***

Cato Isaksen kreeg het bericht de volgende dag via zijn Mo biele telefoon, toen ze bij Tempelseter aan de oever van een meertje zaten en hun lunchpakketten opaten.

Cato Isaksen zag Bentes blik. Daaruit sprak woede en onrust en iets anders, angst misschien. Cato Isaksen schudde zachtjes zijn hoofd om haar gerust te stellen. "Rustig maar", zei hij terwijl hij zijn hand over de telefoon hield.

"Ga jij ernaartoe", zei hij tegen Roger Hoibakk, "en doe Edland de groeten van mij. Hij heeft deze zaak zeker in behandeling?"

"Ja", zei Roger Hoibakk, "dat is zo."

Bente schonk chocolademelk in de rode plastic bekers van Vetle en Georg. "Wat is er?" vroeg ze. Georg kraaide van plezier dat hij op vakantie was. Hij at een boterham met leverpastei en dronk chocolademelk. Zijn wangen waren rood. Bente deed het koordje onder zijn kin iets losser. Het zat een beetje strak.

"Er is een kind verdwenen", zei Cato Isaksen zacht terwijl hij probeerde een vogel in zijn kijker te vangen. Hij stond op en liep naar het meertje. Hij had nog steeds zijn mobiele telefoon in zijn hand. Hij voelde zich erg ongemakkelijk met de situatie.

De berghelling was rood- en okergekleurd. De heide schitterde in bonte pracht. De hemel was helderblauw en weerspiegelde in het meertje. Grote keien lagen in het rond als getuigen van de krachten van de natuur die al duizenden jaren hun werk hadden gedaan. Zijn handen voelden koud aan en als hij ademde kwam er damp uit zijn mond.

Hij toetste het nummer in van het politiebureau in Asker en Bas- rum en vroeg naar Vidar Edland, die hem onmiddellijk van de situatie op de hoogte bracht. "Het bevalt ons absoluut niet", zei hij bezorgd. "Kleine meisjes die verdwijnen zijn de schrik van elk politiebureau.

Maar ze kan ook plotseling weer opduiken. Van kinderen kun je alles verwachten."

Cato Isaksen zei dat hij nauwkeurig van de zaak op de hoogte wilde blijven en dat hij van plan was een dag eerder terug te komen als ze in de loop van de volgende dag nog niet heelhuids weer thuis was.

"Waarschijnlijk is er geen verband", zei Vidar Edland, "maar je kunt verdorie nooit weten. De auto van Geber werd bij het Semsvann gevonden, dus er moet hier in de omgeving wel een of andere gek rondlopen."

"Het is waarschijnlijk niet zo eenvoudig", zei Cato Isaksen beslist. Hij voelde een soort machteloosheid omdat hij zo ver weg was. De bergwind striemde in zijn gezicht. Hij rondde het gesprek af en liep terug naar Bente en de kinderen.

"Wat is er, papa?" Vetle lachte onzeker naar hem. "Moet je weg?" De angst in de stem van de jongen deed Cato de koude rillingen over zijn rug lopen.

"Nee hoor." Cato Isaksen schudde snel zijn hoofd.

Bente zei niets, verzamelde de lege broodzakjes die bijna wegwaaiden.

"Papa is politieman", zei Georg terwijl hij richting het water liep. Vetle rende achter hem aan om op hem te passen.

Even later belde Roger Hoibakk terug. Cato Isaksen kreeg via de telefoon een samenvatting van het artikel in VG. bestaat er een verband tussen de moord op therese geber en de verdwijning van stine marlen ? luidde de kop. In de krant stond een reportage van meer dan twee pagina's. Daarin stond dat het meisje met andere kinderen bij het flatgebouw had gespeeld. Plotseling was ze verdwenen. Niemand had iets gezien of gehoord. De politie vroeg naar tips.

"Wat zegt Myklebust?" vroeg Cato Isaksen terwijl hij naar de jongens keek die lachend stenen in het bergmeertje gooiden. Bente was naar hen toe gelopen. Hij keek naar haar rug. Het korte, donkerblonde haar werd door de wind heen en weer geblazen.

"Je moet eigenlijk terugkomen", zei Roger Hoibakk ernstig. Cato Isaksen zuchtte en zei dat hij de volgende dag zou komen. "Ik wil vanavond hier in de bergen blijven", zei hij,"voor Bente en de jongens." Bente kwam naar hem toe. "We hebben geluk met het weer", zei ze.

Hij knikte en staarde naar het eentonige landschap. Heide, stenen en mos. En op de achtergrond de bergen en hier en daar kleine meertjes.

Georg riep dat hij stenen in de hemel wilde gooien. "Dat wil ik", zei hij. "Nu!"

Bente lachte. "Ik denk niet dat dat zo gemakkelijk is", riep ze.

"Jawel", zei Georg. "Vetle heeft het gezegd."

Vetle kwam half lopend, half rennend naar hen toe. "Dat heb ik niet gezegd", riep hij. Hij lachte even. "Georg gelooft alles. Hij is gek. Ik zei dat de hemel zich in het water weerspiegelde, en dat we er stenen in konden gooien."