***

Het tikken van de grote staande klok benadrukte onbarm hartig dat de tijd toch niet stil was blijven staan. De tijd liep niet, maar sloop op zwarte schoenen verder.

Cato Isaksen keek de groep rond, die bestond uit de ouders van het slachtoffer, haar tweelingzus en vijf vrienden. Een vel papier dwarrelde op de grond toen iedereen tegelijk opstond om de leider van het onderzoek te begroeten.

Hij probeerde om voor ieder afzonderlijk een bijzondere belangstelling aan de dag te leggen, vooral toen hij de naaste familie een hand gaf, maar zijn verkoudheid dempte het vermogen om zijn blik te richten. Het kwaad bestond uit vele roofdieren. Het was zijn taak om de moordenaars op te sluiten.

"Ik weet dat dit voor u allemaal een dag van onbeschrijfelijk verdriet is", begon hij, terwijl hij de ouders van het slachtoffer, haar zus en haar vrienden om de beurt aankeek. Na de zoektocht van die nacht waren ze alleen even thuis geweest om andere kleren aan te trekken. Hij ging zitten op de stoel die een donkerharige jonge vrouw op een paar enorme plateauschoenen en met een glimmende ring door haar wenkbrauw voor hem had gepakt.

"God is met ons in goede en slechte tijden", mompelde Berit Geber dapper. De anderen reageerden niet op haar uitspraak.

Cato Isaksen keek om zich heen. In de lichte woonkamer stond een grote cretonnen bank met een bloemmotief. Kunst aan de wanden, een glazen tafel, een piano vol familiefoto's en een oude, indrukwekkende eethoek.

Ongewild bleef zijn blik iets langer op een minder mooi, uitgesproken dik meisje rusten. Haar gigantische dijen puilden over de zitting van haar stoel, haar mollige vingers lagen stevig ineengestrengeld op haar schoot. Ze zat voorovergebogen en leek slecht op haar gemak; het bruine haar hing als een gordijn voor haar gezicht.

Ook de moeder van het slachtoffer trok zijn aandacht. Ze zat ineengedoken op de bank, keek naar beneden en hield een verkreukeld stukje keukenrol in haar handen. Haar ogen waren kleine, glanzende spleetjes. De schok had zich in iedere gelaatstrek vastgezet. Zo zie je eruit als je voor lange tijd ophoudt met leven, dacht de rechercheur.

"God is met ons, werkelijk waar", herhaalde ze zachtjes.

Cato Isaksen verafschuwde dergelijke bijeenkomsten. Hij deed er alles aan om afstand te bewaren. Zodat de beelden van deze verdrietige mensen niet in andere gezichten zouden opduiken. Zodat hun stemmen niet als duveltjes uit een doosje zouden opspringen als hij sliep of zich ontspande.

Haar zus was blond en mager. Ze zat naast haar vader, die vertwijfeld haar hand vasthield. Tanja Geber keek de leider van het onderzoek hulpeloos aan.

Het dikke meisje heette Hanne Marie Skage, de zwartharige vriendin op de plateauschoenen Ida Henriksen. Haar harde, doordringende blik liet hem niet los. Haar vriend leek iets ouder dan de anderen. Dat klopte. De taxichauffeur Teddy Holm vertelde dat hij vierentwintig was. De vriend van Tanja Geber heette Marius Berner en was negentien. Een mooie, jonge jongen met donkerblond krullend haar.

De laatste persoon in de kamer was alleen maar meegegaan, zoals hij zelf zei. Hij was zeventien en heette Rudolph Vogel, maar iedereen noemde hem Mongo. Hij had een typisch Mongools uiterlijk, smalle ogen en halflang zwart haar met een middenscheiding.

"Ik ben Noors", zei hij. En hij vervolgde: "Mijn vader komt uit Noorwegen en mijn moeder uit Denemarken, haar ouders waren Groenlan- ders. Maar ik ben Noors", zei hij nog een keer. "Nu woon ik trouwens bij mijn stiefvader. Mijn oorspronkelijke vader woont op dit moment in Canada."

Randi Johansen schreef de informatie discreet in een notitieboekje.

