Helena Bjerke had iets verzwegen. Een paar dagen na de reis naar Zweden kreeg Cato Isaksen een telefoontje van haar. Ze gaf toe dat ze had gelogen om haar vriend te beschermen. “Het spijt me”, zei ze verdrietig. “Ik was ervan overtuigd dat Tage niets met de verdwijning van Kathrine te maken had. Maar nu weet ik niet meer wat ik moet geloven.”

Cato Isaksen vroeg haar om naar het politiebureau te komen. “Dit is te belangrijk om telefonisch af te handelen”, verklaarde hij. Helena Bjerke zei dat ze meteen in de auto zou stappen. Een uur later stond ze in de gang op hem te wachten.

Kathrine Bjerkes moeder zag er niet echt verzorgd uit. Ze was slonzig gekleed in een oude broek en een verschoten roze trui. Het was duidelijk te zien dat ze ’s morgens niet had gedoucht. Haar halflange haar was vet en ongekamd. Ze herhaalde wat ze al aan de telefoon had gezegd. Randi Johansen werd gevraagd om mee te komen en aantekeningen te maken.

“Ik heb gelogen” zei Helena Bjerke vermoeid. “Het spijt me.”

Cato Isaksen keek haar met een ernstige blik in zijn ogen aan. “Waarom wilde u hem beschermen?”

“Ik wilde hem niet beschermen. Maar ik had zo genoeg van alle geruchten. Ik ken Tage toch”, zei ze zacht. “Ik ken hem toch”, herhaalde ze. “Maar nu weet ik het niet meer. Hij was de avond van Kathrines verdwijning een tijdje weg.”

“Wanneer en hoelang?”

“Dat weet ik niet meer zo goed. Drie kwartier misschien. Van kwart over tien tot elf uur, zoiets.”

“Zo laat?”

“Hij zegt dat hij even naar de boot is geweest. Dat doet hij wel vaker. Hij had tot negen uur gewerkt en was pas om halftien thuis. Het was al tien uur geweest voor we klaar waren met eten. Ik moet echt even roken”, zei ze.

Cato Isaksen knikte met tegenzin en haalde een asbak die al lange tijd niet was gebruikt.

“Dus u hebt er nog niet eerder bij stilgestaan dat hij er misschien bij betrokken is?” vroeg hij.

“Nee. Ik herinner me niet precies hoe laat hij terugkwam”, zei ze en ze stak de sigaret met een groene aansteker aan. “Hij is op het moment erg terneergeslagen. Teleurgesteld in mij, zegt hij.” Ze blies de rook uit haar mond. “Hij zweert dat hij er niets mee te maken heeft. En ik geloof hem ook eigenlijk wel”, voegde ze eraan toe. “Maar nu wil ik alle kaarten op tafel. Ik heb een akelig gevoel bij die ansichtkaart. Misschien heeft iemand haar gedwongen om de kaart te schrijven.”

Randi Johansen keek Helena Bjerke rustig aan. Ze kon niet begrijpen dat iemand een partner kon beschermen als je de waarheid moest ontdekken over een verdwenen kind. Met een gevoel van onbehagen besefte ze dat zij zelf gewillig haar man had opgeofferd als het om haar dochter zou gaan.

“Hebt u nog nagedacht over de dingen die Maiken vertelde, dat hij gluurde als Kathrine onder de douche stond?” vroeg Cato Isaksen voorzichtig.

“Ja”, zei ze luid. “Inderdaad.”

“En?”

“Ik kan het niet geloven”, zei ze boos. “Zeur daar alsjeblieft niet meer over. Jullie kenden Kathrine niet. Ik had dat van Tage ook niet moeten vertellen. Ik heb er nu al spijt van.”

Randi Johansen wierp haar een teleurgestelde blik toe. Op de een of andere manier was Helena Bjerke nu in een fase waarin ze had opgegeven. Haar woede was gericht op Kathrine. Misschien was dat gemakkelijker omdat zij er niet was. De stilte in de kamer was beklemmend. Ten slotte vroeg Randi Johansen of ze niet bang was dat ze het fout had. Dat haar vriend wel iets met Kathrines verdwijning te maken had.

