***

D e tragische ontknoping van de stine marlen-zaak kwam diezelfde avond uitvoerig in het journaal. Het huis van de oude vrouw die het vijfjarige meisje had overreden en gedood, flakkerde over het televisiescherm. Haar garage waar het lijkje was verborgen, en het smalle weggetje waar het ongeluk was gebeurd, werden ook uitvoerig getoond. Buren werden geïnterviewd. Stine Marlens moeder en broer werden gefilmd toen ze met gebogen hoofd het flatgebouw verlieten en in een wachtende auto stapten. De auto werd bestuurd door de vader van het kind.

Cato Isaksen voelde de misselijkheid door zijn borst trekken. Hij had moeite met ademhalen. Bente had late dienst en Vetle zat in de keuken zijn huiswerk te maken. Gard was naar Tone gegaan.

Cato Isaksen stond op en draaide het geluid van de televisie zachter. Georg had de afstandsbediening zeker weer verstopt.

Hij voelde de angst door zijn lichaam jagen. Hij had drie kinderen. Kinderen waren de belichaming van potenties en toekomstmogelijkheden. Wat als er met een van hen iets gebeurde? Wat als Gard vanavond niet thuiskwam? Wat als Vetle op weg naar school door een auto werd gedood? Of als Georg uit het raam van het flatgebouw viel waar hij met Sigrid en Hamza woonde en vijf verdiepingen lager op de stenen te pletter sloeg?

Hij dacht aan een andere zaak die hij had opgelost. Alles kwam weer bij hem boven. De vrouw die gewurgd in de badkuip lag. Het kind dat rondliep met haar beer onder haar arm. Hoe oud was ze geweest, een jaar of drie misschien? Zoiets als Georg. Ze schuifelde maar rond met haar knuffeldier tegen haar borst geklemd. Ze droeg een witte pyjama met rode stippen. De beer was lichtblauw geweest, en hij herinnerde zich dat het ene oor nat en puntig was gesabbeld.

Vetle riep hem vanuit de keuken. Wilde dat hij hem ergens mee hielp. Cato Isaksen riep zichzelf tot de orde en stond op. Op dat moment

ging de buitendeur open en Gard en een aardig, blond meisje kwamen de gang binnen stampen. "Potverdorie, wat een weer", lachten ze. "Het sneeuwt", zei Gard.

Cato Isaksen knikte tegen het meisje. Ze lachte even, kwam naar hem toe en gaf hem een hand. "Hallo, ik ben Tone Berger", zei ze. Cato Isaksen keek haar aan. Ze had een vaste handdruk. Ze had grote, grijze ogen. Een paar sneeuwvlokken kleefden aan haar pony.

D insdag 16 februari liep ivar hansen weer weg uit het zie kenhuis van Blakstad. Deze keer werd de politie direct op de hoogte gesteld.

Ivar Hansen liep tussen de bomen door. Het begon donker te worden. Hij draaide zich voor de zekerheid een aantal keren om en keek terug in de richting van het ziekenhuis. Toen hij zich ervan had verzekerd dat er niemand achter hem aan kwam, liep hij de weg op naar de bushalte. Maar omdat daar een paar mensen stonden, twee vrouwen en een jongen, veranderde hij van gedachten en liep het bosje weer in. Hij kende het pad waarover hij liep. Hij had er vaak gelopen. Als kind had hij hier gespeeld, met Carlos en zijn vrienden. Af en toe mocht hij met hen mee. Ze mochten hem eigenlijk niet, omdat hij hen commandeerde en bedreigde. Hij wilde dat ze zouden doen wat hij zei. Ze moesten dingen voor hem doen. Akelige dingen die ze helemaal niet leuk vonden. Hij glimlachte voor zich uit. Een keer had hij zijn broer gedwongen om de vleugels uit een harig insect te trekken.

