Het was doodstil in de stad. Veel mensen waren naar de bergen getrokken om te genieten van de sneeuw en de paaszon. Bente en Vetle waren diezelfde morgen afgereisd. De rechercheurs van Cato Isaksens team hadden daar geen tijd voor. Terwijl ze gespannen wachtten op de uitslag van de bloedanalyse, werkten ze onverdroten verder aan beide zaken. Preben Ulriksen en Roger Høibakk waren naar Akershus geweest om bij het ministerie van Defensie nader onderzoek te doen naar Alf Boris Moen. Randi Johansen en Asle Tengs hadden geprobeerd contact op te nemen met de vriendinnen van Brenda Moen, maar waren daarin niet geslaagd. De beide dames hadden duidelijk veel om handen. Ze hadden nog een keer met Brenda Moens buren gesproken.
Na een korte evaluatievergadering, waarin Cato Isaksen had verteld over de nieuwe rol van Lars Lofthus, reed hij naar Drøbak. Hij ging weer alleen, hoewel dat niet gebruikelijk was. Hij wilde nog een keer met Kenneth Hansen praten, maar hij reed eerst naar het huis van Stenberg, waar de manschappen bezig waren met het onderzoek van de grote composthopen en de draineersleuven langs de lapjes grond. Het werk vorderde. Ze hadden geen interessante vondsten gedaan.
Na tien minuten reed Cato Isaksen weer weg en hij had net de auto voor het huis geparkeerd toen Kenneth Hansen naar buiten kwam.
Toen hij de rechercheur zag, had hij de neiging om weg te rennen, maar hij beheerste zich. Waar was dat ook goed voor? De vermoeidheid zat als een dot katoen in zijn hoofd. Hij en Lars waren pas ’s nachts om drie uur thuisgekomen uit Zweden, en hij was net opgestaan. Lars was erg nerveus. Hij was zelf ook zenuwachtig. Ze hadden vrij van school, het was paasvakantie. Moeder was aan het werk in het tolstation. André had hem op zijn mobiele telefoon gebeld en verteld dat hij ook was verhoord. Toen Kenneth dat hoorde, liep hij rechtstreeks naar het toilet en bleef daar een halfuur zitten.
Cato Isaksen liep met Kenneth Hansen naar binnen en begon weer te zeuren over zijn relatie met Kathrine. Het was duidelijk dat hij dacht dat Kenneth iets wist wat hij niet wilde zeggen. Dat was natuurlijk ook zo. Zou André tijdens zijn verhoor iets hebben gezegd? Kenneth antwoordde zo goed hij kon. Cato Isaksen zeurde ook over Lars. Maar Kenneth kon geen antwoord geven. Gelukkig vroeg de politieman niets over de trip naar Zweden. Hij zou er wel niets van weten. Lars en hij hadden een biertje te veel gedronken om hun zenuwen te bedwingen en waren daarna toch teruggereden naar Noorwegen. Nu zat de rechercheur hem te ondervragen over de dingen die hij en Kathrine in de boot hadden gedaan.
Kenneth keek hem somber aan en haalde de schouders op. “Tja, we neukten in de boot”, zei hij ten slotte. “Nou en?”
Cato Isaksen keek hem aan.
Volwassenen waren zo dom. “Iedereen doet het”, zei hij en hij haalde de schouders weer op. “Waarom zou je anders verkering hebben?”
“Dwong je haar ertoe?”
“Verdomme. Dat deed ik niet.”
“Mensen zeggen dat je dat deed.”
“Mensen? Welke mensen? Maiken?”
Cato Isaksen gaf geen antwoord.
“Zij is zo verschrikkelijk overgevoelig”, zei hij, afwezig uit het raam starend. Plotseling veranderde zijn gelaatsuitdrukking. “Heeft Tage het gezegd?” vroeg hij geërgerd. “Dat van de boot?”
“Ja.”
“Hij heeft me er een keer van langs gegeven. Behoorlijk. Hij had ons daar betrapt. Ik was bang dat hij me overboord zou gooien.”
Cato Isaksen gaf geen antwoord.
“Is het misschien verboden? Staat het in de wet? Ik vraag het maar.”
