De kaart van Kathrine kwam op zaterdag 9 juni. Hij was twee dagen eerder gestempeld in Årjäng in Zweden en geadresseerd aan Helena Bjerke. “De foto op de kaart is genomen in het centrum van Årjäng”, vertelde Roger Høibakk opgewonden aan de telefoon. “Helena Bjerke heeft zojuist gebeld. Ze is helemaal over haar toeren en begrijpt niet goed wat het betekent. Maar Kathrine moet de kaart hebben geschreven”, zei Roger Høibakk.

Cato Isaksen stond thuis in de gang. Hij had zojuist Georg een blauwe broek en een rode trui aangetrokken. Ze zouden inkopen gaan doen voor het weekend. Bente zat in haar ochtendjas in de keuken Aftenposten te lezen. Vetle sliep nog.

“Helena Bjerke gelooft dat de kaart nep is”, ging zijn collega verder. “Kathrine vraagt haar moeder om haar te vergeven.”

“Heb je de kaart daar?” Cato Isaksen deed de deur open en beduidde Georg dat hij naar buiten moest gaan om daar te wachten. Het jongetje schopte even tegen de deur, draaide zich om en keek zijn vader aan voor hij naar buiten liep.

“Ze heeft hem gefaxt. Er staat: Lieve mama. Vergeef me. Het gaat me goed. Dat van Bessa is verdrietig. Jouw Kathrine.”

Cato Isaksen ging moeizaam op een stoel zitten. De gedachten maalden door zijn hoofd.

“Helena Bjerke zegt dat Kathrine nooit op die manier zou schrijven”, zei Roger Høibakk.

“En het handschrift?”

“Dat is waarschijnlijk van haar, zegt ze. Maar we moeten de kaart natuurlijk laten analyseren.”

“Ik rij erheen en haal de kaart direct op” zei Cato Isaksen en hij sloot het gesprek af. Bente stond in de keukendeur en keek hem teleurgesteld aan. “Wat is er nu weer?” vroeg ze.

“Nieuwe ontwikkelingen in de zaak van Kathrine Bjerke. Ik neem Georg mee”, zei hij vlug en hij liep naar buiten.

Helena Bjerke liep rusteloos door de kamer. Het liefste was ze meteen in de auto gestapt en naar Zweden gereden. De woede tolde door haar heen, vermengd met verdriet, angst en vrees dat Kathrine misschien toch niet meer in leven zou zijn. Want hoewel Helena tegen de politieman had gezegd dat ze dacht dat de kaart vervalst was, had haar dochter hem misschien toch wel zelf geschreven. Hoe kon het meisje op die manier verdwijnen, zonder bericht achter te laten, zonder te zeggen dat ze in leven was? Die verdomde rotmeid. Ze had Tage op zijn werk gebeld en gevraagd of hij naar huis wilde komen. Het was zaterdag en erg druk in het winkelcentrum, maar dat kon haar niets schelen. Ze wilde geloven dat Kathrine leefde. Cato Isaksen was onderweg om de kaart op te halen. Hij nam haar altijd serieus. Kon Tage verdomme niet snel thuiskomen, zodat ze meteen naar Årjäng konden rijden? Wat had de dominee ook alweer gezegd? Voor alles komt een dag, had ze gezegd toen Helena contact met haar had opgenomen in verband met een herdenkingsdienst. Daarvan kon nu natuurlijk geen sprake meer zijn. Helena Bjerke stond steeds op en ging weer zitten. “Uiteindelijk komt alles in orde”, zei ze hardop. Ze zocht haar pakje sigaretten en haalde er met trillende vingers een uit, die ze vervolgens op de grond liet vallen. Ze bukte zich, raapte de sigaret op, vloekte een keer en stak hem in haar mond.

De nicotine gaf haar een paar tellen rust voor ze opnieuw overeind kwam en door het huis ijsbeerde. Ze liep langs de spiegel in de gang en zag haar gezicht in het genadeloze licht. Elke vlek, elke rimpel. Alle lijnen die de angst de laatste maanden op haar gezicht had getekend. Haar uitdrukking, grimmig en verbeten. “Stakker”, zei ze hardop en ze begon te huilen.

De kaart lag midden op tafel. Ze wist zeker dat het Kathrines handschrift was, maar waarom had ze op die manier geschreven? Dat van Bessa is verdrietig. Jouw Kathrine. Het besef trof haar als een mokerslag en ze schreeuwde het uit. Ze drukte de sigaret uit in de asbak, hief haar handen op en begroef haar vingers in haar haar. De kaart was niet van Kathrine. Zij zou het nooit zo hebben gezegd. Ze schreef nooit op die manier, als ze tenminste niet veranderd was. Als er niet iets vreselijks met haar was gebeurd. Misschien gebruikte ze drugs, had ze een andere persoonlijkheid gekregen. Misschien had ze ook wel iets met de moord op moeder te maken. God nog aan toe, die gedachte was niet om uit te houden. De pijn schoot door haar maag. Misschien waren er waardevolle spullen bij moeder verdwenen zonder dat ze het hadden gemerkt. Ze moest Alf Boris bellen. Toen ze de hoorn pakte, waren haar handen klam van angst.