Als hij bij Tanja was, leek hij een beetje op zichzelf. Omdat ze met hem praatte alsof hij een mens was. Hij wist dat hij eigenlijk geen mens was. Hij had zich altijd achter zichzelf verscholen. Maar hij wist het verschil tussen wie hem behandelde als een mens en wie hem behandelde als een dier.

De sneeuw lag als een grijs, nat wollen tapijt tussen de bomen. Van de bevroren takken hingen ijspegels als spitse tanden naar beneden. Een kraai reet de lucht met zijn messcherpe geluid uiteen. De hemel was één groot gat.

Hij had gewone schoenen aan zijn voeten en hij gleed voortdurend uit op het met ijs bedekte pad. Hij gebruikte altijd dezelfde schoenen. Hij liep voorzichtig. Hield zich aan een paar takken vast en wist zijn evenwicht terug te vinden. Hij dacht niet dat hij een dier was. Hij wilde geen dier zijn. Het speet hem dat hij zijn moeder had geslagen. Zij had ook gezegd dat hij een dier was. Hij wilde haar slaan. Het voelde goed om haar te slaan. Hij wilde Carlos ook slaan, maar Carlos was groot en sterk geworden. En slecht.

Hij stak een hand in zijn zak en voelde de mobiele telefoon die hij had meegenomen. Die had op een tafel in de kantine gelegen, terwijl de eigenaar bij de toonbank stond om iets te kopen. Hij was rustig langs de tafel gelopen, had de telefoon gepakt en in zijn zak gestoken. Hij had gewoon gedaan of de telefoon van hem was. Hij wilde dat hij van hem zou zijn. Zo moest je dingen doen, alsof ze helemaal niet belangrijk waren.

Toen de telefoon in zijn jaszak overging, liet hij hem gewoon rinkelen. Hij was niet dom. Hij begreep dat ze belden om te controleren wat er met de telefoon was gebeurd. Hij kon zelf bellen. Dat was iets heel anders.

Hij keek naar de grond. Hij zag een plek met veel kleine, gele uri- nekuiltjes. Het was allemaal een grote rotzooi. Hij zou verdomme een keer naar Amerika reizen. Hij zou daar lang blijven, had hij besloten. Hij wilde niet dat anderen de dingen voor hem regelden. Hij wilde de dingen doen die hij zelf besloot te doen.

Toen haar zoon bijna twee uur weg was, nam de politie contact op met Agnes Hansen. Ze vroegen wat zij vond dat ze moesten doen.

"Niets", zei ze berustend. "Ivar komt wel weer terug. Hij doet niets verkeerds. Hij wil alleen maar even de ruimte. Hij neemt altijd contact met mij op. Ik zal het doorgeven als ik hem zie", sloot ze het gesprek af. Maar ze was geïrriteerd toen ze de hoorn neerlegde. Waarom konden ze niet beter op hem passen? Ze wilde hem niet in haar huis. Niet als ze niet wist in wat voor toestand hij was. Ze wist immers niet of hij zijn medicijnen wel of niet had ingenomen. Hij was een paar keer bij Teddy Holm blijven slapen, maar het had geen zin om dat tegen de politie te zeggen. Het had geen zin om Teddy erbij te betrekken. Hij had genoeg met zichzelf te stellen, de stakker. En nu Ida dood was, zou hij ook wel niets meer met Ivar te maken willen hebben.

Agnes Hansen liep naar de kast en pakte de halfvolle fles gin. Ze vervloekte haar leven. Iedereen kon toch begrijpen dat haar leven kapot was. Ze kon nergens naartoe. Ze wilde alleen maar weg van alle ellende om haar heen. Ze wilde zich mooi aankleden, opmaken en haar handschoenen weer eens dragen. Ze wilde het geluid van haar hoge hakken op het trottoir horen. Ze had geen tranen meer. Ze liet zich op een versleten stoel zakken en dronk. Ze dacht zich weg. Ze wilde terug naar de glans. Haar haren in de zomerwind. Ze wilde haar schoenen weer dragen. Die rode met de hoge hakken. En haar blouse met de glimmende zilveren bloemen erop.

