Toen hij de auto in de Tranevei parkeerde, was het beeld van de vogelverschrikker nog steeds niet van zijn netvlies verdwenen. Noch Sølvi Steen, noch haar ouders waren thuis en de buurman vertelde over de schutting dat ze eerder die dag met de auto waren vertrokken. Cato Isaksen bedankte hem voor de informatie en liep terug naar zijn auto.
Toen hij terugreed naar de stad zette hij een cd op en draaide het raampje half open. Het was zomer, zonnig en uitgestorven. Cato Isaksen voelde de rusteloosheid door zijn lijf jagen. Hij sliep de laatste tijd goed en voelde zich eigenlijk heel fit. Hij kon er weer tegen, maar de Bjerke/Moen-zaak zat hem de hele tijd dwars.
Diezelfde nacht lag hij als een vreemde in zijn eigen bed te luisteren naar de stilte in huis. Wat voor iemand was Kathrine eigenlijk, dat ze haar moeder zoiets aan kon doen? Wat wilde ze ermee bereiken haar zo te kwellen? Zowel de ansichtkaart als het sms-bericht was boosaardig geweest. Misschien had Ingeborg Myklebust gelijk. Misschien waren er wel kwaadaardige kinderen. Maar Cato Isaksen voelde dat er iets anders achter de simpele woorden van het bericht verborgen lag. Iets onbegrijpelijks en gewelddadigs. Wraak misschien, of haat. Had Kathrine het wapen meegenomen toen ze verdween? En zo niet, met wie stond ze dan in contact? Wie had het wapen uit haar kamer gehaald?
De rechercheurs hadden overzichten gemaakt en deze geanalyseerd.
De conclusie luidde dat Kathrine Bjerkes naam nu boven aan de lijst van verdachten stond. Hij had het telefoonbedrijf gevraagd een onderzoek in te stellen naar het gebruik van Kathrines telefoon. Ze zouden nu gauw weten waar het bericht vandaan kwam. Morgen zou hij met Sølvi Steen praten over het bloed. Hij wist niet goed wat dat kon betekenen. Maar hij had er geen grote verwachtingen van.
Vandaag had iemand tijdens de lunch een flauwe opmerking tegen Ellen gemaakt toen ze de kantine binnenkwam. “Je krijgt een buikje”, had iemand tegen haar gezegd. Ellen had het weggelachen, maar Cato Isaksen had zich gekwetst gevoeld. Had Ellen een buikje? De laatste keer dat ze samen gepraat hadden, hadden ze het weer over hun wederzijdse relaties gehad. Hij kon het niet laten om op te merken dat haar echtgenoot oud was. Hij wist dat hij haar daarmee kwetste. Ze had geantwoord dat zij niet inzag wat er zo geweldig was aan de huichelachtige situatie waarin hij zelf zat. Dat was niet waar. Hij huichelde niet. Ellen had gezegd dat hij niet op eigen benen kon staan. Dat was ook niet waar. “Jij hebt veel benen om op te staan”, had ze gezegd, “alleen niet je eigen. Jij moet altijd iemand naast je hebben.” Hij wilde dat het niet waar zou zijn. Hij was kwaad omdat hij zelfs tegen zichzelf niet eerlijk kon zijn over de gedachten die midden in de nacht bij hem opkwamen.
Hij keek naar Bente die diep in slaap was. Zelf bleef hij liggen draaien tot de vogels begonnen te fluiten en het licht door de gordijnen kwam. Hij zette de wekker uit nog voordat die afliep, kwam voorzichtig overeind en trok zijn kleren aan zonder te douchen. Hij poetste zelfs zijn tanden niet. Hij liep naar de keuken, maar at niets, dronk niets. Hij had een slecht geweten omdat hij ziek van verlangen was naar Ellen. Het maakte hem bang. Het was beschamend tegenover Bente. Hij moest ermee leren leven, met een verhouding zonder passie. Een vertrouwde, maar onvolkomen relatie. Wat hem het allermeest benauwde, was dat het gevoel hem bekend voorkwam. Zo had hij ook over Sigrid gedacht, de laatste periode dat ze samenwoonden. Hij wilde dat niet nog eens meemaken.
Zo vroeg in de morgen reed er haast nog geen verkeer in de richting van Oslo. Het was halfzes. De hemel was grijs met langs de horizon een scherpe roze rand.
Tijdens de ochtendvergadering om acht uur was iedereen aanwezig, behalve Randi Johansen en Asle Tengs die zomervakantie hadden.
Ingeborg Myklebust wilde dat Cato Isaksen en Roger Høibakk het onderzoek naar de moord op een jonge moeder in Tøyen op zich zouden nemen.
De beide politiemannen keken elkaar teleurgesteld aan. Ze wisten allebei dat het geen zin had om tegen te sputteren. Cato Isaksen had gedacht dat hij zijn hele team weer in kon zetten op de Moen-zaak, nu er nieuwe gegevens naar voren waren gekomen: het sms-bericht, het wapen dat was ingeleverd en de geruchten over Sølvi Steen en het bloed. Maar Ingeborg Myklebust vond dat ze aan beide zaken tegelijk konden werken. De beide andere moordzaken waaraan ze hadden gewerkt, waren opgelost. De ene moord was gepleegd door een goede vriend van het slachtoffer, de andere door een broer. Zo ging dat met de meeste moorden, tijdens hoog oplopende emoties stonden familie en vrienden elkaar naar het leven. Cato Isaksen stond op en liep de kamer uit.
Hij liep door de gang naar de kantine en haalde een kop koffie uit de automaat. Plotseling stond Ellen glimlachend naast hem. Hij vermande zich. Het was duidelijk dat ze in een goed humeur was. Glimlachend stak ze haar hand uit om een kop te pakken. Opeens zette hij zijn kop koffie op de automaat en sloeg zijn armen om haar heen. Haar gezicht rustte tegen zijn hals. Hij voelde haar warme adem tegen zijn huid. Ze maakte zich voorzichtig los en keek hem ernstig aan. Toen kuste ze hem. Hun lippen ontmoetten elkaar teder en warm. Hij kon zo wel een eeuwigheid blijven staan, maar ze werden gestoord door een van de kantinemedewerkers die met een dienwagen vuile kopjes en bordjes kwam ophalen.
Ze begonnen te praten. “We krijgen er een nieuwe zaak bij”, zei hij. “Myklebust vindt dat we geen resultaat boeken in de Moen-zaak.”
“Dat weet ik”, zei ze kortaf. “Dat doen jullie toch ook niet.”
De kantinemedewerker verdween. “Hoe gaat het eigenlijk met je?” vroeg hij.
“Geweldig.” Ze glimlachte.
Hij glimlachte terug. “Ik heb zin in je”, zei hij.
“Dat weet ik”, antwoordde ze en ze keek hem plagend aan.