Cato Isaksen draaide de oprit op en stopte voor de garage. Georg sprong uit de auto, bukte zich, greep meteen een handvol grind en gooide de steentjes op het gras. Zijn vader nam hem bij de hand en liep naar de deur die werd geopend nog voor hij aan kon bellen. Helena Bjerke gaf hem de kaart. Hij vroeg haar vriendelijk hem eerst in een plastic zakje te doen. “Het heeft geen zin om meer vingerafdrukken te maken dan noodzakelijk”, zei hij rustig.

Ze keek hem niet-begrijpend aan en vroeg hem binnen te komen. “Het is haar handschrift”, zei ze. “Zij heeft hem absoluut geschreven.”

“Weet u dat heel zeker?” De rechercheur liep achter haar aan door de gang. Georg hield hem de hele tijd rustig bij de hand. Het was alsof hij begreep dat de vrouw het moeilijk had, want ze had zelfs geen hallo tegen hem gezegd.

Helena Bjerke rukte een keukenla open, pakte een rol doorzichtige plastic zakjes en stopte de kaart in een ervan. “Hier”, zei ze en ze gaf hem de kaart aan. “Ik kan zien dat hij door haar geschreven is.”

Cato Isaksen liet zijn zoons hand los en pakte het zakje met de kaart aan. Helena Bjerke besteedde nog steeds geen aandacht aan het jongetje.

Cato Isaksen vroeg of ze andere brieven of schoolschriften had die hij kon lenen, zodat ze het handschrift konden vergelijken.

“We stappen in de auto zodra Tage terug is van zijn werk”, zei Helena Bjerke luid voor ze snel de trap op liep en de deur van haar dochters kamer opende. Ze greep spullen van planken en uit lades. Ze opende met een ruk de kastdeur. Opeens stond ze met een doos in haar handen. Ze deed hem open en wilde schreeuwen toen ze Kathrines afgedankte barbiepoppen en barbiekleertjes zag liggen. Ze liet de doos op de vloer vallen. De poppen en kleertjes lagen op het groene voddenkleed. Ze ging op haar hurken zitten en begon ze weer in te pakken. Ze keek naar de stijve gezichtjes en spitse borsten van de poppen. Een gevoel van misselijkheid trok door haar heen toen ze het barbiehondje en de mooie kleertjes zag. Ze zette de doos terug in de kast, draaide zich om en zag de foto van Kathrine aan de wand. Haar blonde haar, haar vrolijke, vrijpostige blik.

Cato Isaksen bekeek de kaart in het plastic zakje. Hij keek naar de poststempel. Årjäng stond er in de cirkel. De kaart was twee dagen eerder afgestempeld. Helena Bjerke kwam weer naar beneden met een stapel brieven en een paar schoolboeken.

Georg begon ongeduldig te worden. “We gaan weg, papa”, zei hij. Helena Bjerke zag hem nog steeds niet staan.

“Ik vraag me af of ze drugs gebruikt.” Helena Bjerke liet haar vingers over een paar opgedroogde rode limonadevlekken op het aanrecht gaan. “Of dat ze daarginds langs de straat zwerft. Of dat ze bij Tages familie woont.”

Cato Isaksen spitste zijn oren. “Komt Tage Wolter uit Årjäng?” vroeg hij.

“Ja, zijn moeder en zijn broer wonen daar. Ik heb gebeld en met zijn moeder gesproken. Ze zegt dat ze Kathrine niet heeft gezien.”

“Årjäng is niet ver, maar een paar uur met de auto”, zei Cato Isaksen terwijl hij Georg in de gaten hield die naar het keukenraam was gelopen en naar het voederplankje voor de vogels keek. Zou het echt zo simpel kunnen zijn, dacht hij, is Kathrine gewoon weggelopen en bij de familie van haar stiefvader gaan wonen? Zou ze in dat geval bij de moord op haar grootmoeder betrokken kunnen zijn? “Dat is nieuw voor ons”, zei hij, “dat ze met Wolters familie om gaat.”

“Ze gaat niet met hen om.” Helena Bjerke keek hem met felle ogen aan. De angst gaf haar gezicht een woedende uitdrukking. “Ze kent hen niet. Ze heeft hen nooit ontmoet. Tage leeft in onmin met hen.”

Het werd een rommelige zaterdag. Met de kaart van Kathrine reed Cato Isaksen terug naar het politiebureau. Hij gaf hem samen met de schoolboeken en de andere brieven af voor nader onderzoek. Omdat het weekend was, moest hij wachten tot maandag voor ermee begonnen werd. Hij vroeg om een voorlopige conclusie, maar wist al hoe het antwoord zou luiden. Het was niet moeilijk te zien dat het handschrift hetzelfde was.