JN/ul Noppes stond in het donker tegen de stam van de boom geleund en bekeek haar door het grote, verlichte raam. Het licht uit de woonkamer strekte zich als een gele, vierkante deken over de witte sneeuw uit. De buitenlamp aan de muur maakte van de boom een schaduw, die in het gele vierkant ging liggen en op de grond een nieuwe, platte boom vormde. In de bladloze boomkruin klonk een zacht geruis. Het was dinsdag 16 februari.

Hij besloot dat ze de volgende dag de eer zou hebben hem te ontmoeten. Dan zou hij terugkomen. Kleine vrouwen waren dom als ze vochten met grote mannen. Nu zou alles gauw voorbij zijn. En dan bedoelde hij alles. Ze zou toegang krijgen tot haar droom. Haar droom van een leven waarin ze met rust wordt gelaten.

Hij trok de bruine leren jas dichter om zich heen. Hij was ernstig en geconcentreerd. Hij stond maar vijftien meter van haar af. Het enige wat hen scheidde waren een houten wand en een deur. Een dunne houten wand en een kleine deur. Misschien zou ze zo de deur opendoen voor wat frisse lucht. Misschien zou ze opendoen als hij aanklopte. Maar hij wilde wachten tot morgen. Want ze wist niet dat hij op haar stond te wachten. Ze wist niet dat hij haar al verschillende keren was gevolgd. Ze wist niet eens wie hij was.

Hij had de reconstructies op de televisie niet leuk gevonden. Natuurlijk had hij zich opgewonden. Hij was in zijn auto gesprongen en naar het station van Asker gereden. Hij had de redactie vanuit een telefooncel gebeld. Zijn spraakbobbel was gebarsten.

Hij besloot daar op dat moment dat hij zou afmaken waar hij aan was begonnen. Om het af te sluiten. Daarna zou hij de flat opzeggen en verhuizen. Hij wilde weer terug naar het gewone leven.

C>arlos De Silva zat in de verhoorkamer te wachten. Het was woensdag 17 februari. Ivar Hansen was nog steeds spoorloos.

Carlos was woedend. Hij wist niet dat Morten en Mongo de vorige avond waren gearresteerd toen ze uit het flatgebouw kwamen. De politie had de halve kilo hasj en de tweehonderd xtc -pillen die de jongens bij zich hadden, in beslag genomen. Carlos wist nog niet dat ze open kaart hadden gespeeld.

Hij was zelf een tijdje boven in de flat gebleven voordat hij de lift naar beneden nam en vervolgens door de politie werd aangehouden en was meegenomen voor verhoor. Hij moest de nacht in een cel doorbrengen. Er was hem verteld dat hij een advocaat kon bellen, maar dat wilde hij niet. Hij zei dat hij geen advocaat nodig had.

Hij keek geïrriteerd naar Ingeborg Myklebust die samen met hem zat te wachten. "Waar zijn jullie verdomme mee bezig?" vroeg hij. Hij rookte de hele tijd en wachtte tot het verhoor zou beginnen. Hij was onrustig en kwaad. Hij had vannacht geen oog dichtgedaan. Het koele licht van de tl-buis aan het plafond versterkte de grimmige stemming. De asbak zat overvol sigarettenpeuken. Dat kwam Ingeborg Myklebust wel goed uit. Ze stak haar derde sigaret in een halfuur tijd op.

Cato Isaksen stak zijn hoofd om de deur en vroeg Ingeborg Myklebust even naar buiten te komen. Die drukte haar sigaret uit, stond op en liep de kamer uit.

"Het spijt me", zei Cato Isaksen gestrest, "maar ik moet weg."

"Weg?" Ingeborg Myklebust zette haar handen op haar heupen, als een schooljuffrouw die een ondeugend kind toesprak. "Carlos De Silva zit daarbinnen op je te wachten", benadrukte ze.