“Dat ligt eraan” zei Cato Isaksen koud.
Toen hij weer in de auto zat belde hij Ellen Grue op haar mobiele telefoon. Eigenlijk wilde hij alleen haar stem horen, maar hij zei dat hij belde om te horen hoe het ging met de bloedanalyse. Ze antwoordde dat die pas na Pasen klaar zou zijn. Hij zei dat hij niet zo lang kon wachten. Ze lachte.
“Je moet maar wat geduld hebben”, zei ze. Hij vertelde waar hij was en waar hij mee bezig was. Toen hij bij de nieuwe woningen aan de Tranevei kwam, beëindigde hij het gesprek.
Sølvi Steen woonde aan de Tranevei 10. Omdat het schoolvakantie was, was ze alleen thuis. Dat kwam goed uit. Ze was een vrouwelijke uitgave van André Hansen. Zij was ook in het zwart gekleed. Zwarte spijkerbroek, zwart T-shirt, brede zwarte schoenen. Zwart haar en zwarte make-up.
“Het is dom dat u hierheen komt”, zei ze en ze wees hem de weg naar de woonkamer.
“O, ja?” zei hij en hij keek eens om zich heen. Op de tafel stonden gele paaskuikentjes. Een flesje met nagellakremover stond ernaast.
“Mijn ouders zullen wel denken dat ik nu helemaal aan het freaken ben.”
“En dat doe je niet?”
“Zeker niet.” Ze verhief haar stem. “Wilt u misschien mijn cijfers zien?”
Cato Isaksen nam plaats op het puntje van een stoel. “André Hansen zegt dat jij het enige meisje in de livegroep bent”, zei hij.
“Ja, en?” zei ze.
“Kende je Kathrine Bjerke?”
“Wat heet kennen. We zaten op dezelfde school.”
“Niet in dezelfde klas?”
“Ze is een jaar jonger dan ik.”
“Maar je wist wie ze was?”
“Is ze dood, omdat u ‘was’ zegt?”
Cato Isaksen kon niet anders dan voorzichtig grijnzen. Sølvi Steen was een harde dame. Hij schudde het hoofd. “We weten nog steeds niet wat er is gebeurd”, zei hij.
“U bedoelt dat u niet weet of ze zelfmoord heeft gepleegd of dat iemand anders haar heeft vermoord?”
“Nee.”
“Misschien heeft ze het zelf gedaan. Ik heb er ook wel eens aan gedacht. In moeilijke perioden”, voegde ze eraan toe.
Cato Isaksen keek haar aan.
“Ik zonder me nogal eens af”, ging ze verder terwijl ze door het raam naar buiten keek. In haar hals was haar hartslag zichtbaar. “Ik krijg wel eens het onaangename gevoel dat ik niets meer beteken. Dergelijke dingen. Hebt u dat ook wel eens?”
Cato Isaksen keek naar de tengere gestalte met het zwarte haar. Waarom vroeg ze hem zoiets?
Ze herhaalde de vraag. Ze hield haar hoofd iets achterover en keek hem met haar smalle, sterk opgemaakte ogen aan.
“Nee” zei hij.
Ze lachte even. “Dat is nu juist zo lijn met de livegroep. Je kunt daar al je frustraties in kwijt. U moet het ook eens proberen. Politiemensen hebben er vast baat bij. De werkelijkheid wordt op de een of andere manier naar de achtergrond geschoven.”
“Dat klinkt raar.”
“O, nee. De werkelijkheid bevindt zich als het ware ergens anders.” Ze trok haar benen onder zich en keek een andere kant op. “Dat is zo’n uitdrukking die veel wordt gebruikt, hè?”
“De werkelijkheid is ergens anders. Tja, misschien” zei de rechercheur ernstig. “Ben je nooit bang?”
