Hij kon de avondspits niet ontwijken. het was al bijna halfzes toen Cato Isaksen terug was in Oslo. Hij vloekte zachtjes voor zich uit toen hij de garage onder het politiebureau binnen reed. Hij zou die verdomde bijeenkomst met zijn zoon niet meer halen. Hij had eigenlijk ’s morgens al het gevoel gehad dat hij het niet zou redden. Toen hij probeerde Vetle thuis te bellen, kreeg hij geen antwoord. Hij probeerde Bente op haar werk te bereiken, maar ook zij nam de telefoon niet op. Cato Isaksen gaf het op. Hij nam aan dat Bente meegegaan was naar de informatiebijeenkomst. Nu kon hij net zo goed nog een paar uur doorwerken.
Hij sorteerde de nieuwe rapporten die waren binnengekomen, en liep vlug het materiaal dat ze al hadden door. Daarna maakte hij een opzet voor het verhoor van Kenneth Hansen de volgende dag. Toen hij klaar was, was het bijna zeven uur. Hij belde inlichtingen en kreeg het telefoonnummer van Kathrines lerares. Hij bedacht dat hij net zo goed via de telefoon met haar kon praten, hoewel ze ook al uitvoerig was verhoord door de politie van Follo.
Ze nam zelf op. Cato Isaksen stelde zich voor en vertelde waarom hij belde. Ze klonk als een al wat oudere vrouw. Ze sprak haar afschuw uit over de gebeurtenissen en vroeg of er iets nieuws te melden was.
Cato Isaksen zei dat dat niet het geval was en vroeg haar wat meer over Kathrine te vertellen. “Ik dacht dat u later misschien nog iets te binnen was geschoten. Wat u nog niet tegen de politie van Follo hebt gezegd.”
“Eigenlijk niet”, zei Reidun Vik, “behalve dat ik misschien heb vergeten te benadrukken dat Kathrine niet zo goed lag bij haar klasgenoten. Afgezien van een paar dan.”
“Zoals Maiken?”
“Ja. Ze waren dikke vriendinnen.”
“Waarom was ze niet zo populair?”
“Ze was wel degelijk populair. Het was meer dat ze graag mocht treiteren, als ik het zo mag zeggen. Toen ze jonger was speelden er een paar zaken. Ze pestte een paar meisjes uit de parallelklas. Ze was hard, keihard. Een soort voorbeeld voor veel anderen. Ze had altijd nieuwe kleren. Ze was een middelmatige leerling.”
“U mocht haar niet zo?” Cato Isaksens blik bleef hangen bij een vlek op de witte muur.
Het werd stil aan de andere kant van de lijn. “Ik had niets op haar tegen” zei Reidun Vik zacht. “Ik heb op geen enkele leerling iets tegen.”
Cato Isaksen bedankte haar voor het gesprek en legde neer. Daarna bleef hij een paar minuten voor zich uit zitten staren. Een koud gevoel kroop langs zijn rug omhoog. Maar hij kwam er niet achter wat dat zou kunnen zijn.
Toen hij op weg was naar zijn auto dook plotseling een schaduw achter hem op. Hij schrok. Ellen lachte. Ze zei dat ze een hapje ging eten en vroeg of hij meeging. Hij wist dat hij zou moeten bedanken, maar zei toch ja.
Privé spraken politiemensen zelden over het werk. Misschien omdat het op zichzelf al zwaar genoeg was. Toen Cato Isaksen en Ellen Grue echter aan het achterste tafeltje in het kleine, bruine café naar elkaar toe bogen, hadden ze het wel degelijk over politiezaken. Misschien om privé-zaken te vermijden? Oppervlakkige gesprekken waren het veiligst. Er moesten geen stilten in het gesprek vallen. Cato Isaksen nam een slok van het alcoholvrije biertje. Ellen had het over vrouwelijke moordenaars.
“Waarom is het zoveel erger als een vrouw de moord pleegt?” vroeg ze. Ze dacht even na en kwam tot de conclusie dat het misschien toch niet zo gek was. Mannen moordden al duizenden jaren. Eerst om aan eten te komen, daarna in oorlogen. Als een vrouw doodt, lijkt het misschien erger. Vrouwen staan immers symbool voor zorg en het schenken van leven. Misschien is het een kwestie van het oerfeminiene tegenover het oermasculiene.
Cato Isaksen maakte een paar losse opmerkingen, maar vond het thema oninteressant. Normaal gesproken zaten ze niet zo te kletsen. Hij was moe na een lange dag. Hij had zijn mobiel uitgezet, zodat Bente hem niet kon bereiken.