"Dat weet ik verdomde goed", zei Cato Isaksen geïrriteerd, "maar je moet iemand anders vinden om het verhoor af te nemen. Ik moet echt weg", herhaalde hij.

"Cato?" Ingeborg Myklebust keek hem onderzoekend aan. "Heb je problemen?"

"Nee", zei hij snel, "dat is het niet." Hij probeerde er onaangedaan uit te zien, maar vanbinnen kookte hij van woede. Hij wist dat hij zich niet zou kunnen beheersen als hij tegenover de man zou zitten die zijn zoon van drugs had voorzien."Er is iets opgedoken", loog hij,"dat met de zaak te maken heeft. Ik moet het gewoon natrekken."

"Op dit moment?"

"Op dit moment", zei hij."Ik geloof dat het belangrijk is." Hij keek op zijn horloge. "Ik moet er om zeven uur zijn."

Ingeborg Myklebust keek hem een moment onderzoekend aan. "Oké", zei ze, "maar stuur Randi hierheen. Zij moet het overnemen."

Ingeborg Myklebust trok haar stoel mee naar de hoek. Randi Johansen bracht eerst de vermeende poging tot aanranding van Tanja Geber ter sprake. Carlos De Silva snoof. Hij zei dat ze volledig op een dwaalspoor zaten.

Ze ging onmiddellijk over op de flats die hij bezat. Carlos De Silva voelde zich niet op zijn gemak.

"Ja", zei hij, "wat is daarmee? Ik heb geld geërfd van mijn vader. Dat heb ik al eerder verteld."

"Je bezit een flat in elk flatgebouw?"

Hij schudde zijn hoofd. "Ik bezit er twee in het hoogste flatgebouw en dan nog de flat waar de meisjes in woonden, nummer 57."

"Dus alles bij elkaar drie flats?"

Hij knikte.

"Aan wie heb je ze verhuurd?"

Carlos De Silva vertelde het.

"Teddy Holm wisten we al", zei Randi afwezig en ze schreef de nieuwe naam op haar notitieblok.

"Kun je aantonen dat je al dat geld hebt geërfd?"

"Ja", zei hij geïrriteerd.

"We hebben aanwijzingen dat je drugs smokkelt vanuit Spanje en dat je die verbergt in de flat waar je zus en de andere meisjes woonden. Er staat een ladekast in de kamer van je zus ..."

Carlos De Silva gooide arrogant lachend zijn hoofd in zijn nek.

"Ik heb het geld geërfd", herhaalde hij.

"Waar hield je vader zich mee bezig, voor hij stierf?" Ingeborg My-klebust wuifde de rook een beetje weg.

Carlos De Silva gaf geen antwoord.

Randi Johansen voelde de misselijkheid in golven opkomen. Uitein-delijk kon ze er niet meer tegen. "Neem me niet kwalijk", zei ze, "maar ikben zwanger en kan niet meer tegen de rook."

Ingeborg Myklebust keek haar verschrikt aan. "Daar wist ik niets van", zei ze.

Cvato Isaksen had een onbehaaglijk gevoel. Op de een of an dere manier was dat opgeroepen door de wetenschap dat Carlos De Silva de jeugd van Asker voorzag van drugs. De woede had zijn hersenen aangescherpt en hem ertoe aangezet het verband te ontdekken in de hele situatie. Er waren veel schijnbare toevalligheden. Maar alles had met elkaar te maken. Een lappendeken van gedachten was opgeroepen door een plotselinge helderheid. Het had lang in hem liggen sudderen, en het had iets met de Lions Club te maken. Daar kwamen ze allemaal bij elkaar. De vader van Tanja, haar dokter en haar psychiater. "Merkwaardige samenloop", dacht hij. "Of misschien niet?" Hij wist het niet.

