Dagen en weken verstreken. Juni ging over in juli, maar de echte warmte liet op zich wachten. Stein Ove Hansen was, samen met de vaandrig die hem de wapens had verkocht, in staat van beschuldiging gesteld voor de diefstal van de pistolen. De Militaire Politie had de verslagen van de verhoren aan Cato Isaksen en de zijnen doorgegeven en allebei waren ze uit dienst ontslagen en naar huis gestuurd. De politie verdacht Stein Ove Hansen er echter niet van direct betrokken te zijn bij de moord op Brenda Moen. Voor het tijdstip van de moord had hij een alibi, en hij was ook in de kazerne toen Kathrine verdween. Het moordwapen was nog niet gevonden.

Op 13 juli gebeurden er drie dingen die met de Bjerke/Moen-zaak te maken hadden. Om een uur of één meldde Stein Ove Hansen zich op Cato Isaksens kamer om een Glock-pistool in te leveren, precies hetzelfde als het wapen dat hij via Kenneth bij Kathrine had verborgen. Hij wilde open kaart spelen, zei hij. Hij had beide wapens gekocht. Kenneth had het ene wapen verstopt en Nils Bergman het andere.

De Glock werd onmiddellijk doorgestuurd voor technisch onderzoek.

Even later belde Maiken Stenberg, die opgewonden vertelde dat er geruchten gingen dat Sølvi Steen erover opschepte dat ze in het bos was ingesmeerd met mensenbloed. Maiken had gesproken met iemand uit de klas die het had gehoord. Cato Isaksen bedankte haar voor de informatie en beloofde dat hij het uit zou zoeken.

Dezelfde middag, om 18.32 uur, kwam er een sms-bericht binnen op de mobiele telefoon van Helena Bjerke. Ze stond op het punt om boodschappen te gaan doen. Afwezig pakte ze de telefoon uit haar tas. Met haar rechterhand vroeg ze het bericht op. alles goed met mij, kathrine, stond er. De woorden op het display zonden schokgolven door haar lichaam. Ze zette de auto aan de kant en sprong eruit. Ze rende het kleine stukje terug naar huis en draaide met trillende handen de deur van het slot. Ze liep snel de kamer in en liet zich in een stoel vallen. De autosleutel viel rinkelend op de vloer. De pijn was in volle hevigheid terug. Waar was dat kind mee bezig? In een aanval van woede stond Helena Bjerke op en keilde de mobiele telefoon door de kamer. Ze schopte legen de stoel die het dichtste bij stond zodat hij omviel en twee keer over de kop sloeg. Daarna liet ze zich huilend op de bank vallen. Alles was weer terug. De angst, het verdriet en de woede. Ze voelde dat ze haar reacties niet meer in de hand had.

Toen ze weer wat tot rust was gekomen, pakte ze de telefoon van de vloer. Ze zette de stoel overeind en belde Cato Isaksens mobiele nummer. Hij nam direct op. “Ik ben het”, snikte ze. Cato Isaksen hoorde onmiddellijk wie het was en dat er iets was gebeurd. Huilend vertelde ze hem over het bericht. Hij probeerde haar gerust te stellen, maar voelde zelf hoe opgewonden hij werd.

“Weet u zeker dat het bericht van Kathrine komt?” vroeg hij sceptisch.

“Ja”, zei Helena Bjerke huilend. “Het is vanaf haar telefoon verstuurd. Ik herken het nummer.”

“Wat zegt ze?”

“Dat alles met haar in orde is”, zei Helena Bjerke snotterend.

“Meer niet?”

“Meer niet.”

‘We zullen controleren of het werkelijk van haar telefoon afkomstig is, en waarvandaan het is gestuurd”, zei hij. “Ik kom er meteen aan om het bericht zelf te bekijken. Zet maar een kop koffie voor jezelf. We zien elkaar zo.”

Helena Bjerke voelde hoe haar hartslag afnam en ze rustiger werd.

De politie had tot nu toe niets gevonden, maar toch merkte ze hoe Cato Isaksens stem haar opbeurde. Alsof ze een klein kind was dat hij moest troosten. Hij liet haar steeds weer geloven dat alles in orde zou komen.

“Dank je wel”, zei ze zachtjes en ze drukte op de rode knop.

Ook Cato Isaksen voelde zich ongerust over het bericht dat was binnengekomen op Helena Bjerkes mobiele telefoon. Steeds meer dingen leken erop te wijzen dat Kathrine echt in leven was. Op de een of andere manier moesten ze zien uit te vinden waar ze zich verborg en waarom.

Hij vermoedde steeds vaker dat ze toch iets met de moord op haar grootmoeder te maken had.

Hij bleef een halfuur met Helena Bjerke zitten praten. “Hoe gaat het eigenlijk met u beiden?” vroeg hij toen hij op het punt stond om weg te gaan.

“We doen ons best”, zei Helena Bjerke vermoeid. “Ik weet niet voor wie het het moeilijkste is, voor Tage of voor mij.” Voor Cato Isaksen vertrok, beloofde ze hem dat ze naar het centrum zou gaan om te winkelen, zoals ze van plan was geweest voor het bericht kwam. “Alf Boris komt vandaag bij ons eten”, zei ze, “dus ik moet sowieso boodschappen doen. Ik moet me haasten, want hij komt om een uur of acht.”

