Stein Ove Hansen werd in allerijl overgebracht naar het politiebureau aan Grønland. Hij werd met een civiele dienstauto van de kazerne gehaald en naar de garage onder het politiebureau gebracht. Toen hij daar werd afgeleverd, stonden Cato Isaksen en Roger Høibakk hem bij de lift op te wachten.
Qua uiterlijk leek de twintigjarige erg op zijn jongste broer, de vriend van Kathrine Bjerke. Hij was in uniform. Hij zag er moe uit en was duidelijk onder de indruk van de ernstige situatie waarin hij verkeerde. Op een bepaalde manier leek hij verlamd.
Cato Isaksen wilde proberen rustig te beginnen. Stein Ove Hansen keek hem met een angstige blik aan. Hij wilde graag een kop koffie, maar bedankte toen hem iets te eten werd aangeboden. Hij keek de rechercheurs argwanend aan. Hij vond dat ze zich al te vriendelijk gedroegen, dat ze zich misschien zo gedroegen om hem psychisch onder druk te zetten. Onderweg in de auto had hij tegen zichzelf gezegd dat hij niet moest doorslaan. Het was gewoon een kwestie van volhouden en ontkennen. Hij had over dergelijke zaken in de krant gelezen; hoewel iedereen wist dat bepaalde mensen schuldig waren, werden ze vanzelf weer vrijgelaten als ze maar bleven ontkennen.
Cato Isaksen ging tegenover hem zitten en begon te praten. Het begon goed. De rechercheur zei dat het mooi was dat hij had kunnen komen. Alsof hij daar iets over te zeggen had gehad. Hij gaf het juiste antwoord op alle vragen die werden gesteld. Zijn stem haperde niet. Zijn blik was standvastig.
Na een halfuur begon de politieman op een andere manier tegen hem te praten. Toen waren ze geen vrienden meer. De politieman moest iets weten, want zijn stem veranderde ineens. Hij had geen toestemming gekregen om Kenneth te bellen, dus hij wist niet of zijn broer had doorgeslagen. In dat geval was de zaak bekeken.
Cato Isaksen stelde steeds opnieuw dezelfde vragen, maar telkens op een andere manier. Stein Ove Hansen raakte in de war en sprak zichzelf tegen. De stilte in de kamer werd onderbroken door het gelach van mensen die op de gang liepen. Een brandweerauto reed door de straat. Stein Ove Hansen had het gevoel dat de kamer steeds kleiner werd. Hij kreeg het koud in de warmte. Cato Isaksen keek hem lang aan, maar hij zei niets.
Na een tijdje verzekerde de rechercheur hem rustig dat hij het gebouw niet zou verlaten voordat hij de waarheid had verteld. Stein Ove Hansen kon niet meer. De politieman keek dwars door hem heen. Het was bijna een bevrijding.
“Ik had een Glock”, zei hij plotseling. Hij kuchte nerveus en keek naar de vloer terwijl hij zijn handen in elkaar wrong. “Een van de anderen had hem gestolen en ik heb hem goedkoop overgenomen.”
Cato Isaksen zoog de lucht diep in zijn longen en blies hem weer zachtjes uit. Hij kwam even overeind en leunde weer naar achteren. Hij voelde zich enorm opgelucht. Hij moest oppassen dat hij niet al te voortvarend werd. “Wat wilde je ermee?” vroeg hij.
“Dat weet ik eigenlijk niet. Ik heb nog nooit een wapen gehad.”
“Heb je het tegen iemand gezegd?”
“Nee.”
“Tegen niemand?”
Stein Ove Hansen sloeg zijn ogen neer. Zijn stem klonk onduidelijk. “Nils”, zei hij.
“Nils Bergman?”
Hij knikte somber. “En Kenneth” voegde hij eraan toe.
Cato Isaksen dacht erover na wat dat kon betekenen. “Heb je het wapen nog steeds?”
“Nee”, zei hij vlug. “Ik heb hem aan Kenneth laten zien. En hij heeft hem aan Kathrine gegeven.”
“Waarom aan Kathrine?”
“Zij zou hem voor mij bewaren.”
“Waarom kon je dat zelf niet doen?”
“Vanwege mijn moeder. Ze snuffelt rond en is heel wantrouwend. Ze denkt altijd het ergste van ons.”
“Wanneer heb je hem aan Kathrine gegeven?”
“Vlak voor ze verdween.”
“Weet je waar ze hem had verstopt?”
“In haar kamer”, zei hij toonloos. “In een doos in haar kast.”
Cato Isaksen keek hem strak aan.
“Ik geloof in een doos met barbiepoppen. Maar het pistool is er niet meer”, zei Stein Ove Hansen somber. “Kenneth heeft ernaar gezocht, en het is er niet meer.”
