34

Na haar gesprek met dokter Kernan was Maggie de afrit naar Quantico zonder meer voorbij gereden en regelrecht naar huis gegaan. Gesprek? Nou, niet echt. Eerder een lachertje.

Hoofdschuddend ijsbeerde ze door haar woonkamer. Haar tassen stonden onder aan de trap, nog ingepakt van haar reisje naar Kansas City. In de hoeken van de kamer stonden stapels dozen.

Zelfs na een uur rijden van DC naar huis was haar razernij nog geen millimeter afgenomen. Welke normale psycholoog haalde het in zijn hoofd zijn patiënten het gevoel te geven het liefst een muur te lijf te gaan?

Haar zenuwen leken wel rauw geboend. In haar nek had zich een spierknoop gevormd, en haar hoofd bonkte. Ze kon zich niet heugen wanneer ze voor het laatst gegeten had. Waarschijnlijk de avond daarvoor, in het vliegtuig. Iets onduidelijks in een plastic verpakking. Weinig gedenkwaardig in elk geval. Ze overwoog zich te verkleden om een eind te gaan hardlopen. Het werd al donker, maar dat had haar nog nooit weerhouden. Wat haar weerhield, was de wetenschap dat Stucky haar wellicht in de gaten hield. Was hij al terug uit Kansas City? Stond hij daar buiten ergens verscholen te wachten, te gluren?

Ze liep van raam naar raam, tuurde naar de straat en het bos achter haar huis, haar ogen bijna toeknijpend om de schemerige schaduwen achter de bomen te kunnen zien. Ze bekeek alles wat opviel, alles wat bewoog, maar er stond een zachte wind, en elke ritselende struik, elke zwaaiende tak trok haar aandacht. Haar hele lichaam was gespannen, haar zenuwen begaven het bijna.

Eerder al had ze aan het eind van de straat een gemeentewerker opgemerkt, die riooldeksels inspecteerde en pylonen neerzette. Zijn overall was te schoon geweest en zijn schoenen te keurig gepoetst. Ze had direct geweten dat hij een van Cunninghams mannen was. Hoe dacht die man in vredesnaam Stucky te pakken te krijgen met zo'n amateuristische strategie? Als zij hem al doorhad, zou Stucky - de beroepskameleon - hem zeker lachwekkend doorzichtig vinden. Stucky ging met zo veel gemak op in een andere rol, dat hij iemand anders die hetzelfde deed - en nog wel zo slecht - onmiddellijk zou opmerken.

Ze vond het afschuwelijk opgesloten te zitten in haar eigen huis. En om het nog erger te maken, was het er doodstil. Behalve het geluid van haar zolen op de gladde houten vloer hoorde ze helemaal niets. Geen grasmaaiers, geen automotoren, geen spelende kinderen. Maar waren rust, stilte en afzondering niet ptecies wat ze had gezocht toen ze dit huis had gekocht? Was dat niet juist haar bedoeling geweest?

Ze diepte haar gettoblaster op uit haar spullen en zocht in een andere doos naar cd's. Sommige waren nog verzegeld; cadeautjes van vrienden, die ze nog niet had kunnen openen, laat staan beluisteren. Ten slotte koos ze een oudje van Jim Brickman, in de hoop dat de pianosolo's haar een beetje tot bedaren zouden brengen.

De muziek was nauwelijks begonnen toen ze Susan Lyndell de oprit op zag komen. Het zag ernaar uit dat het nog even zou duren voor ze zich kon ontspannen. Nog voor Susan de treden naar het portiek op was', opende Maggie de deur. Haar blik schoot in alle richtingen, behalve in die van Susan.

'Hoe was je reis?' vroeg Susan alsof ze goede vriendinnen waren.

'Prima.' Ze greep Susan bij haar elleboog en trok haar naar binnen.

Verwonderd keek Susan haar aan. Bij haar eerste bezoek had Maggie haar niet verder dan de hal laten komen, en nu werd ze min of meer haar huis binnen gesleurd!

'Ik ben gisteravond laat teruggekomen,' zei Maggie terwijl ze de deur nonchalant maar snel sloot. Wie weet stond Stucky wel te kijken. En zijn volgende slachtoffer uit te kiezen.

'Ik heb geprobeerd je te bellen, maar je nummer was nog niet bekend.'

'Klopt.' Als Susan maar niet dacht dat ze het haar zou geven. 'Heb je rechercheur Manx nog gesproken?'

'Eh... daar wilde ik het juist met je over hebben. Ik denk dat ik het mis had laatst.'

'Waarom denk je dat?'