Helena Bjerke doofde driftig haar sigaret in de asbak. “Toch wel”, zei ze verbeten en ze begon te huilen. “Daarom ben ik ook hier. Maar ik kan er niet meer aan denken. Als die angst de kop opsteekt, lijkt het net alsof mijn lichaam vol insecten zit die me van binnenuit opvreten.” De beide vrouwen keken elkaar weer aan. Ten slotte was Randi Johansen degene die haar ogen neersloeg.

“We weten dat Tage Wolter een heftig temperament heeft”, zei Cato Isaksen rustig. “Is hij gewelddadig?”

“Hij wordt niet kwader dan anderen. Wie heeft dat trouwens gezegd?” vroeg ze.

“Zijn moeder” zei Cato Isaksen.

Ze snoof. “Dat oude wijf. Ze heeft die klootzak van een Johan altijd voorgetrokken. Hebt u hem trouwens ontmoet?”

“Ja.”

“Wat vindt u van hem? Hij hangt maar een beetje aan zijn moeders rokken en wacht tot hij de hele boel kan overnemen. Tage heeft zich altijd zelf moeten redden Ik geloof dat zijn broer een moord zou kunnen plegen voor het geld van de boerderij.”

De rechercheurs keken haar even zwijgend aan. Ze ontweek de eigenlijke vraag. Dat was niet vreemd of moeilijk te begrijpen.

“Kathrines lerares zegt dat ze een pestkop was”, zei Cato Isaksen.

“Ja”, zei Helena Bjerke kortaf, “dat zal wel.”

“Wat vindt u daarvan?”

Ze sloot even de ogen. “U weet toch hoe kinderen zijn”, zei ze teleurgesteld. “Ik geloof dat het een beetje overdreven is. Kinderen moeten zichzelf zien te redden.”

Een pijnlijke stilte vulde de kamer. Randi Johansen en Cato Isaksen vermeden het elkaar aan te kijken.

“Ze was enig kind”, zei Helena Bjerke verontwaardigd. “Ze was gewend om te krijgen wat ze wilde.”

“Was ze verwend?”

“Dat weet ik niet. We hadden vaak ruzie. Over kleren en hoe laat ze thuis moest zijn. Wat ze wel of niet mocht en met wie ze omging. Ze kon enorme woedeaanvallen krijgen.” Helena Bjerke wendde zich af. “Ik mis haar verschrikkelijk. Er zijn zoveel dingen die ik anders had willen doen.”

Cato Isaksen lag op zijn buik in bed, met zijn handen naast zijn lichaam terwijl hij luisterde naar het geluid van de regen op de tegels in de tuin. Hij gunde zichzelf een middagslaapje, wat hij normaal gesproken nooit deed.

De geur van pasgemaaid gras drong de kamer binnen en gaf de lucht een scherpte die zijn geheugen prikkelde. Nat gras. Hij en Ellen hadden een keer in het bos afgesproken. Hij herinnerde zich de geur van de vochtige bosgrond en Ellens gretige mond. Hij bleef er een tijdje aan liggen denken. Daarna dacht hij aan Kathrine Bjerke. De handschriftexpert had vastgesteld dat zij de kaart had geschreven Maar waar was ze? Hield ze zich ergens verborgen? Hij zag haar gezicht voor zich zoals hij dat op de foto’s had gezien. Ze leek echt op Maiken Stenberg. Hij moest Maiken er maar eens naar vragen. Of de beide meisjes het er wel eens over hadden gehad dat ze zoveel op elkaar leken.

Hij moest ook Kenneth Hansens oudste broer, Stein Ove, eens opzoeken. Hij moest navragen wanneer hij weer verlof had. Hij had al eerder met hem moeten praten, maar er was steeds iets tussen gekomen. Bovendien hadden de politie van Follo en de landelijke recherche hem een aantal keren verhoord zonder dat daarbij iets naar voren was gekomen. Misschien was het toch belangrijk dat hij zelf een beeld van hem zou vormen. Maar eerst moest hij met Tage Wolter praten over de dingen die Helena Bjerke had verteld.