Het was duidelijk dat Rudolph Vogel eraan gewend was tekst en uitleg over zijn naam en uiterlijk te moeten geven.

Cato Isaksen keek hem aan en verbaasde zich stilletjes over de uitdrukking' mijn oorspronkelijke vader'.

Rolf Geber liet de hand van zijn dochter los, ging rechtop zitten en keek Cato Isaksen moeizaam aan. "Het is natuurlijk in ieders belang dat de zaak zo snel mogelijk wordt opgelost", zei hij rustig. Hij dacht even na.

"Weten jullie al iets meer? Ik bedoel, hebben jullie al een idee wie het gedaan zou kunnen hebben?"

Cato Isaksen schudde het hoofd. "Nee, het spijt me", zei hij vriendelijk. "Daarvoor is het nog te vroeg. We moeten er rekening mee houden dat deze zaak wel even kan duren. Tenzij er zich plotseling iets voordoet", voegde hij eraan toe, "iets wat opheldering kan brengen. Ik zal u tot mijn spijt met een paar vragen moeten lastigvallen", vervolgde hij. "Roger en Randi hebben u natuurlijk al verschillende dingen gevraagd, maar ik hoop dat u het nog even kunt volhouden."

De groep mensen knikte bedrukt.

"Had Therese een vriend?" begon hij.

Haar zus schudde energiek het hoofd. "Nee", zei ze beslist, "op het moment niet."

"Probeert u ons te vertellen dat ze is verkracht?" Teddy Holm stak een sigaret op.

De vraag bracht bij de moeder en de zuster van het slachtoffer een zacht gekreun teweeg.

"Daarover kunnen we nog niets zeggen", zei Cato Isaksen. Hij stond op en liep naar de piano. Op een van de foto's stonden twee blonde meisjes van een jaar of zeven, in klederdracht en met een Noors vlaggetje in de hand. Op een andere foto zag hij drie kleine meisjes in een boot.

"We hebben nog een dochter", zei Rolf Geber terwijl hij de foto oppakte. Hij was opgestaan en Cato Isaksen naar de piano gevolgd. Hij schraapte voorzichtig zijn keel. "Karen", zei hij. "Ze is naar school, we hebben haar gedwongen gewoon naar school te gaan. Ik wilde niet dat ze meeging zoeken."

"Ze weet nog niet wat er is gebeurd", zei Berit Geber zacht. "Ze is pas zestien."

"Was de tweeling eeneiig?" vroeg Cato Isaksen. Rolf Geber zuchtte diep. "Nee", zei hij, "dat... zijn ze niet. Sorry, waren ze niet", herhaalde hij.

"Maar ze leken veel op elkaar", zei Berit Geber. "Heel erg veel", herhaalde ze.

"Niet waar", zei Tanja Geber heftig. "Je weet dat dat niet waar is, mama. Therese en ik leken niet op elkaar."

Cato Isaksen nam hen achtereenvolgens op. De moeder zonk nog meer ineen, Tanja Geber rechtte haar rug.

"Roger Haibakk en Randi Johansen hebben u natuurlijk verteld

waar ze is gevonden", zei Cato Isaksen om de wrevelige stemming te doorbreken.

"Ja, in het water bij Aker Brygge", zei Rolf Geber toonloos.

Cato Isaksen knikte en liep terug naar zijn stoel. "Het is allemaal erg vreemd", zei hij. "We begrijpen niet goed hoe de auto helemaal hier in Asker terecht is gekomen. Dat is ook de reden dat we het onderzoek nu al hebben uitgebreid. We hopen nog organische sporen te vinden en vingerafdrukken natuurlijk", zei hij.

De jonge mensen keken elkaar aan. "U zult onze vingerafdrukken ook vinden", zei Ida Henriksen."We hebben allemaal in de auto gereden. Ik heb nog geen rijbewijs, maar ik heb wel een paar keer een proefritje gemaakt. Hij ook", zei ze naar Mongo knikkend, die met gebogen hoofd zat en een kleur kreeg.

"Ik heb ook vaak in de auto gereden", zei Teddy Holm rustig. Hij rolde een dikke gouden ketting over zijn krachtige pols heen en weer. "Als ik niet de beschikking over de taxi had. Die is niet van mij, ik rijd voor iemand anders", zei hij snel. "We noemden de Opel de Oude Bles. Er was altijd wel iets mis mee. Ik heb er heel wat aan gesleuteld."

