Kathrine ging liggen op de matras. ze voelde met haar handen aan de opgedroogde vlek. Bruin en taai. Bloed. Ze was weer ongesteld. Dus was er sinds de vorige keer alweer een maand verstreken. Het had een tijdje geduurd voor ze had begrepen dat ze zo de weken kon tellen. Hoe vaak had ze nu een menstruatie gehad? Vier, misschien vijf keer. Ze wierp even een blik door de halfopen toiletdeur en keek naar het roze Libresse-pak dat op de vieze wastafel stond.
Is het weer zover, kleintje? Is opoe weer op bezoek? Ze hoorde de echo van het hoge stemgeluid weer in haar hoofd. Vreselijk. Maar ze kreeg tenminste pakken maandverband.
Ze voelde met haar vinger onder haar oog, trok met het topje een halve cirkel. Waren er grijsblauwe schaduwen op haar gezicht gegroeid, zoals zo vaak als ze moe was?
Ze produceerde zoveel mogelijk was. Ze hoopte dat iemand zou ontdekken dat haar kleren werden gewassen. Maar ze was doorzien. Ze kreeg maar één schoon T-shirt in de week. Van de slipjes, broeken en truien die in haar maat waren gekocht, had ze maar één stel om te wisselen. Lelijke dingen die ze zelf nooit gekozen zou hebben.
Ze dacht aan haar vader, maar het lukte niet om zijn beeld op te roepen. Ze herinnerde zich de verdrietige klank van zijn stem toen ze hem de laatste keer aan de telefoon had gesproken. Dat was al maanden geleden. Hij klonk altijd bang als hij met haar sprak. Ze wist dat hij ertegen opzag om haar te bellen. Hij had een slecht geweten, altijd een slecht geweten. Hij had gevraagd waarom ze hem strafte en waarom Mona niet naar haar confirmatie mocht komen. Kathrine had gezegd dat ze Mona haatte. Dat gaf haar een goed gevoel. Ze had gezegd dat ze Thea en Sofie ook haatte. Maar dat was niet waar. De beide meisjes droegen haast altijd dezelfde kleren. Ze had gezegd dat ze dat stom vond. Een keer had ze het ook rechtstreeks tegen Mona gezegd. Mona nam geen wraak, Mona nam nooit wraak. Mona was het altijd eens met haar vader, en ze nam nooit wraak.
Kathrine keek even naar de dikke stalen deur. Ze vroeg zich af wat haar vader dacht nu ze weg was. Was hij alleen maar bang en verdrietig, of was hij ook opgelucht dat hij geen last van haar had?
Ze begon zachtjes te huilen. “Arme papa”, fluisterde ze. Ze wilde niet huilen. Ze huilde te veel. Ze werd er zo moe van. Aan de andere kant maakte het ook niet uit. Als ze moe was, viel ze gemakkelijker in slaap.
Nu ze tijd had om na te denken, keek ze anders naar zichzelf. Ze was zo vervelend geweest, verwend en egoïstisch. De confirmatie was allang voorbij. In het begin had ze geprobeerd de dagen te tellen, maar uiteindelijk was ze de tel kwijtgeraakt. Haar horloge en mobiele telefoon waren afgepakt. Ze had geen idee wanneer het licht was en wanneer donker. Wat zou Maiken hebben gedacht op haar confirmatiedag? Hoe was de dag voor haar geweest? En hoe was het voor mama geweest? De jurk hadden ze vlak na kerst in de uitverkoop gekocht. Mama vond hem niet mooi. Hij was grijs en modern. Mama wilde dat ze een lichtblauwe zou nemen. Dat had ze moeten doen. Ze had de lichtblauwe moeten nemen, dan had mama nu in elk geval een mooie jurk van haar gehad.
Ze trok de wollen deken over zich heen. Ze dreef zachtjes en rustig rond, als een gevoelloze amoebe in het donker, tot twaalf uur. Toen werd de zware deur geopend en schrok ze wakker uit haar slaap. Ze wist niet dat het twaalf uur was, maar ze nam het aan. Er was tegen haar gezegd dat ze om twaalf uur bezoek zou krijgen. Ze hield haar handen afwerend in de lucht, alsof ze zich moest verdedigen.
“Ben je helemaal gek geworden?”
“Alsjeblieft, raak me niet aan. Raak me niet aan.”
De grauwe muren vielen weer op hun plaats. De verrotte geur van schimmel was weer terug, en toen het licht werd aangedaan, kwam dat als een ijskoude schok.
“Ik zal je niet aanraken”, zei de hoge stem, gevolgd door een akelig lachje. “Dat doe ik nooit. Ik vind je walgelijk.”
Nog geen minuut later zat ze in de vochtige toiletruimte over te geven. Steeds opnieuw keerde ze zich binnenste buiten en ze wist dat ze nooit verder zou komen, alles zou een keer af gelopen zijn. Eigenlijk was er geen hoop. Opeens viel haar oog op de krukken die in de hoek tegen de muur stonden. In een flits zag ze de krukken als een wapen. Ze had ze de eerste dag uit alle macht gebruikt, ze had geslagen zo hard ze kon. Misschien was er toch nog hoop. Maar nu niet. Nu niet en nog lang niet. Misschien wel nooit.