***

hadden Gard niet kunnen overhalen om mee te gaan op vakantie. Cato Isaksen wilde geen ruzie meer. Hij deed zijn best om wakker te blijven. "Ik kan het wel overnemen als jij niet meer kunt rijden", zei Bente bezorgd. "Nee, laat maar", zei hij en wuifde haar voorstel weg.

Op de achterbank zaten Vetle en Georg te babbelen over koeien en stallen. "Sommige gebouwen zijn hooischuren en andere zijn stallen", zei Vetle.

Gard had niets over de begrafenis willen zeggen. Hij had herhaald dat hij Therese eigenlijk niet kende, maar dat Tanja's vriend de broer van een meisje in zijn klas was.

De auto baande zich een weg door het saaie landschap. Cato Isaksen dacht aan de dode Therese Geber en aan het kind in Sigrids buik. De wereld was zwart-wit. Hij dacht aan Ellen Grue. Door haar had hij zich kunnen ontspannen. Hij dacht aan het warme water in haar badkuip. Precies de goede temperatuur voor zijn lichaam. Hij dacht aan huid tegen huid, aan de smaak van haar mond en het badschuim op haar ene wang. Door haar was hij iets van de donkere spanning kwijtgeraakt die hem de laatste tijd in beslag had genomen. Dat was een opluchting. Hij had het nodig. Hij wist dat hij haar weer zou opzoeken. Hij zou het niet kunnen laten. Hij voelde geen spijt. Dit had niets met Bente te maken.

"Kijk daar", zei Georg terwijl hij naar een grote hooischuur wees, "daar wonen de koeien."

Bente leunde met haar hoofd achterover tegen de neksteun. Ze voelde zich onrustig over Gard, die na heel veel alsen en maren thuis was gebleven. Je kon een zeventienjarige niet meer onder je arm meenemen. Bovendien herkende ze zijn wens om met rust te worden gelaten. Het ging vast en zeker goed. Het zou hem ook vast te druk zijn geworden met Georg erbij.

Vanaf de parkeerplaats was het nog tien minuten lopen. Het huisje lag op bijna 950 meter. De berg Snaufjell verhief zich vlak achter het huisje. Op de helling onder het huisje stonden dwergberken en kleine sparrenboompjes dicht op elkaar.

Bente was helemaal weg van de plek. "Stel je voor dat wij ooit zoiets kunnen kopen", glimlachte ze terwijl ze naar het huisje met het houtsnijwerk op de bruine deur toeliep. "Dat zou fantastisch zijn."

"Natuurlijk kunnen we dat, als we willen", zei Cato Isaksen en zette de zware rugzak op de veranda.

Vetle droeg Georg op zijn rug. "Hij is zwaar", zei hij en liet hem op de grond zakken. Zijn muts gleed over zijn ogen. "Ik wil ranja", zei Georg terwijl hij vermoeid in zijn ogen wreef.

Cato Isaksen maakte de deur open. Een grote open haard, een gezellige zithoek, ramen met kleine ruitjes, een keukenhoek en twee kleine slaapkamers. "Echt een mooi plekje", stemde hij in.