66
Tess werd langzaam, moeizaam, wakker. Haar hele lichaam deed zeer, en haar hoofd bonkte. Ze zat vast, kon zich niet bewegen. Haar ogen kreeg ze ook weer niet open; haar oogleden waren veel te zwaar. Haar mond voelde droog, en haar keel was rauw, zowel vanbinnen als vanbuiten. Voorzichtig liet ze haar tong over haar lippen glijden. Tot haar schrik proefde ze bloed.
Ze dwong zichzelf haar ogen te openen en trok aan de boeien die haar polsen en enkels aan het smalle bed vastklemden. Ze herkende het schuurtje, voelde de vochtige lucht en rook de muffe geur.
Toen ze zich bewoog om los te komen, voelde ze een ruwe deken onder zich. Op dat moment drong het tot haar door dat ze naakt was. Paniek gierde door haar heen, bonkte in haar borstkas. Een schreeuw wilde haar keel uit, maar er kwam niets dan een zucht. Maar dat veroorzaakte al een scherpe pijn in haar keel, alsof ze scheermesjes doorslikte.
Om enigszins te kalmeren, te proberen helder te blijven voor de angst haar volkomen in zijn greep kreeg, ging ze weer liggen. Ze mocht dan geen zeggenschap meer hebben over haar lichaam, niemand kreeg zeggenschap over haar geest. Die pijnlijke les had ze van haar oom en tante geleerd. Wat ze haar ook hadden aangedaan, hoe vaak haar tante haar ook naar de donkere kelder had verbannen of haar oom haar lichaam was binnen gedrongen, zij had de controle over haar geest gehouden. Het was de uiterste verdediging geweest. Haar enige verdediging.
Toch voelde Tess doodsangst aan de wankele barricades om haar geest trekken toen ze de sloten van het schuurdeurtje open hoorde klikken.