Op zijn hoofd had hij een witte pet met een klep. Uit een klein radiootje stroomde simpele popmuziek.

"Het is een reproductie", had hij gezegd terwijl hij zijn hoofd scheef hield. "De echte oude dromenvangers vind je niet meer. De antieke kosten een vermogen."

"Maar werkt hij wel?" Hij had zijn vingers tussen de leren stroken met kralen en veren gestoken. Hij had hem bij zijn neus gehouden en eraan geroken.

"Het is echt leer", had de indiaan gezegd. "En hij werkt, als jij wilt dat hij werkt." Hij had zijn hoofd achterovergegooid en gelachen."Hij werkt, man, zeker weten dat hij werkt."

De in spijkerbroek geklede indiaan had gezegd dat de dromenvanger de kracht van het leven en de tijd weerspiegelde. "Er is een tijd voor alles, nietwaar? Heppa, heppa." Hij had met zijn vingers geknipt en zijn stralend witte tanden ontbloot. Een van de voortanden was afgebroken. "Ifyou listen to the good farces, they'll steeryou in the right direction. But, ifyou listen to the bad farces, they'll steer you in the wrong direction and hurt you. The spider speaks." Hij had de dromenvanger van hem afgepakt en uitgespreid en hem erop gewezen dat hij leek op een spinnenweb. "Look at this perfect center with a hole in it. You see?" Hij had trots geglimlacht. "Buy it, Mister. You won't regret."

"De geschiedenis van de dromenvanger gaat terug tot het moment dat het woord nog nieuw was", zei een oude dame. "En dat is lang geleden", zei ze terwijl haar lach over haar zwarte, droge lippen stroomde. De gekleurde strepen op haar gezicht deden hem denken aan een landkaart.

Hij had de dromenvanger gekocht en was sindsdien te weten gekomen dat het gat in het midden bedoeld was om boze dromen door te laten en ze zo te laten verdwijnen. En hij had toen al geweten dat hij domme dingen zou gaan doen. Ja, hij had daar en op dat moment eigenlijk de beslissing genomen. Omdat de wereld er van onderen heel anders uitzag. Hij wilde het goede, maar wist dat hij door het boze heen moest om daar te komen.

De dromenvanger was mooi. Maar hij had een kracht die hem bang maakte. Hij had een duizend jaar oude macht. De kralen toonden de kracht. En in de veren lag het kwade verborgen.

ente Isaksen telde de knopen om te beslissen wat ze zou doen.

Over anderhalf uur begon haar late dienst en Cato was nog niet thuis, zoals hij had beloofd. Het was zaterdag 16 januari, halftwee. Na een heftige discussie, een paar dagen geleden, had Cato uiteindelijk toegegeven en beloofd dat hij wat de kinderen betreft het roer zou omgooien. Hij was het ermee eens dat hij aan alle drie te weinig tijd besteedde, maar dat dat vooral bij Georg het meest knelde. "Ik weet niet wat Sigrid zou zeggen als ze wist dat het kind bij mij was en niet bij jou", had Bente hatelijk benadrukt.

Hij was natuurlijk met de gebruikelijke verontschuldigingen gekomen, dat ze snel met deze zaak klaar zouden zijn, dat de oplossing inzicht was. Dat het alleen maar een kwestie van tijd was. Maar Bente wist dat het niet waar was. Als een zaak was opgelost, stond er weer een nieuwe voor de deur.

"Die verdomde moorden ook", mompelde Bente voor zich uit terwijl ze Georg zijn jas aantrok en hem een broodje in zijn handen drukte.

"We gaan naar papa", zei ze vrolijk. "Jij en ik."

"Naar Hamza?" vroeg de jongen, ernstig naar haar opkijkend met zijn heldere ogen. Hij kauwde op het droge broodje en het was hem al gelukt om de vloer van de gang met kruimels te bezaaien.

"Nee, naar papa", benadrukte Bente, hem over zijn wang aaiend."Kom maar, lieverd", zei ze en reikte hem haar hand.

Ze was even bezig om het kinderzitje goed vast te zetten. In de auto op weg naar de stad zongen ze alle liedjes die ze konden verzinnen. Het kind kon goed zingen, en Bente glimlachte naar hem in het achteruit-kijkspiegeltje. "Wat kun je dat goed", zei ze. "Hartstikke goed."

"Ja", zei Georg. Zijn muts was over zijn ogen gezakt en hij probeerde hem weer omhoog te duwen.

