Hij zag haar niet. Helena hoorde hem aankomen. Ze dacht dat het haar broer was die terugkwam. Ze sloot haar ogen en wachtte. Ze begon te hyperventileren, maar dat stopte weer. De man die voor haar stond was een ander. Ze schopte wild met haar benen.

Plotseling ontdekte Cato Isaksen een muur met een hek en daarachter een laag, grijs gebouw. Dat moest de bunker zijn. Het zwakke daglicht kleurde de stenen muur mosterdgeel. Donkere groepjes sparrenbomen leken zwarte strepen tegen de donkergrijze lucht. In de verte zag hij vaag de contouren van het landschap. Hij bleef staan luisteren. Plotseling hoorde hij iets.

Cato Isaksen draaide zich langzaam om. Om de een of andere reden liep hij voorzichtig een paar meter achteruit. Hij boog wat struiken opzij en scheen met het blauwe sleutelhangerlampje voor zich uit. De blauwe lichtkegel scheen over de bosgrond.

Helena Bjerke sloeg met haar voeten op de grond. Het holle geluid trommelde hem tegemoet. Opeens kreeg hij haar in het oog. Van schrik bleef hij een paar tellen roerloos staan voor hij de sleutelbos met het blauwe lichtje in zijn zak stopte. Voor hem op de grond lag Helena Bjerke, gekneveld en vastgebonden. Haar haar plakte aan haar gezicht zodat haar bange ogen nauwelijks te zien waren. Haar witte lange broek zat onder de modder en het bloed.

Hij viel op zijn knieën naast haar en haalde met trillende vingers de touwen uit de knoop. Hij hielp haar voorzichtig overeind en maakte de knevel los. Helena Bjerke klappertandde van de kou. Onder het uitstoten van vreemde, schorre geluiden, klemde ze zich koortsachtig aan hem vast.

Cato Isaksen legde zijn arm om haar heen en ze leunde zwaar tegen hem aan. Ze kneep hard in zijn hand, doodsbang dat hij haar los zou laten of in de steek zou laten. Haar zenuwen waren tot het uiterste gespannen.

Cato Isaksen praatte zacht en rustig tegen haar terwijl hij haar voorzichtig meevoerde. Hield deze waanzin dan nooit op? Ze liepen langzaam de helling af naar de bunker. Ze keken naar de grijze muur. Aan het hek hingen borden. VERBODEN TOEGANG! MILITAIR OEFENTERREIN. Cato Isaksen liet haar voorzichtig los. “Helena”, zei hij, “luister.” Ze trilde zo erg dat ze nauwelijks op haar benen kon staan. “Nee”, zei ze huilend. “Ga niet weg.”

“Nu moet je doen wat ik zeg. Je moet hier blijven staan. Niet weglopen. Gewoon blijven staan.” Hij duwde haar voorzichtig tegen de muur.

“Nee”, trilde ze. “Nee.”

Hij pakte haar stevig bij de schouders. “Als Kathrine nog leeft, is het een kwestie van minuten”, fluisterde hij. “Wil je dat ze sterft? Nu we haar bijna hebben gered? Wil je dat?” Hij schudde haar voorzichtig bij haar schouders.

Het geluid van een schot scheurde de duisternis uiteen. Helena Bjerke gilde. Speeksel liep uit haar mond. Ze klampte zich hysterisch aan de politieman vast, die haar hard aan de kant duwde en riep dat ze stil moest zijn. Maar ze bleef gillen.

Cato Isaksen dook in elkaar en kroop langs de muur. Het grote hek stond open. De zware deur naar de bunker ook. Hij vervloekte zichzelf dat hij Roger en Randi niet eerder had opgeroepen. Het was pure waanzin dat hij hier in zijn eentje was. Hij bleef even staan luisteren. Het was doodstil. Hij bleef voor de halfopen stalen deur staan. Toen liep hij voorzichtig de gang in.

Hij rook onmiddellijk de rotte, bedorven geur. De muffe, vochtige kelderlucht deed zijn angst toenemen en maakte hem misselijk. Een zuchtje tocht waaide naar binnen en een paar herfstbladeren ritselden voor zijn voeten over de vloer.

Opeens hoorde hij Alf Boris Moens stem en een andere stem. Hoeveel tijd had hij? Het kon een kwestie van seconden zijn. Cato Isaksen voelde hoe de angst door zijn lichaam trok. Waarom mochten politiemensen verdomme geen wapen dragen?

Opeens hoorde hij een jong meisje schreeuwen. Een koude rilling liep over zijn rug. Toen werd het stil, een stilte die werd doorbroken door een harde knal. De stenen muren versterkten het geluid dat tegen zijn trommelvliezen sloeg. Automatisch hief hij zijn handen op om zijn oren te beschermen. Hij was bij de deur. “Politie!” riep hij luid en bang.