Haar buurvrouw keek om zich heen naar de woonkamer en de stapels dozen, en vroeg zich vermoedelijk af hoe Maggie zich in vredesnaam zo'n huis kon permitteren. ik heb Sid gesproken,' antwoordde Susan. Ze keek Maggie aan, hoewel ze nog steeds scheen te worden afgeleid door Maggies spullen - of liever haar gebrek daaraan.

'Mr. Endicott? Waar hebben jullie het over gehad?'

'Sid is een aardige man. Ik vind het rot dat hij dit allemaal alleen moet doorstaan. Ik vond dat hij er recht op had het te weten. Je weet wel... van Rachel en die man.'

'Die telefoonmonteur?'

'Ja.' Opnieuw meed Susan Maggies blik, maar deze keer had dat niets met hun omgeving te maken.

'Wat heb je hem verteld?'

'Alleen dat ze wel eens met hem mee zou kunnen zijn.'

'Aha.' Ze vroeg zich af waarom Susan haar vriendin zo makkelijk had verraden. En waarom Susan het ineens helemaal geen belachelijk idee meer vond dat Rachel was vertrokken met een vreemde man, van wie ze nota bene nog maar een paar dagen daarvoor had gedacht dat hij haar vriendin misschien iets zou aandoen.

'En wat zei Mr. Endicott?' vroeg Maggie.

'O, dat weet je misschien nog niet. Rachels auto stond niet in de garage. De auto die de politie had gezien, was van Sid. Daarom hadden ze niet door dat die van Rachel weg was. Zij brengt Sid meestal naar het vliegveld als hij de stad uit moet, zodat hij zijn auto daar niet hoeft te parkeren. Sid maakt zich altijd druk om zijn auto. Maar goed, ik denk dat Rachel gewoon met die kerel is meegegaan. Ze was echt helemaal weg van hem.'

'En hoe zit het dan met de hond?'

'De hond?'

'Haar hond lag onder het bed. Hij was gewond. Met een mes bewerkt.'

Onverschillig haalde Susan haar schouders op.

'Geen idee,' antwoordde ze op een toon alsof ze vond dat van haar niet verwacht kon worden dat ze alles uitpuzzelde. Maggies mobiele telefoon rinkelde in de zak van haar jasje. Ze aarzelde, maar Susan wuifde met haar kleine hand dat ze rustig kon opnemen en liep achteruit naar de deur.

'Ik zal je niet ophouden. Ik wilde je alleen even op de hoogte brengen.'

Voor Maggie kon protesteren, was haar buurvrouw de deur al uit. Ze huppelde bijna, zag Maggie. Heel anders dan die zenuwachtige, bange vrouw die ze een paar dagen daarvoor had gezien.

Gauw sloot Maggie de deur. Ze nam de tijd het alarm te activeren, terwijl de telefoon maar bleef overgaan. Pas toen ze klaar was, haalde ze het toestel uit haar zak. 'Maggie O'Dell.'

'Eindelijk! Wanneer koop je nou eens een betere telefoon? Volgens mij is je batterij weer bijna leeg.'

Meteen keerde de spanning in haar nek en schouders terug. Gregs begroetingen klonken altijd als terechtwijzingen. 'Mijn telefoon heeft een poosje uitgestaan. Ik ben de stad uit geweest. Je hebt mijn boodschap gekregen, begrijp ik.' Aangezien ze geen zin had nog verder op haar kop te krijgen omdat ze zo moeilijk bereikbaar was, kwam ze meteen ter zake.

'Iemand zou je berichten moeten aannemen of zo,' zei hij echter. 'Een paar dagen terug belde je moeder me. Ze wist niet eens dat je verhuisd was. Allemachtig, Maggie, je kunt toch ten minste je moeder wel even bellen om haar je nieuwe nummer te geven?'

'Ik heb haar gebeld. Is alles goed met haar?'

'Zo te horen wel. Ze was in Las Vegas, zei ze.'

'In Las Vegas?' Haar moeder kwam nooit buiten Richmond. Veelzeggende keuze. Voor een suïcidale alcoholiste was Las Vegas natuurlijk de ideale plek.

'Ze was er met ene Everett, een pastor of zo. Je moet haar wat beter in de gaten houden, Maggie. Het is wel je moeder.'

Maggie leunde tegen de muur en haalde diep adem. Greg had nooit iets begrepen van de verhouding tussen haar moeder en haar. Hoe was dat ook mogelijk?

Zelf kwam hij uit een gezin dat haast perfect leek.

'Greg, staat er nog een doos van mij bij jou?'

'Nee, hier staat niks meer. Je beseft toch wel dat zoiets nooit zou zijn gebeurd als je United had genomen?'

