De zware deur gleed open en haar ogen vingen in een flits het beeld op van het scherpe gereedschap. Ze had geen tijd om bang te worden. Kathrine ging rechtop zitten en duwde zich op haar handen achteruit naar de muur. Ze hield haar adem in, haar hart ging in haar borstkas tekeer. De hand met de grote schaar kwam dichterbij. Het enige licht viel door de deur naar binnen. Ze voelde het koude metaal tegen haar huid. Bij haar enkel, achter het gips. Drie keer knippen, toen was het eraf. Het gips lag vies en plat naast haar op de stenen vloer. Haar voet stonk, een rotte, scherpe lucht. Ze legde haar handen om haar enkel, streek met haar vingers over de gelige huid en merkte haast niet dat de deur werd gesloten. Het was een opluchting dat het gips eraf was, maar ze was zo moe. Ze kroop weer in elkaar op de matras en bleef in gedachten verzonken liggen wiegen.

Ze praatte over de hond die ze altijd had willen hebben. Ze vertelde het aan de grijze muren. Ze beschreef hem. De kleur van zijn vacht, geel of bruin. Glimmende ogen. De geur van zijn vacht als hij nat was. De zwaaiende staart en de warmte van zijn lijf. Het zou mooi zijn als ze hier nu een hond had. Een levend wezen dat haar kon troosten, met een warme vacht, een zachte snuit en lieve ogen.

In het begin dacht ze de hele tijd aan Kenneth. Aan zijn manier van praten, hoe hij haar vasthield. Zijn kussen. Als je verliefd was, leek het net alsof je verdween. Ze miste hem intens. Maar nu eigenlijk niet meer. Het was te lang geleden. Als ze haar ogen sloot, zag ze hem voor zich, maar toch niet helemaal. De dagen in de grijze stenen kamer hadden haar versuft. Nu waren alle dagen gelijk.

Ze dacht aan haar moeder. Arme mama. Arme Bessa.

Toen Kathrine klein was had ze geloofd dat de grote boom in haar grootmoeders tuin leefde. Ze legde vaak haar oor tegen de stam om te luisteren. Ze kon het hart van de boom horen. Een zwaar, eentonig geluid dat er niet was. Want bomen hebben geen hart. Bessa had wasknijpers aan de slappe waslijn in haar tuin hangen. Ze had rozenbottels en hortensia’s en een verroeste buis die uit de grond stak, met een kraan eraan. Ze zag de tuinsproeier voor zich. Mosgroen en oud. Vertel me een verhaal, zei ze tegen zichzelf. Over het daglicht en het water en het bos. Ze zag het bos voor zich. Ze dacht aan levende insecten, vogels en bloemen. Maar plotseling verdween alles. Alles veranderde. De bloemen kregen dunne, doorschijnende stelen. Als ze verwelkten, veranderden ze in fijn stof dat verrotte in het water van het moeras.

Kathrine hoorde haar eigen adem. Het holle geluid dat uit haar mond ontsnapte. Ze noemde steeds maar weer de namen op van de mensen van wie ze hield. Bessa en mama. Papa en Maiken. Allemaal. Ze ademde diep in, hoorde de stilte in de muren. Ze vestigde haar blik op een klein stipje. Als ze haar ogen snel open- en dichtdeed werd het stipje groter. Uit de verroeste wasbak in het toilet klonk een murmelend geluid. De deur stond halfopen.

Ze dacht dat het twee dagen geleden was dat er iemand was geweest. Ze had extra eten gekregen. Maar het was zo moeilijk om te eten.

Aan een kant zaten grote, harde klitten in haar haar, het deed zeer als ze erop lag. Door de muren was geen geluid te horen, alleen het geruis van de leidingen. Als ze sliep, verdween alles. Maar ze was bang om te gaan slapen. Bang dat ze niet wakker zou zijn als de deur opengleed. Alles was zo akelig. Zelfs nu ze niet meer huilde. ‘Verwende rotmeid’, kreeg ze naar haar hoofd geslingerd. Wat moest ze daarop zeggen? Toen ze gedwongen werd om de kaart te schrijven, had ze begrepen dat Bessa dood was. Ze wist dat ze zelf dood zou gaan als ze niet ademde. Ze hield haar handen tegen haar hals, voelde het bloed kloppen in de slagaders. Als ze niet meer ademde, zou zij ook doodgaan. Ze kon wc-papier in haar keel stoppen zodat ze zou stikken. Ze dacht aan de dingen die waren gebeurd. Ze was zo bang dat ze fysiek niet normaal was. Ze moest glimlachen toen haar te binnen schoot dat ze al negen jaar was voor ze begreep hoe je kinderen kreeg. Tot die tijd had ze gedacht dat vrouwen kinderen kregen als ze iemand kusten. Ze dacht aan haar eerste kus. Kenneth had haar gesmeekt haar mond te openen zodat zijn tong naar binnen kon. Ze vond het verschrikkelijk. Hij wilde haar trui ook omhoog schuiven. Ze wilde graag dat hij dat zou doen, tot ze bedacht dat ze haast geen borsten had.