Ze reden langs Sandvika. "En wat hebben jullie een mooie baby gekregen", vervolgde Bente.

"Ze mag in de draagzak bij mama op haar buik, dat mag ik niet", zei hij.

Bente lachte. "Maar jij bent ook al groot, Georg", zei ze.

"Nee", zei hij, "ik ben niet groot. Twee boten", zei hij, naar het water wijzend.

"Ja", zei Bente, "in de zomer zijn hier veel boten."

"Ja", zei Georg, "met zeilen."

Cato Isaksen zat midden in een evaluatiebespreking toen hij naar de receptie werd geroepen. Er is bezoek voor je, luidde het bericht.

"Ik ben binnen een minuut terug", zei Cato Isaksen geïrriteerd terwijl hij naar de deur liep.

Ingeborg Myklebust stond op en liep naar de andere kant van de tafel om de brief te bekijken die Roger Hoibakk zojuist van TV 3 had gekregen.

"Natuurlijk moeten we dat proberen", zei ze. "We hebben toch niets te verliezen."

De anderen waren het ermee eens en met name Asle Tengs wees erop dat ze een maand geleden veel goede tips hadden gekregen toen ze hadden meegedaan aan het programma Opsporing." Ik geloof dat ze de overvaller te pakken hebben gekregen. Die van dat geldtransport."

Toen hij de gang in liep stond Bente met de receptionist te praten. Georg stond naast haar te springen. Aan zijn voeten had hij zijn blauwe, iets te grote Cherrox-schoenen, die vroeger van Vetle waren geweest.

Bente kreeg haar echtgenoot in het oog en draaide zich naar hem om. "Hallo", zei ze gemaakt vrolijk.

"Hallo", zei hij. Al langzaam begon hem te dagen wat hem te wachten stond.

"Je was niet op de afgesproken tijd thuis", zei ze rustig, "dus leek het me het beste Georg naar jou toe te brengen."

"Juist", zei hij kortaf, terwijl hij de nieuwsgierige blik van de receptionist probeerde te ontwijken.

"Over drie kwartier begint mijn late dienst", zei Bente, "dus dan is dit het gemakkelijkst, nietwaar?"

Cato Isaksen keek haar aan. Hij probeerde rustig te blijven. "Maar ik zit hier nog wel een tijdje vast", zei hij.

"O", zei Bente terwijl ze ondertussen haar handschoenen aantrok. "Hij heeft een broodje gegeten", zei ze, "maar over een uurtje heeft hij vast honger."

Cato Isaksen stond haar na te staren toen ze wegliep. Georg, die met zijn handen aan de rand van de balie hing, viel plotseling naar beneden en bonsde met zijn voorhoofd hard op de vloer. Hij zette het onmiddellijk op een brullen.

Cato Isaksen voelde de woede door zijn lichaam stromen. Wat een klotestreek van haar. Hij liep naar Georg toe en tilde hem op. Het jongetje haalde diep adem om krachten te verzamelen voor een nieuwe brul.

Ingeborg Myklebust stak haar hoofd om de deur. "Wat gebeurt hier?" vroeg ze, naar Cato Isaksen kijkend die op zijn hurken een klein jongetje zat te troosten.

"Niets", zei hij luchtig. "Helemaal niets", glimlachte hij en liep haar tegemoet met het kind op zijn arm.

Iedereen staarde hem aan toen hij het kantoor weer binnenkwam. Het jongetje schreeuwde nog steeds en helder snot stroomde uit zijn neus.

Randi Johansen haalde een rol keukenpapier. Cato Isaksen nam het papier van haar aan en veegde het meeste snot weg. Toch kreeg hij een vieze hals toen het kind verlegen zijn gezicht tegen hem aandrukte. "Ik wil niet", riep hij.

"Wat wil je niet?" vroeg Cato zacht. "Wat?"

"Wil niet", zei het jongetje nog een keer en schopte zo hard hij kon met zijn vieze Cherrox-schoenen. Cato Isaksen zette geïrriteerd zijn zoon op de grond.

"Jee", zei Roger Hoibakk grijnzend.

Ingeborg Myklebust was naar het raam gelopen en had het opengezet. Nu stond ze een sigaret te roken. Ze was woedend. Asle Tengs, die grootvader was van een kind van ongeveer dezelfde leeftijd, vroeg of het jongetje een tekening wilde maken van een mooie auto, die ze als versiering aan de wand konden hangen.

Georg dacht er even over na. Hij keek de oudere rechercheur wantrouwend aan en likte de rest van het snot rond zijn mond weg.