Ze besloot niet in te gaan op zijn heb-ik-het-niet-gezegd. 'Weet je het zeker? Het kan me echt niet schelen als je hem hebt opengemaakt of doorzocht.'

'Moet je jezelf nou eens horen. Je vertrouwt niemand meer. Zie je dan niet wat die verrekte baan met je doet?'

Met haar vrije hand masseerde ze haar nek. Waarom deed hij zo moeilijk? 'Heb je in de kelder gekeken?' vroeg ze, al wist ze zeker dat de doos daar niet kon zijn beland. Op deze manier bood ze Greg echter een laatste uitweg als hij de doos inderdaad open had gemaakt.

'Nee, daar staat niks. Wat zat erin? Een van je dierbare wapens? Kun je 's nachts niet slapen zonder drie of vier van die dingen, of hoeveel je er ook hebt?'

'Ik heb er twee, Greg. Het is normaal dat een agent een reserve-exemplaar heeft.'

'Juist. Nou, dat is er voor mij een te veel.'

'Bel je me als die doos nog opduikt?'

'Hier staat hij niet.'

'Oké, best. Dag Greg.'

'Bel je moeder eens,' zei hij bij wijze van afscheid, waarna hij ophing.

Met gesloten ogen liet ze haar voorhoofd tegen de muur rusten, om het gebonk in haar hoofd te sussen. Er werd aangebeld, en voor ze wist wat ze deed, greep ze naar haar revolver. Verdorie! Misschien had Greg wel gelijk. Haar leven was inderdaad krankzinnig. Onder de lantaarn op haar oprit zag ze een busje staan met op de zijkant het opschrift Riley's Veterinary Clinic. Voor de deur stond een man in een witte overall en met een baseballcap op. Naast hem, aan een blauwe halsband en riem, zat een witte labrador retriever geduldig te wachten. Het was de hond die ze in het huis van de familie Endicott had helpen redden. Om er zeker van te zijn dat het geen vermomming was, nam ze de man goed op. Ze kwam tot de conclusie dat hij te kort was om Stucky te zijn.

'De familie Endicott woont verderop,' zei ze nadat ze de deur had geopend.

'Dat weet ik,' zei de man ongeduldig. Zijn kaken waren gespannen, en zijn gezicht was rood aangelopen en glom van het zweet. Je zou haast denken dat hij was komen rennen in plaats van rijden. 'Mr. Endicott wil de hond niet aannemen.'

'Wat?'

'Hij wil de hond niet hebben.'

'Heeft hij dat gezegd?' Na wat het arme dier allemaal had doorgemaakt!

'Nou, wat hij precies zei, was dat het verrekte beest van zijn vrouw was. Sorry, ik herhaal alleen maar wat hij zei, maar eerlijk gezegd zei hij iets anders dan "verrekte", als u begrijpt wat ik bedoel. Maar goed, hij zei dat dat verrekte beest van zijn vrouw was en dat zij ervandoor was en die stomme hond had achtergelaten, en hij hoeft hem ook niet.'

Maggie zag dat de luide stem van de man de hond een beetje in elkaar deed krimpen. Misschien had hij door dat ze het over hem hadden.

'Ik begrijp niet precies wat u nu van mij verwacht,' zei ze. ik denk niet dat het iets uithaalt als ik met Mr. Endicott praat. Ik ken de man niet eens.'

'Uw naam en adres staan op het formulier van toen u en dokter Holmes de hond hebben gebracht. Rechercheur Manx zei dat we hem maar bij u moesten achterlaten.'

'O, zei hij dat?' Die Manx durfde wel, zeg! 'En als ik dat niet wil? Wat gebeurt er dan met hem?'

'Mr. Endicott zegt dat ik hem naar het asiel moet brengen.'

Opnieuw keek Maggie naar de hond, en alsof hij het voelde, keek het dier haar met droevige, bruine ogen aan. Verdorie, wat wist zij nou van honden af? Ze was te weinig thuis om een hond te kunnen houden. Ze kón eenvoudigweg geen hond hebben. Van haar moeder had ze er nooit een gemogen toen ze nog klein was geweest. Greg was allergisch voor honden en katten; dat had hij tenminste eens gezegd toen ze een zwerfkatje had meegebracht dat ze tijdens het hardlopen had gevonden. Allergisch of niet, ze wist dat hij nooit iets met vier poten op zijn dierbare leren meubels zou toelaten. Plotseling leek dat haar reden genoeg. 'Hoe heet hij?' vroeg ze terwijl ze de riem van de man overnam.

'Harvey.'