De lijkkist veranderde in een man die naar een naakt meisje stond te gluren. Het meisje werd Ellen. Hij stond zo dicht bij Ellen Grues gezicht dat hij haar adem kon voelen. Ze draaide zich om en keek hem aan. “We gaan een stukje rijden. Je kust me. We praten. Meer niet, Cato.” Hij hoorde haar stem in zijn droom. “Meer niet.”

Ze maakte haar kast open. “Hoe oud ben je over twaalf jaar?” vroeg ze. Ze glimlachte scheef, zond hem een plagende blik. Hij draaide zich om en zag zijn eigen ogen in de spiegel. Zijn kwetsbare blik maakte hem bang. In zijn hand hield hij een stuk vlees en een mes.

Cato Isaksen werd wakker toen de rode kat op zijn schoot sprong en tegen zijn borst aan wreef. Hij probeerde hem te pakken. Maar de kat loste in lucht op en verdween. De beelden van zijn droom gleden zacht weg, maar de gedachte aan het mes en het vlees bleef hem dwarszitten. Hij stond op en liep naar de terrasdeur. De struiken in de tuin hadden lichtgroene knoppen gekregen. De tijd ging snel. Over een week was het al 17 mei, de nationale feestdag.

Bente kwam binnen met een thermoskan koffie en een in plakken gesneden cake. “Je sliep”, zei ze. Hij keek haar glimlachend aan en gaapte. Ellen Grue zat nog steeds in zijn lijf. Haast beschaamd dacht hij aan afgelopen nacht, toen Bente en hij een van hun zeldzame liefdesnachten hadden beleefd. Ze had hem laten doen wat hij wilde. Ze was intens aanwezig geweest. “Waar is Georg?” vroeg hij.

“Hij is bij de buren. Ik heb gezegd dat hij om halfacht thuis moet zijn.

Ze schonk koffie in. “Ben je moe?” vroeg ze.

Hij schudde het hoofd, “Eigenlijk niet. Maar het is dat meisje dat is verdwenen. Er klopt iets niet. Haar grootmoeder is doodgeschoten. Het lijkt een uitzichtloze zaak. Ik heb een gevoel dat we in kringetjes ronddraaien, dat we iets over het hoofd zien.”

Vermoeid liet Bente zich op de bank zakken. “Ik vraag me al of ik ander werk moet zoeken”, zei ze.

“O.”

“Al die onregelmatige diensten. Die oude, zieke mensen. En dan de betaling.”

“Wat voor werk dan?” Cato Isaksen stopte een stukje cake in zijn mond.

“Ik weet het niet, iets met vaste tijden. Iets wat beter bij jouw werk past.”

Hij keek haar met een ernstige blik aan.

“Ik had het natuurlijk al veel eerder moeten doen. De jongens zijn nu al ouder, maar toch. Met mijn onregelmatige diensten en jouw manier van werken, blijft er niet veel tijd over voor een gezinsleven”, zei ze.

De volgende dag kwam Roger Høibakk binnen op het moment dat hij zelf net achter zijn bureau ging zitten. De beide rechercheurs zouden alle papieren over de Moen-zaak opnieuw doornemen. Ze waren al bijna een week bezig om alle details te ordenen. Ze probeerden alle stukken nog eens rond te draaien om de dingen vanuit een andere hoek te bezien. Ze waren aangekomen bij Nils Bergman.

“Hij doet vier keer per jaar mee aan een oefening.” Roger Høibakk haalde een kam door zijn donkere haar. “Dat is allemaal al weken geleden bij de commandant van de Burgerwacht gecontroleerd. Hij is ervan overtuigd dat Nils Bergman een betrouwbare vent is. Dezelfde commandant heeft in de periode na haar verdwijning de zoektocht naar Kathrine Bjerke geleid.”

“Nils Bergman is ook de leider van de livegroep waar André Hansen en Sølvi Steen deel van uitmaken”, zei Cato Isaksen. “Bovendien had hij dienst in het tolstation in de nacht dat Kathrine Bjerke verdween. Te veel ineens, vind ik. Bij de jongerenorganisatie van de Burgerwacht hebben ze natuurlijk ook op een bepaalde manier toegang tot wapens”, vervolgde hij. “Ook al gaan ze niet zelf met wapens om, er zijn misschien wel bepaalde mensen die weten hoe ze eraan kunnen komen.”

“Wat doen we verder?”

“Geen idee.” Cato Isaksen was bang dat de teleurstelling de overhand zou krijgen. Het zou een nederlaag betekenen als ze de zaak voorgoed aan de kant moesten leggen. “Ik geloof eigenlijk dat ik nog maar eens naar Drøbak ga”, zei hij, “Om nog een keer met Bergman te praten.”