De huisarts, Torkei Bru, maakte kennelijk de notulen van hun bijeenkomsten. Hij had die notulen thuis laten liggen. "Die merkwaardige kerel is zo vergeetachtig", had zijn aardige buurman Bernt Kraft gezegd. Hij liep de deur bij hen plat met het aanbod dat ze het huisje weer konden gebruiken. Hij had verteld dat Torkei Bru degene was die het vaakst afwezig was, en dat ze een nieuwe notulist moesten zoeken. Toen was hij weer overgegaan op een ander gespreksonderwerp. Hij had herhaald dat ze het huisje met alle plezier weer konden lenen als ze dat wilden. "Het is de vorige keer zo vervelend gegaan", had hij gezegd.

Cato Isaksen had hem bedankt en het gesprek zo vlug mogelijk afgerond. Het bleef maar door zijn hoofd spelen. Was er op de avond dat Therese Geber werd vermoord ook geen bijeenkomst van de Lions Club geweest? Het onbehaaglijke gevoel was langzaamaan gegroeid. Sven Wangberg had zowel Ivar Hansen als Tanja Geber als patiënt. Carlos De Silva was de halfbroer van Ida Henriksen en Ivar Hansen. Torkei Bru had alle meisjes als patiënt. Wat een spinnenweb.

Hanne Marie Skage en Tanja Geber waren elk op hun eigen manier hulpeloos. Daarin hadden ze elkaar gevonden. Ida Henriksen en Therese Geber waren allebei sterk en zelfstandig geweest. En Rudolph Vogel

en Morten waren allebei vrienden van Gard. Carlos De Silva gebruikte de jongens om drugs te verkopen die hij uit Spanje smokkelde. In de periferie waarden Teddy Holm en Frank Wergeland Halvorsen rond.

Cato Isaksen voelde aan zijn voorhoofd. Daarachter lag iets wat zijn gedachtegang verstoorde. Hij kon het niet verklaren of ordenen. Het zat in zijn borst en deed pijn. De fantasiebeelden waren duister en somber. En bijna onacceptabel. De angst dat hij gelijk zou kunnen hebben explodeerde achter zijn voorhoofd.

C ato Isaksen reed langs Lysaker. Het was woensdag 17 febru ari. De derde woensdag van de maand. Vanavond was er weer een bijeenkomst van de Lions Club. Hij keek op zijn horloge. Het was twintig voor zeven. Over twintig minuten zou de bijeenkomst beginnen.

Hij drukte zijn verwarde gedachten weg en dacht aan Bente. Hij was opgelucht dat hij Ellen Grue had kunnen afwijzen. Het had hem veel moeite gekost. Het werd tijd dat hij leerde zich te gedragen. Hij had besloten dat hij Bente ten huwelijk zou vragen. Hij zou dat doen zo gauw deze zaak was afgerond. Hij hoefde alleen maar een goede gelegenheid te vinden. Hij zou haar mee uit nemen en vragen of ze nog een keer met hem wilde trouwen. Hij wist dat er veel pijn in het huwelijksaanzoek zou liggen. Zowel voor haar als voor hem. Misschien het meest voor haar. Maar hij was er heel zeker van dat ze ja zou zeggen.

Gard was gestopt met school. Hij had een baan gekregen bij Rimi. Hij leek tevreden, hoewel hij lange dagen moest maken en doodmoe was als hij thuiskwam.

Tone Berner had een goede invloed op hem. Bente was dolgelukkig met het lieve vriendinnetje van haar zoon. "Het is een wonder", zei ze telkens weer. "Echt waar. Het meisje beseft niet wat voor engel ze in feite is."

Cato Isaksen sloeg af naar Asker, terwijl hij zat te denken aan wat Gard de vorige avond had gezegd toen hij en Tone naar de bioscoop gingen. Shakespeare in love, had hij gezegd, terwijl hij afwisselend chips en chocolade in zijn mond stopte. "Het is een meisjesfilm, maar goed." Er had iets ondeugends in de blik van zijn zoon gelegen.

Marmelade had het zich gemakkelijk gemaakt op Gards schoot. Cato Isaksen glimlachte voor zich uit terwijl hij naar een parkeerplaats zocht.