“Zou het haar manier zijn om haar stiefvader te straffen? Op bezoek gaan bij de familie die hij haat?” Roger Høibakk haalde de zwarte kam door zijn haar.

Cato Isaksen probeerde Georg rustig te houden, die zich liep te vervelen. Hij beloofde hem later een speelgoedauto te kopen, als hij nog een halfuurtje rustig zou blijven. Hij belde Bente op en zei dat zij de boodschappen moest doen.

De conclusie was dat ze naar Årjäng moesten rijden. Na veel heen-en-weergepraat met de politie van Follo, werd besloten dat Cato Isaksen en Roger Høibakk de reis zouden maken. Ze spraken af dat ze maandagmorgen om acht uur bij het politiebureau zouden vertrekken. De winkels en cafés moesten geopend zijn als ze naar haar moesten zoeken en mensen moesten vragen of ze haar hadden gezien.

“Het zou misschien handig zijn om eerst vast te stellen dat het haar handschrift is”, zei Randi Johansen.

“Dat speelt eigenlijk geen rol”, zei Roger Høibakk. “Als zij de kaart niet heeft gestuurd, hebben we des te meer reden om een aantal zaken uit te zoeken.”

“De familie van die stiefvader, wat is er met hen?” Preben Ulriksen stond op en opende het raam. In de kamer hing een warme, bedompte lucht.

“Het is haar handschrift”, zei Asle Tengs en hij keek naar de kopie van de kaart. Hij hield hem naast een schoolboek waar ze op gekladderd had. “Het is net zo’n klotezooi als altijd. Mama is boos. Tage is gek. Tenneth en Maiken zijn oké. Kathrine, Kathrine, Kathrine.”

“Haar moeder zegt dat ze nooit ‘jouw Kathrine’ zou schrijven”, zei Cato Isaksen ernstig, maar misschien heeft ze zo’n slecht geweten dat ze het wat probeerde aan te dikken.”

“Dat is moeilijk te zeggen”, zei Preben Ulriksen. Hij stond op en redde een stapel papieren uit de handen van Georg die er net vliegtuigjes van begon te vouwen.

Zondag nam Cato Isaksen Bente en Georg mee naar het Frognerpark. Daarna aten ze bij Peppes Pizza aan de Frogner-plass. Cato Isaksen voelde zich onrustig. Hij zat te popelen van ongeduld om maandag naar Zweden te gaan. Kathrine Bjerke was opeens een levend wezen geworden. Waar was ze mee bezig? Die avond kon hij niet slapen. Ze moesten de volgende dag een eind rijden, maar de gedachten spookten door zijn hoofd. Had ze geen gevoel? Ook de dingen die de dominee had verteld, zaten hem dwars. Tienermeisjes maakten aan de buitenkant vaak een stoere en sterke indruk, maar hij wist dat ze vanbinnen klein en hulpeloos konden zijn. Daardoor zouden andere mensen wel eens misbruik van hen kunnen maken. Wat had Kathrine bedoeld met haar opmerking dat ze iemand kende die afwijkend was? Was dat ook iets wat ze had verzonnen om te provoceren?

Vetle had onlangs iets gezegd wat indruk op hem had gemaakt. Hij had van Bente geld gekregen voor nieuwe kleren. “Maar koop eens iets leukers dan anders”, had ze gezegd. “Niet zulke saaie dingen als de vorige keer. Het lijkt net of je probeert je te verbergen. We zien je helemaal niet.”

“Dat is nu net de bedoeling”, had hun zoon gemompeld voor hij de deur uit liep.

Had Kathrine ook de wens gehad om zich te verbergen? Was ze daarom verdwenen, of wilde ze iemand straffen? Zouden zijn zonen hetzelfde gedaan kunnen hebben om hem te straffen? Opgroeiende kinderen waren een onbegrijpelijk proces, waar je geen zeggenschap over had. Je kon er niets aan sturen. Cato Isaksen voelde een enorme machteloosheid bij de gedachte aan zijn vaderrol. Hij kwam overeind in bed en zette zijn voeten op de vloer. Hij bleef een tijdje op de rand van het bed zitten. Toen stond hij op en liep naar de keuken.

De rechercheurs vertrokken de volgende morgen om tien over acht uit Oslo. Het was een heldere dag en de zon scheen. Cato Isaksen voelde zich moe en futloos. Deze mooie dag stond zo in contrast met het werk dat hij moest doen, dat hij bijna wenste dat het mistig en regenachtig zou zijn.

Ze reden anderhalf uur voor ze vlak na de grens bij een wegrestaurant stopten om een kop koffie te drinken en een broodje te eten. Cato Isaksen gaapte en vroeg Roger Høibakk het rijden over te nemen. “Ik heb vannacht slecht geslapen”, zei hij.