Cato Isaksen keek hem kil aan. “Het wapen verdween en toen werd Kathrines grootmoeder doodgeschoten” constateerde hij.
Stein Ove Hansen werd rood tot aan zijn haarwortels. “Ik stond er helemaal niet bij stil dat het iets met mijn Glock te maken kon hebben. Ik las in de krant dat er zo’n soort wapen was gebruikt, maar ik dacht er niet bij na. Pas toen Kenneth me belde. Hij was in alle staten en hypernerveus.” Stein Ove Hansen stond op.
Cato Isaksen vroeg hem om weer plaats te nemen. “Dus zelfs toen bleek dat Kathrines grootmoeder met precies hetzelfde wapen was vermoord als wat jij had gestolen, namen jullie nog geen contact op met de politie?”
Stein Ove Hansen was duidelijk bang. “Ik dacht dat het er niets mee te maken had”, zei hij heftig. “Bovendien kreeg ik het helemaal op mijn zenuwen.”
Cato Isaksen verhief zijn stem. “Weet je wie het wapen nu heeft?”
“Nee, hoe moet ik dat weten?”
“Kun je iemand verzinnen?”
Hij schudde heftig het hoofd.
“Denk je dat Kathrine het wapen heeft meegenomen toen ze verdween?”
Stein Ove Hansen sloeg zijn blik neer. Toen schudde hij weer zijn hoofd. “Dat weet ik niet”, zei hij.
“Ben je zelf ooit bij Kathrine thuis geweest?”
“Nooit binnen.”
“En Nils Bergman?”
“Geen idee. We zitten samen bij de jongerenorganisatie van de Burgerwacht. Maar ik geloof niet dat hij Kathrine kent. Hij kent mijn broertje wel, André, in verband met die rollenspelen.”
“Wat vind jij daarvan?”
“Waarvan?”
“Die rollenspelen.”
“Tja, nogal stom. Maar ik weet niet precies wat ze doen. Nils praat er nooit over met mij.”
“En Sølvi Steen? Ken je haar?”
“Nee, nog nooit van gehoord.”
“Wat vind je van Kathrines stiefvader?”
“Wat is er met hem?”
“Kan hij het wapen weggenomen hebben?”
“Hoe moet ik dat weten?”
“Ken je Maiken Stenberg?”
Stein Ove Hansen knikte. “Ja”, zei hij.
Maiken is na de verdwijning van Kathrine vaak bij Helena Bjerke geweest, dacht Cato Isaksen terwijl hij een potlood liet ronddraaien.
“Wat vind je van haar?”
“Oké”, zei Stein Ove Hansen kortaf. “Ze is Kathrines beste vriendin. Een lief meisje.”
“Ben je verliefd op haar?”
“Ze is veertien”, zei hij.
“Ik vroeg of je verliefd op haar bent.”
“Nee”, zei Stein Ove Hansen luid.
“Je weet dat dit consequenties heeft voor de rest van je militaire dienst, hè?” besloot Cato Isaksen het gesprek.
Stein Ove Hansen boog het hoofd en knikte bedrukt.
Cato Isaksen en Randi Johansen reden na het verhoor van Kenneth Hansens broer direct naar Drøbak. Ze brachten een bezoek aan Helena Bjerke en vertelden haar over het gestolen wapen. Ze was in eerste instantie volkomen perplex, daarna werd ze woedend dat de politie dat niet eerder had ontdekt. Ze hield haar handen tegen haar borst en haalde hijgend adem. Randi Johansen wist haar zodanig te kalmeren dat ze weer een gesprek met haar konden voeren. Ze vroegen haar een lijstje te maken van alle mensen die haar de eerste dagen na Kathrines verdwijning hadden bezocht. Ze namen nogmaals een kijkje in Kathrines kamer terwijl haar moeder apathisch aan de keukentafel zat met de cognacfles en een glas melk voor zich. Ze keek beschuldigend naar Cato Isaksen toen hij de trap weer af kwam.
“Hoe kon u dat met Tage doen?” zei ze verbitterd. “Op de voorpagina van VG stond dat hij haar had vermoord en in stukken gesneden. Hoe denkt u dat ik me voel?”
Cato Isaksen zei dat het hem speet. “We hebben grote problemen met de pers”, zei hij. Hij liep naar haar toe en legde zijn hand op haar schouder. Ze duwde hem geïrriteerd weg. Hij liet zijn tirade achterwege dat politiemensen hun werk ook moesten doen en dat het ook in haar belang was dat ze ontdekten wat er was gebeurd.
“Nu denken jullie waarschijnlijk ook dat Tage dat pistool heeft gepakt”, zei ze hysterisch huilend. “Zijn jullie daarom hier?”
Randi Johansen keek naar de huilende vrouw. “We zijn nu klaar met Tage”, zei ze geruststellend, hoewel dat niet helemaal waar was.