Cato Isaksen wist dat Maiken Stenberg de volgende dag naar Zuid-Noorwegen zou gaan, en omdat hij toch in Drøbak was, wilde hij bij haar langsgaan om wat meer te horen over wat ze hem aan de telefoon had verteld, over de geruchten over Sølvi Steen en het bloed.

Op het moment dat de rechercheur parkeerde op het met grind bedekte plaatsje voor het huis, kwam Alexander naar de auto toe rennen. Hij riep en hield iets in zijn handen.

“Aardbeien”, steunde hij. “Aardbeien.” Cato Isaksen nam glimlachend de rood-wit gekleurde aardbei aan. “Rijp”, zei de jongen en hij veegde met zijn arm langs zijn neus.

Maikens moeder kwam uit de tuin en veegde haar handen af aan de vieze, groene broek. Ze haalde een hand door haar grijze haar. “Die is nog niet helemaal rijp, Alexander” zei ze.

Cato Isaksen zag Maiken helemaal aan de rand van het bos gebukt staan.

“Het spijt me dat ik u weer lastig moet vallen”, zei hij tegen de moeder. “Maar ik wil nog graag even met Maiken praten voor ze vertrekt.”

“Ze is in de tuin”, zei Laila Stenberg vermoeid glimlachend. “Het lijkt alsof de zaak van Kathrine nooit wordt opgelost.”

“Ik weet het niet”, zei hij.

“Ik vind het verhaal over Sølvi Steen en dat bloed bijzonder grotesk. Iemand in Kathrines klas heeft het verteld.” Ze hield haar hand boven haar ogen om ze te beschermen tegen de avondzon. “Jullie denken dat Kathrine nog leeft, hè?”

“Dat weten we niet. Maar het lijkt er wel op”, zei hij.

“We willen de vakantie gebruiken om Maiken erop voor te bereiden dat ze verder moet gaan. Ik wil zo graag dat ze nieuwe vrienden krijgt en dat ze niet alleen maar loopt te piekeren over Kathrine. Dat is zo destructief.”

“Dat is waar en het helpt ook niet echt dat ik hier steeds opduik.”

“Nee”, zei de moeder kortaf.

Cato Isaksen begreep de hint, knikte en liep de tuin in. Een vogelverschrikker van stokken met stroken zilverpapier stond midden op het stukje bouwland. Een grote hoed was boven op het fictieve hoofd geplaatst. De hoed was van lichtgroene tule, versleten en zichtbaar oud. De namiddagzon schitterde in de stroken zilverpapier.

Maiken kwam overeind en volgde hem met haar blik toen hij op haar af kwam.

Hij knikte even naar haar en probeerde een kluit aarde van een van zijn schoenen te vegen. Maiken glimlachte voorzichtig.

“Mooie vogelverschrikker”, zei hij.

“Die grote hoed heb ik van Kathrine gekregen”, zei ze snel. “Haar grootmoeder had hem aan haar gegeven. Die had een hele hoop oude jurken en hoeden en zo. Jaren geleden mochten we ons bij haar op zolder verkleden. Ze had kisten vol oude kleren. Dat was leuk.”

Cato Isaksen keek haar aan. Waarom praatte ze zo snel?

Een van de kippen was ontsnapt uit het kippenhok en scharrelde langs de rand van het stukje bouwland, voortdurend met zijn snavel in de grond pikkend.

Cato Isaksen vroeg of Maiken nog eens wilde herhalen wat ze aan de telefoon had verteld.

“Er gaan geruchten dat Sølvi Steen zich heeft ingewreven met mensenbloed. Ze is hartstikke gek. Maar ik weet niet of het waar is”, voegde ze er schouderophalend aan toe.

Cato Isaksen zei dat hij het zou onderzoeken. “Heb je nog meer gehoord?” vroeg hij. Hij stond op het punt zijn hand op haar arm te leggen, maar bedacht zich en glimlachte even.

“Nee”, zei ze, “alleen dat Stein Ove uit militaire dienst is ontslagen. Klopt dat?”

Cato Isaksen knikte. “Dat klopt. Hij had de wapens. Het ene is terecht.

Het andere, dat naar alle waarschijnlijkheid is gebruikt bij de moord op Brenda Moen, is nog steeds spoorloos. Jij hebt niets meer gehoord?”

Maiken Stenberg schudde het hoofd. Cato Isaksen wenste haar een goede vakantie en liep over het bouwland terug. Hij voelde dat ze hem nakeek. Hij wierp even een blik op het tuinhuisje. De grote deur zat dicht. Hij liep langs de vogelverschrikker en voelde onbehagen bij het zien van Brenda Moens hoed. Er zaten gaten in de halfvergane stof.

Langzaamaan loste de zijde op. De oude hoed leek niet op zijn plaats in de tuin. De wind speelde zachtjes met de stroken zilverpapier. Hij voelde zich verdrietig omdat Maiken op reis zou gaan. Een dwaas gevoel, dat hij niet zou mogen hebben.

Toen hij weer in zijn auto stapte en de motor startte, had hij nog steeds het beeld van de vogelverschrikker op zijn netvlies. Terwijl hij in de richting van het centrum reed, dacht hij opeens aan de opgezette eekhoorn die zijn grootvader op de boekenplank had staan toen hij klein was. Hij herinnerde zich wat voor indruk de eekhoorn op hem had gemaakt. Een gevoel van bedrog. Het beest zag er levend uit, maar was toch dood. Datzelfde gevoel had hij gehad toen hij langs de vogelverschrikker op het aardbeienveld liep.