76
Tess leunde tegen het glas. Had ze nou toch maar die rolstoel gebruikt die de streng ogende verpleegster haar had aangeraden. Haar voetzolen brandden, en bij de minste of geringste beweging prikten en trokken de hechtingen. Haar borst deed pijn, en ademhalen kostte nog steeds inspanning. Wat haar ribben betrof, had ze het mis gehad: er waren er twee gebroken en twee gekneusd.
Maar de sneden en kneuzingen zouden helen. En op den duur zou ze die maniak, die Albert Stucky scheen te heten, vergeten. Zijn kille, zwarte ogen, die haar evenzeer aan die stretcher hadden vastgepind als de leren boeien om haar polsen en enkels. Zijn hete adem op haar gezicht, zijn handen en zijn lichaam, waarmee hij haar had mishandeld op een manier die ze niet voor mogelijk had gehouden.
Ze trok haar dunne ochtendjas dicht om een rilling te onderdrukken. Telkens wanneer ze aan hem dacht, voelde ze die ijskoude vingers haar keel weer dichtknijpen. Wie hield ze nou eigenlijk voor de gek? Ze wist best dat ze het nooit zou vergeten. Het zoveelste hoofdstuk in haar leven dat ze moest proberen uit te wissen. Ze was er zo moe van steeds maar haar verleden te moeten herschrijven om de toekomst te kunnen overleven. Op dit moment moest ze zelfs haar best doen een reden te verzinnen waarom ze de moeite eigenlijk nog zou nemen. Misschien was ze daarom hier.
Tess keek door het spiegelbeeld van haar eigen gehavende gezicht naar die rimpelige, roze snoetjes. Kleine, mollige vuistjes sloegen naar de lucht. Ze luisterde naar het aanhoudende gehuil en gekir en glimlachte. Wat banaal om hier naar antwoorden te gaan zoeken.
'Wat doe jij uit bed, meid?'
Toen ze omkeek, zag ze Delores Heston aan komen lopen, gekleed in een felrood pakje, dat licht leek te geven in de steriele, witte gang. Voorzichtig sloeg Delores haar armen om Tess heen om haar liefdevol te omhelzen. Toen ze haar weer losliet, stonden de tranen haar in de ogen. 'O, hemeltje, en ik had me nog zo voorgenomen me groot te houden.' Ze veegde over haar ogen en over de inmiddels uitlopende mascara. 'Hoe voel je je, Tess?'
'Best,' loog Tess. Ze probeerde te glimlachen, maar haar kaak deed pijn waar hij haar had geslagen. Ze betrapte zich erop dat ze alweer met haar tong haar tanden en kiezen controleerde. Nog steeds verbaasde het haar dat er geen een kapot was.
Ze zag dat Delores haar opnam, alsof ze zelf wilde beoordelen hoe het met haar ging.
Met haar zachte hand tilde ze Tess' kin op om de tandafdrukken in haar hals te bekijken.
Om de afschuw en het medelijden op het gezicht van haar baas niet te hoeven zien, wendde Tess gauw haar blik af.
Delores sloeg haar armen om haar heen. 'Ik zal voor je zorgen,' zei ze warm. 'En ik duld geen tegenspraak, begrepen?'
Nooit in haar leven had iemand haar zoiets aangeboden. Ze wist dan ook niet hoe ze moest reageren. Maar wat er ook van haar werd verwacht, vast geen tranen. Alsjeblieft niet nu.
Delores haalde een zakdoekje te voorschijn en depte Tess' wangen, zoals een moeder dat bij haar kind zou doen. 'Er zit een knappe bezoeker op je te wachten in je kamer.'
Tess' maag kromp ineen. Een ontmoeting met Daniël kon ze nu niet aan. Daar was ze nog niet aan toe.
'Wil jij hem zeggen dat ik nog wel bel, en hem voor de rozen bedanken?'
'Rozen?' vroeg Delores verwonderd. 'Volgens mij waren het paarse viooltjes die hij bij zich had. En die kneep hij zo stevig vast, dat het intussen wel potpourri zal zijn geworden.'
'Viooltjes?'
Toen ze over Delores' schouder keek, zag ze Will Finley aan het eind van de gang verlegen naar haar kijken. Hij zag er ongelooflijk knap uit in zijn donkere broek, blauwe overhemd en - als ze het goed zag door haar tranen heen - dat bosje viooltjes in zijn linkerhand. Misschien vielen er toch nog wel een paar nieuwe hoofdstukken in haar leven te schrijven.