“Toch wel.” Ze draaide zich weer naar hem toe, keek hem met haar donkere ogen indringend aan. “Dat is juist zo heerlijk. Dan hoef ik in het echte leven geen grenzen te verleggen, drugs te gebruiken en zo. Ik krijg een geweldige kick van de wereld die we binnentreden. Het is zo ongelofelijk. Een paar weken geleden speelden we in de regen. Ik dacht dat ik zou sterven van de kou. En weet u wat, ik zag de duivel. Ik zag hem gewoon. Opeens stond hij voor me.” Ze hief demonstratief haar handen op. Ze spreidde haar vingers, met de zwarte nagellak, als twee waaiers voor zich uit. “Het was net alsof ik high was. Want niemand speelde die rol, het was gewoon een beeld dat plotseling voor een boomstam opdook. Dan heb je al je intelligenties nodig.”
“Juist.”
“Ja, want we hebben er tien, wist u dat?”
“Nee.”
“De intelligenties variëren van het creatieve tot het fysieke en sociale. De fysieke intelligentie kan getraind worden zodat je bijvoorbeeld geen angst meer voelt. Over mijn persoonlijke intelligentie ben ik niet echt tevreden. Maar ik werk eraan. De gevoelsintelligentie daarentegen ben ik aan het onderzoeken. En ik ben al een heel eind gekomen.”
Cato Isaksen keek naar het meisje dat voor hem zat. Er waren veel overeenkomsten tussen haar en André Hansen. Hun manier van praten, bijvoorbeeld. Het meisje was vijftien, maar ze sprak als een overrijpe dertigjarige.
“Hoe heet jullie leider?”
“We proberen elkaar een beetje te beschermen, dus daar kan ik geen antwoord op geven.”
“Dat moet je wel. Die vraag wordt door de politie gesteld.”
Een glimlachje krulde om haar lippen. “O, ja”, zei ze sarcastisch, “is dat zo?”
“Hoe heet hij?”
“Hij heet Nils Bergman”, zei ze zachtjes.
Cato Isaksen probeerde de informatie die hij had gekregen te laten bezinken. Wat betekende het dat Nils Bergman de leider van de livegroep was? Hij reed naar het centrum en liep een tijdje rond door de kleine straatjes. Hij liep een cafeetje binnen en kocht een kop koffie en een broodje. Er waren veel mensen op de been. Hij was al helemaal vertrouwd geraakt met het kleine zomerstadje. Voor hem was Drøbak vooral een zomerstadje, hoewel de stad zelf zich probeerde te profileren als de plaats waar de kerstman zijn werkplaats had. De informatie dat Nils Bergman de leider van de livegroep was, had hem verrast. Het was een nieuw puzzelstukje. Misschien een stap in de goede richting. Hij voelde dat hij wat dichter bij Kathrine was gekomen. Op een bepaalde manier leek het alsof hij haar kende. Hij dacht aan februari, aan de nacht dat ze verdween. Het weer, het jaargetijde, de kou, de duisternis, de eenzaamheid. Maar de oorzaak, wat er was gebeurd, wist hij niet.
Hij besloot dat hij een overzicht zou gaan maken als hij terug was op zijn kamer en daarin de namen zou zetten van alle mensen die er op de een of andere manier bij betrokken konden zijn. Dit was geen gewone zaak. Normaal gesproken had hij een lijk om van uit te gaan.
Nadat hij de koffie had opgedronken, liep hij langs een galerie waar hij een mooie zwarte theekop met een gouden motief voor Bente kocht. Hij wilde hem meenemen naar de bergen zodat hij hem als paascadeau aan haar kon geven. Op het moment dat hij de winkel wilde verlaten, zag hij een vrouwenfiguur op een van de lithografieën aan de wand. Het leek alsof ze zich naar hem toe draaide. Ze was naakt en glimlachte triest terwijl ze wees naar een jurk die op een hangertje naast haar hing. Cato Isaksen draaide zich vlug om. Hij voelde zich opeens duizelig. Nu begon hij ook vreemde dingen op foto’s te zien. Hij zei ‘Tot ziens’ tegen de eigenaar van de galerie en liep de straat op. Hij liep een paar meter over het trottoir, ging een kiosk binnen en kocht vijf gevulde paaseieren. Eén voor ieder van de jongens, één voor Gards vriendin en één voor ieder van de kinderen van Bentes vriendin. Daarna ging hij op zoek naar een toilet.