Asle Tengs stond op om papier en een potlood te pakken uit een van de laden van Cato Isaksens bureau.

"Jee", zei Roger Hoibakk nog een keer.

"En zijn moeder?" Ingeborg Myklebust had haar sigaret op een schoteltje uitgedrukt.

"Zij is hier nu niet", zei Cato Isaksen snel terwijl hij naar Randi keek, die hulpeloos haar schouders ophaalde.

Georg kreeg het papier en twee pennen en werd door Asle Tengs op een stoel getild. "Zo", zei hij,"nu kunnen we verdergaan."

De rechercheurs gingen weer rond de tafel zitten. En Georg begon te tekenen.

"Oké", zei Cato Isaksen gefrustreerd, "laten we TV 3 proberen."

"Regel jij dat?" Ingeborg Myklebust keek Cato Isaksen aan. "Jij bent de leider van het onderzoek."

"Komt in orde", zei Cato Isaksen.

"Dat is niet auto", zei Georg terwijl hij Asle Tengs scheef aankeek en verderging met tekenen.

"Nee, wat is het dan?" De joviale rechercheur keek glimlachend naar het kind.

"Hamburger", zei hij, "met ketchup."

Roger Heibakk begon te lachen. "Jeminee", zei hij.

"Maar kunnen ze de reconstructie zo snel opnemen?" vroeg Ingeborg Myklebust.

Randi Johansen leunde over de tafel. "Het komt pas over een paar weken op tv", zei ze. "Het kost tijd om beide moorden op te nemen. Of om ze te reconstrueren, bedoel ik."

"Er is niet zoveel te reconstrueren", zei Cato Isaksen. "We weten eigenlijk niets."

"Het is een Big Hamburger", zei Georg, naar zijn tekening wijzend. Toen stopte hij een van zijn vingers in zijn neus. "Een McDonald's-ham burger", zei hij terwijl hij rusteloos op zijn stoel draaide.

"Zit stil", zei Cato Isaksen vanaf het andere eind van de tafel. Maar Georg duwde de stoel waarop hij zat achteruit en maakte duidelijk dat hij eraf wilde. Asle Tengs pakte hem glimlachend bij zijn bovenarm en hielp hem op de grond. "Papa is dom", zei Georg.

"Verdomme", zei Roger Ho ibakk zacht en pakte zijn kam nog een keer.

De rechercheurs werden het erover eens dat Asle Tengs contact op zou nemen met de tv-ploeg om alles nauwkeurig door te nemen. Het was zijn verantwoordelijkheid dat alles zo zorgvuldig mogelijk werd gereconstrueerd.

De deur ging open en Preben Ulriksen kwam binnen. "Hallo", zei hij, "ik kom net van..."

Georg was naar het raam gelopen. Hij liet zijn kleine vingertjes over de radiator glijden. "Warm", zei hij en keek naar zijn vader, die verdiept was in zijn papieren.

"Warm", riep hij nog harder.

Preben Ulriksen staarde verwonderd naar het kind.

"Die is van Cato", zei Randi, terwijl ze hem de kopieën gaf voor de uitzending van Opsporing op TV 3.

"Juist", zei Preben Ulriksen terwijl hij ging zitten en zich over de papieren boog.

Na afloop van de vergadering kwam Ingeborg Myklebust naar Cato Isaksen toe en zei dat ze het merkwaardig vond dat de moeder het kind bij hem kwam afleveren terwijl hij met zo'n moeilijke zaak bezig was. "Ik hoop dat ze de ernst inziet van waar je mee bezig bent", zei ze. "Dat ze je werk respecteert."

"Ja", zei Cato Isaksen gespannen."Dat doet ze zeker", voegde hij eraan toe.

Roger Hoibakk kwam naar hen toe. "Was dat dan zijn moeder, die hem bracht? Ik dacht dat het je vrouw was", grijnsde hij en terwijl hij de kamer uit liep klopte hij stoer op zijn achterzak. "Tja, hoewel, ze is misschien je vrouw niet meer. Jullie zijn toch gescheiden?"

Cato Isaksen zag Ingeborg Myklebusts ernstige blik.

"Roger is een klootzak", zei hij en tilde het kind op dat aan zijn been hing. "Ik wil prik", zei Georg en keek zijn vader aan. "Nu", zei hij. "Een groot glas, met een rietje. En zo'n Mickey Mouse-dingetje, zoals ze bij McDonald's hebben. Zo een met dunne beentjes en oren die je kunt draaien."