25
R.J. keek op zijn horloge. Het was niets voor Cunningham om te laat te komen. Hij leunde achterover en wachtte. Misschien liep zijn horloge weer eens voor. Volgens Emma was het antiek en niet bepaald cool. Hij staarde naar de enorme kaart die achter het bureau van zijn baas aan de muur hing. Het was Cunninghams persoonlijke overzicht van zijn twintig jaar als hoofd van de Eenheid Onderzoekswetenschappen. Elke punaise markeerde een plek waar een seriemoordenaar had toegeslagen. Elke seriemoordenaar had een eigen kleur punaise. R.J. vroeg zich af hoe snel de directeur door zijn kleuren heen zou zijn. Er waren al dubbele: paars, lichtpaars en transparant paars. Zijn baas had aan enkele zeer schokkende zaken gewerkt, onder andere aan die van John Wayne Gacy en van de Green River Killer. Bij hem vergeleken was R.J. een groentje, met zijn zes jaar ervaring als profielschetser en dat nog voornamelijk op papier in plaats van in de praktijk. Hoe was het mogelijk dat iemand zich decennialang dag in dag uit in zulke wreedheden kon verdiepen zonder afgestompt of cynisch te worden?
Opnieuw keek hij het kantoor rond. Alles op het bureau - een leren agenda, twee goedkope balpennen met doppen die nog heel waren (iets wat R.J. nooit lukte), een eenvoudig schrijfblok zonder krabbels en een koperen naamplaatje - lag keurig recht, netjes naast elkaar, bijna alsof Cunningham er elke ochtend een liniaal langs hield. Nu pas drong het tot R.J. door dat er in dat nette, maar kale kantoor helemaal niets persoonlijks te vinden was. Geen verfrommelde sweater in de hoek, geen foto's... Eigenlijk wist hij nauwelijks wie zijn baas buiten kantoortijd was. Hij had een trouwring gezien, maar toch leek Cunningham op kantoor te wonen. Nooit hoefden er afspraken te worden verzet omdat hij naar een sportwedstrijd of een schoolvoorstelling van zijn kinderen moest. Tot deze ochtend was hij zelfs nog nooit te laat geweest voor een afspraak. Nee, R.J. wist absoluut niets van de rustige man met de zachte stem, die een van de meest gerespecteerde mensen binnen de FBI was geworden. Maar tegen welke prijs, vroeg R.J. zich af.
'Sorry, dat ik je heb laten wachten.' Haastig kwam Cunningham binnen. Hij trok zijn colbert uit en hing het netjes over de rug van zijn stoel voor hij ging zitten. 'Wat heb je ontdekt?'
In het begin had deze bruuske, zakelijke houding R.J. wat van zijn stuk gebracht. Hij was de hoffelijkheid van het Midwesten gewend. Inmiddels was hij het gaan waarderen dat Cunningham meteen ter zake kwam, zonder plichtmatige beleefdheden of begroetingen. Hoewel het tegelijkertijd voorkwam dat ze ook maar iets over elkaars privé-leven te weten kwamen.
'Ik heb net de dossiers gefaxt gekregen van de politie van Kansas City.' Hij trok een blad met het overzicht uit het stapeltje mappen dat hij bij zich had. Voor gesneden keel op als doodsoorzaak. Geen andere verwondingen, ook niet door zelfverdediging. Alleen een incisie in de rechterzij om de rechternier te verwijderen.'
'Is het orgaan al gevonden?'
'Nog niet. Maar daar heeft de politie van Kansas City ook niet meteen naar gezocht. Best mogelijk dat iemand het gevonden heeft, geen idee had wat het was en het heeft weggegooid.' Geduldig wachtte R.J. terwijl zijn baas de rest las. Zodra Cunningham klaar was, legde hij het rapport op zijn bureau, leunde achterover en wreef peinzend over zijn kaak. 'Wat denk je ervan, agent Tully?'