"Maar hij was van Therese", zei Tanja Geber scherp. "Het was haar auto. Ze had hem voor een paar duizend kronen gekocht."

"Hij was niet gekeurd", zei Rolf Geber rustig. "De auto was nooit door de keuring gekomen."

"Nee", stemde Teddy Holm in. "Nooit van zijn leven."

De vier meisjes, Therese, Tanja, Ida en Hanne Marie, waren naar de Herfst- tentoonstelling geweest en hadden de avond afgesloten met een maaltijd en een fles wijn in Café Arcimboldo. Omdat ze reed, had Therese alleen mineraalwater gedronken. Van de jongens was niemand erbij geweest.

"Ze ging alleen even naar de auto om een tijdschrift te halen", zei Ida Henriksen. Ze draaide gedachteloos aan de ring in haar wenkbrauw. "Ze wilde ons iets laten zien, iets over een nieuwe manier om af te vallen, waarbij je gewoon kon eten, je moest alleen wat meer water drinken. Of zoiets, zei ze. En toen kwam ze niet meer terug."

Het dikke meisje zweeg nog steeds.

"Na een poosje ben ik achter haar aan gegaan", zei Tanja Geber. "Omdat het zo lang duurde. De auto was weg. Ik dacht dat ze misschien ergens boos over was geworden en naar huis was gereden of zo."

"Maar we wisten natuurlijk dat dat niet klopte", zei Ida Henriksen gejaagd, "want ze was helemaal nergens boos over. Toen niet."

"Therese werd vaak boos", zei Teddy Holm.

Niemand protesteerde.

"Ze was zon beetje de baas", zei Mongo.

Ida Henriksen sloeg haar armen over elkaar. "Dat ben ik niet met je eens", zei ze. "Therese was Therese. Ze was niet meer de baas dan de anderen."

"Niet meer dan jij misschien", zei Tanja Geber.

"Hou erover op", zei Marius Berner kortaf. "Therese is dood."

Cato Isaksen probeerde te ontdekken wat de bijdehante, haast brutale Ida Henriksen zag in de trage, niet erg flitsende taxichauffeur Teddy Holm. Zijn haar werd al dun. Hij had een spottende trek op zijn gelaat, alsof hij plezier had in de situatie. Cato Isaksen besloot voorlopig dat het van de zenuwen kwam. Teddy kletste maar door dat hij voor een vriend van hem reed die twee auto's had. Hij leek kinderlijk bezeten van auto's. Vertelde over het verschil tussen een Volvo en een Mercedes. Zei dat er voor hem niets boven een Mercedes ging. Teddy Holm was anders dan de anderen. Hij paste er eigenlijk niet bij. Het plaatje klopte niet.

"We nemen nu geen echt verhoor af", zei Cato Isaksen. "We willen graag dat jullie de komende dagen allemaal naar het bureau komen. Het liefste morgen al", zei hij.

"Morgen is het zaterdag", zei Mongo.

"Dat weet ik", zei Cato Isaksen. "Hoe eerder hoe beter. Op alle drie de plaatsen is het technisch onderzoek in volle gang. De auto is voor nadere inspectie naar de garage gesleept. En we zullen het onderzoek vanmiddag al uitbreiden", zei hij.

Teddy Holm en Mongo keken elkaar aan. "Wilt u zeggen dat we verdacht worden?" Teddy Holm ging zenuwachtig verzitten.

Roger Hoibakk keek hen een poosje aan en schudde toen het hoofd.

"Het is een formaliteit", legde hij uit. "Meer niet. Dat met die auto vertroebelt het beeld overigens wel. Die werd hier in Asker gevonden en daarom zijn we genoodzaakt om alle voorzorgsmaatregelen te nemen. En jullie moeten ons daarbij helpen."

"Natuurlijk", zei Marius Berner.

"Maar we waren er niet eens bij", zei Mongo onzeker. "In Arcimboldo, bedoel ik", ging hij verder. "Hoe kunnen we dan in godsnaam helpen?"