De volgende dag reed hij rechtstreeks naar het winkelcentrum. De stiefvader stemde gemakkelijker in met een gesprek dan de vorige keer. Hij wist waarschijnlijk wel wat hem te wachten stond. Ze zochten een tafeltje in het cafeetje vlak bij de winkel. Tage Wolter haalde koffie bij de bar. Hij zag er moe uit. Dat was ook niet zo vreemd, dacht Cato Isaksen. De schijn pleitte tegen hem. Op de afdeling hadden ze met elkaar geprobeerd de informatie ten nadele van hem te beoordelen. Ze waren allemaal ongeduldig. Er hoefde maar iets te gebeuren en ze hadden genoeg om hem aan te klagen.

“Helena zegt dat u toch een tijdje weg was op de avond van Kathrines verdwijning”, begon Cato Isaksen.

“Ja”, zei Tage Wolter met een zucht, “dat is ook zo. Ik was even bij de boot.”

“Lopend of met de auto?”

“Ik was met de auto.”

“Waarom hebt u dat niet verteld?”

“Daar komt alleen maar gezeur van”, zei hij vermoeid.

Cato Isaksen keek hem rustig aan.

“Wat hebt u bij de boot gedaan?” ging hij verder. “Waarom ging u erheen?”

“Waarom? Ik doe dat wel vaker. Ik was hooguit een halfuur weg. Ik wilde alleen maar kijken of alles in orde was.”

“Lag de boot aldoor in de haven, of bent u ermee weg geweest?”

“Nee, verdomme. Had ik daar soms tijd voor?”

Hij schoof onrustig heen en weer en zag er boos uit. “Ik snap niet hoe Helena dit heeft kunnen doen” mompelde hij.

“Wat doen?”

“Dit over mij vertellen.”

“Het betekent niets zolang u niets te maken hebt met de verdwijning van Kathrine. Het is verboden om te liegen tegen de politie, en ik moet zeggen dat dit voor ons heel belangrijke informatie is.”

“Ja, ja” zei hij. “Maar ze is toch niet verdwenen? Ze is er vrijwillig vandoor gegaan.”

“Daar ziet het misschien naar uit”, zei Cato Isaksen. “Maar we vinden dat we daar niet zonder meer van uit kunnen gaan. Iemand kan haar hebben gedwongen de kaart te schrijven. Hij kan ook al een hele tijd geleden zijn geschreven. Bovendien zijn er geen reacties of tips binnengekomen op de opsporingsberichten in de Zweedse kranten.”

Tage Wolter trok bleek weg. Hij zat met zijn koffiekopje te spelen terwijl hij naar het tafelblad staarde.

“Helena zegt dat u die avond om elf uur terug was. Dat was vlak nadat Kathrine afscheid had genomen van Maiken en Lars Lofthus haar had afgezet bij het tolstation.”

“Er is zo veel mogelijk.”

“U bent nogal temperamentvol, hè?”

“Hier doe ik niet langer aan mee.” Tage Wolter hief afwerend zijn handen op en stond op.

“Ga alstublieft zitten”, zei Cato Isaksen kil. Wat de dominee had verteld over Kathrine, maalde voortdurend door zijn hoofd. Dat Kathrine af wist van iemand met afwijkend gedrag, waarvan ze niet wist wat ze ermee aan moest. Zou Tage Wolter pedofiel zijn?

Twee dagen geleden had de politie zijn computer in beslag genomen en de computer die hij op zijn werk gebruikte. Experts waren nu bezig alles door te nemen om te zien of er iets interessants tussen zat. Roger Høibakk vond het rijkelijk laat en meende dat ze dat al weken geleden hadden moeten doen. Cato Isaksen was het met hem eens. Maar het punt was dat ze daar geen aanleiding toe hadden gehad. Randi Johansen vond dat ze dat nu ook niet hadden, maar Tage Wolter had ermee ingestemd, en dat maakte de zaak veel eenvoudiger.

Kathrine Bjerkes stiefvader voelde zich duizelig. Het gezicht van de rechercheur verdween in een zwarte wolk. Plotseling draaide alles om hem heen. Vanbinnen was hij bezig op te branden.