'De timing klopt niet. Veel te snel na die pizzabezorgster. Veel te ver weg ook, ver buiten zijn gebied. Er is weer een vingerafdruk gevonden, van een duim, en opnieuw is die waarschijnlijk opzettelijk achtergelaten, deze keer op de paraplu van het slachtoffer. Er stonden niet eens afdrukken van het slachtoffer zelf op. Hij moet zijn schoongeveegd voor de afdruk erop werd gemaakt. En wederom is het er niet een van Stucky.'
Cunningham trok zijn wenkbrauwen op, tuurde naar het rapport en tikte met zijn wijsvinger tegen zijn bovenlip.
Deze ochtend leken de lijnen in zijn gezicht dieper en zijn korte haar grijzer, vond R.J.
'Is het Stucky of niet?'
'De werkwijze komt absoluut overeen met die van Stucky,' antwoordde R.J. 'En er is niet genoeg op tv geweest of in de kranten om een na-aper op ideeën te brengen. Daar was ook niet genoeg tijd voor. De vingerafdruk kan van iemand zijn die later in de buurt is geweest. Het slachtoffer is gevonden door een kelner, en ze vermoeden dat er mensen aan die container hebben gezeten. Kansas City faxt een kopie van de vingerafdruk naar de jongens van het Criminal Justice Information System in Clarksburg. Dan kunnen we zien of de afdruk overeenkomt met de afdruk uit Newburgh Heights. Goede kans dat hij van voorbijgangers is die langskwamen nadat alles was schoongeveegd.'
'Oké, laten we dat even aannemen. Wat als het Stucky is?'
R.J. wist precies wat Cunningham dacht, maar kennelijk wilde zijn baas het hem horen zeggen, als bevestiging van wat eigenlijk zo voor de hand lag. 'Als het Stucky is, is het zeer waarschijnlijk dat hij O'Dell naar Kansas City is gevolgd. Misschien zoekt hij naar een manier om haar er weer in te betrekken.'
Cunningham keek op zijn horloge. 'Als het goed is, is ze nu op weg hierheen.'
'Ik heb het nagevraagd, omdat ik haar van het vliegveld wilde halen. Ze heeft omgeboekt naar een latere vlucht vanavond.'
Cunningham slaakte een zucht van ergernis. Hoofdschuddend pakte hij zijn telefoon en toetste een nummer in. 'Anita, heb jij het telefoonnummer van het hotel van agent Margaret O'Dell in Kansas City voor me?' Hij leunde achterover en wachtte. R.J. zag voor zich hoe die ordentelijke Anita in haar gegevens zocht. De meeste bazen hadden knappe, jonge secretaresses als lichtpuntje in de sleur, maar zo niet Cunningham. Die had de secretaresse van zijn voorganger aangehouden, om te kunnen profiteren Van haar ervaring en deskundigheid in belangrijke zaken waarmee hij zichzelf niet wilde belasten. Zo mogelijk was Anita nog nauwgezetter dan haar baas.
'Mooi,' zei Cunningham in de hoorn. 'Wil je alsjeblieft contact met haar opnemen, desnoods door een boodschap voor haar achter te laten? En spoor haar op als ze daar al is vertrokken. Ik wil haar morgenochtend om acht uur hier in mijn kantoor hebben.' Hij luisterde even naar Anita's reactie en wreef over de rug van zijn neus, onder zijn bril. 'O ja, dat was ik vergeten. Maak er dan maar negen uur van. Bedankt, Anita.' Nadat hij had opgehangen, keek hij R.J. afwachtend aan.
'Hoelang bent u van plan haar buiten deze zaak te houden?' vroeg deze ten slotte.
'Zolang als nodig is.'
R.J. had geen idee hoe hij de beheerste, gereserveerde gezichtsuitdrukking van zijn baas moest interpreteren. En hij kende Cunningham niet goed genoeg om te weten hoever hij kon gaan. Toch besloot hij het erop te wagen. 'U beseft toch wel dat ze dit op eigen houtje aan het onderzoeken is? Dat zal ook wel de reden zijn waarom ze een latere vlucht neemt.'