Hij vroeg Ellen wat zij dacht van de nieuwe zaak. Ze keek hem even aan en herinnerde hem eraan dat het niet haar taak was om conclusies te trekken. “Ik breng alleen de sporen in kaart”, zei ze, demonstratief op haar horloge kijkend. Hij interpreteerde dat signaal als verveling.
Toen ze weer in de frisse avondlucht stonden, voelde hij opeens een verbazingwekkende drang om te vluchten. Misschien om te zien welk effect dat op haar had. Of om te demonstreren hoe hulpeloos hij zich voelde. Hij wist het niet. Maar toen zag hij haar blik. Hij was vergeten hoe kwetsbaar ze hem aan kon kijken. In plaats van weg te lopen ging hij dicht bij haar staan. Hij voelde zich bang en gelukkig tegelijk. “Kom niet zo dicht bij me”, zei ze.
Hij deed een stap naar achteren en maakte een machteloze beweging met zijn armen. Ze bleven naar elkaar staan kijken zonder iets te zeggen. Daarna liep hij weer naar haar toe. Toen zijn handen over haar haar streken, leunde ze tegen hem aan en drukte ze haar gezicht tegen zijn schouder. Ze lachten nerveus. “Het wordt niets meer met ons”, zei hij.
Ze schudde het hoofd. “Ik wil kinderen” zei ze. Cato Isaksen slikte de opmerking in dat de advocaat met wie ze zou trouwen te oud was. Hij lachte even. Zij lachte. Ze lachten nog een keer, probeerden de vrolijke stemming vast te houden. “Ik kan je getuige zijn”, grapte hij.
“Hanne is mijn getuige.”
“Welke Hanne? Die samenwerkt met Billy T?”
Ellen knikte.
“Maar is zij niet een beetje…”
“Een beetje wat?”
“Nee, niets”, zei hij.
Ellen wierp het hoofd in de nek. “Je blijft bij me uit de buurt”, zei ze gemaakt streng. Ze zeiden geen van beiden iets toen ze naar de auto liepen en instapten. Cato Isaksen startte de motor. Hij staarde naar een vlek op het plafond. Hij dacht aan de kat die was verdwenen. Morgen om acht uur zouden hij en Ellen elkaar weer zien in het appartement van Brenda Moen. Haar nabijheid maakte hem onrustig. En zoals altijd als hij zich onder druk gezet voelde, dacht hij aan Bente. Hij moest snel naar huis gaan. Hij keek op zijn horloge. “Ik moet gaan”, zei hij. “Ik moet ook nog bij mijn moeder langs”, loog hij. “De vorige keer dat ik er was, sliep ze.”
“Zo laat nog”, zei Ellen op haar horloge kijkend.
Cato Isaksen knikte. “Ja”, zei hij, “zo laat.”
Hij reed langs het politiebureau en zette haar af. Ze knikten even naar elkaar; Ellen stapte uit en smeet het portier achter zich dicht. Het was al na negenen. Tijdens de rit naar Asker probeerde Cato Isaksen zichzelf meester te worden. Hij zag in dat hij had verloren. Of misschien had hij wel gewonnen. Ellen moest maar gaan trouwen. Dat was eigenlijk het beste. Dan had hij een probleem minder.
Hij deed de deur van het slot en liep met een verontschuldigend gebaar naar Bente toe, pakte haar hand en trok haar met zich mee op de bank.
“Je zei dat je op tijd thuis zou zijn”, zei ze geïrriteerd.
“Waar is Vetle?” vroeg hij.
“Buiten”, zei ze. “Ik geloof dat hij de kat zoekt.”
Hij zuchtte. “Het lukte doodeenvoudig niet”, zei hij. “Je weet hoe dat gaat.” Hij voelde schaamte en vertedering. En verslagenheid.
Ze ademde diep in en knikte begripvol. “Vetle was teleurgesteld”, zei ze. “Hij vroeg ook naar de mobiele telefoon. Heb je hem een nieuwe beloofd?”
Hij knikte. “Die ga ik morgen kopen”, zei hij.
De stilte tussen hen groeide. Bente zette de tv aan. De deelnemers uit het Big Brother-huis vulden het scherm. Cato Isaksen stond op en liep naar de badkamer, hij draaide de kraan open en voelde met zijn vingers aan de waterstraal. Hij stak zijn onderlip naar voren en blies de lucht langs zijn gezicht.