'Reden te meer om haar terug te halen.' Strak keek Cunningham R.J. aan, alsof hij hem wilde waarschuwen op zijn woorden te passen. 'Hoe staat het in Newburgh Heights?' vroeg hij toen.
'We hebben de auto van dat meisje gevonden. Die stond op de parkeerplaats voor langparkeerders bij het vliegveld, vlak naast een busje van een telefoonbedrijf dat een paar weken terug als gestolen is opgegeven.'
'Ik wist het.' Cunningham roffelde met zijn vingers op zijn bureau. 'Dat heeft Stucky al eerder gedaan. Hij steelt een wagen, of soms alleen de nummerplaten, van een parkeerplaats bij een vliegveld. Grote kans dat die nummerplaten of die auto alweer terug zijn voor de eigenaar terugkomt. Is het busje al in beslag genomen?'
R.J. knikte en keek even de informatie door die hij over beide voertuigen had. 'Weinig kans dat er iets wordt gevonden. Alles is schoon. Maar we hebben wel twee bezorglijsten aangetroffen in de auto van het meisje.' Hij zocht in een map en haalde er een gescheurd vel papier en een blad met vouwlijnen uit. De rode vlek op een van de hoeken was pizzasaus gebleken, geen bloed. Terwijl hij de papieren aan zijn baas overhandigde, zei hij: 'Die gescheurde is van haar eerste route. Nummer vier op de lijst is het nieuwe adres van agent O'Dell.'
Cunningham leunde naar voren en liet zijn ellebogen op zijn bureau rusten. Voor het eerst in de drie maanden dat hij in Quantico werkte, zag R.J. woede op zijn gezicht. De directeur kneep zijn ogen halfdicht. 'Dus die rotzak weet niet alleen waar ze woont, hij houdt haar ook nog in de gaten.'
'Daar ziet het wel naar uit. Toen ik agent Delaney sprak, vertelde hij me dat die serveerster in Kansas City de avond ervoor met hen had staan praten en geinen. Het kan zijn dat hij vrouwen kiest met wie O'Dell contact heeft, in de hoop dat ze zich verantwoordelijk gaat voelen.'
'Dit is weer een van zijn verdomde spelletjes. Hij is nog altijd volledig geobsedeerd door O'Dell. Ik wist het wel. Ik wist dat hij haar niet met rust zou laten.'
'Daar lijkt het inderdaad op. Mag ik nog iets zeggen?
U heeft me de hulp van een andere agent aangeboden bij deze zaak. En een forensisch psycholoog aangeboden. Wat O'Dell is. U heeft zelfs voorgesteld dat we iemand in de buurt houden die vragen op medisch gebied kan beantwoorden. Als ik me niet vergis, heeft agent O'Dell een medische achtergrond.' Hij wachtte even om Cunningham de kans te geven hem de mond te snoeren.
Die staarde R.J. echter alleen maar aan, zijn gezicht even stoïcijns als anders, en wachtte af. in plaats van drie of vier mensen erbij zou ik graag O'Dell toegewezen krijgen. Als Stucky achter haar aan zit, zou zij wel eens de enige kunnen zijn die ons kan helpen hem te pakken.'
Hij verwachtte woede of op zijn minst ongeduld, maar Cunningham bleef hem onbewogen aankijken. ik zal je verzoek zorgvuldig in overweging nemen,' zei hij uiteindelijk. 'Houd me op de hoogte van wat je verder nog van Kansas City hoort.'
'Komt voor elkaar.' R.J. begreep dat het gesprek ten einde was en stond op. Voor hij bij de deur was, zat Cunningham alweer aan de telefoon, en onwillekeurig vroeg R.J. zich af of zijn verzoek ook zo makkelijk vergeten zou worden.