20

R.J. stak zijn hand onder zijn bril en probeerde de vermoeidheid weg te wrijven. Alsof de bril er iets aan kon doen, zette hij deze af en smeet hem op een van de stapels op zijn bureau. Vroeger was die bril alleen maar nodig geweest voor het lezen, maar tegenwoordig droeg hij hem steeds vaker, merkte hij.

Het was alsof zijn lichaamsdelen hem stuk voor stuk in de steek lieten sinds hij de veertig was gepasseerd, drie jaar geleden. Vorig jaar was hij geopereerd aan zijn knie - niets bijzonders, maar hij had wel twee weken niet kunnen werken. Natuurlijk maakte een veertienjarige dochter die hem voortdurend voorhield hoe 'uit de tijd' hij wel niet was, het er niet beter op. In Emma's ogen kon hij niets goed doen.

Daarstraks was ze woest op hem geweest omdat ze deze avond wéér bij hun buurvrouw, Mrs. Lopez, moest doorbrengen. Misschien was dat wel een van de redenen waarom hij nu nog steeds aan het werk was: om tijd te winnen, om niet naar huis te hoeven, naar zijn dochter en naar de stilte waarmee ze hem zou straffen. De ironie wilde dat hij een hevige strijd had gestreden om diezelfde dochter juist bij zich te kunnen houden. Hoewel die strijd uiteindelijk was meegevallen toen Caroline eenmaal had ingezien hoeveel vrijheid ze zou hebben zonder de verantwoordelijkheid voor een tienerdochter. Dezelfde Caroline die het niet had kunnen, verdragen van haar dochter en haar man gescheiden te zijn toen ze een jaar of zes, zeven daarvoor een baan had gekregen als accountmanager bij een landelijk bekend reclamebureau. Toen er echter steeds meer belangrijke cliënten werden binnengehaald en de ene promotie na de andere haar aan de top had gebracht, leek ze met die dure reisjes naar New York City en Londen en Tokio op de een of andere manier steeds minder moeite te hebben. In de laatste jaren van hun huwelijk was ze een vreemde voor hem geworden. Een knappe, beschaafde, ambitieuze vrouw, maar evengoed een volslagen vreemde. Hij leunde achterover en rekte zich uit, zijn vingers achter zijn hoofd in elkaar vlechtend. O, wat had hij de pest aan verandering. Hij keek om zich heen in het kamertje met de tl-verlichting. Helaas had de kamer geen ramen. Dat miste hij. En als hij erbij stilstond dat hij twintig meter onder de grond zat, stak zijn claustrofobie bijna de kop op. Hij had serieus overwogen de baan in Quantico niet aan te nemen puur omdat hij wist dat de Eenheid Onderzoeksondersteuning nog steeds was ondergebracht in wat hij 'de ingewanden van het opleidingscentrum' noemde. Opnieuw wreef hij in zijn ogen.

'Nog steeds niet naar huis, Tully?'

Directeur Cunningham was in zijn hemdsmouwen, maar zijn manchetten en boordenknoopje zaten nog steeds keurig dicht, terwijl R.J.'s mouwen slordig opgerold en tot boven zijn ellebogen geschoven waren. Cunninghams strak om zijn hals geknoopte das deed R.J. beschaamd aan zijn eigen exemplaar denken, dat ergens op een dossierkast lag, verkreukeld en achteloos opzij gegooid. Zijn boord stond wijdopen.

'Ik heb op een telefoontje van de politiearts zitten wachten,' legde hij uit. 'Van dokter Holmes.'

'En?'

Cunningham leunde tegen de deur, en R.J. vroeg zich af of hij een van de stoelen leeg moest maken. In tegenstelling tot het keurige, onberispelijke kantoor van zijn baas zag het zijne eruit als een opslagruimte met stapels papier, rondslingerende dossiers en overvolle boekenkasten. Omdat hij niet op zijn geheugen durfde vertrouwen, dat op dit uur van de avond net zo ontoegankelijk was als de harde schijf van een uitgeschakelde computer, keek R.J. even in zijn aantekeningen. 'Het meisje... De jonge vrouw had een incisie in haar linkerzij, in de richting van haar onderrug, van ongeveer tien centimeter lang. Volgens dokter Holmes was die heel precies, bijna alsof hij haar had geopereerd.'

'Klinkt als onze man.'

'Hij heeft haar milt verwijderd.'

'Een milt is niet zo groot, toch? Het leek of er veel meer in die pizzadoos zat.'

R.J. pakte het exemplaar van Gray's Anatomy dat hij uit de bibliotheek had gehaald. Vlug zocht hij de plek op waar hij een kauwgompapiertje als boekenlegger tussen had gelegd. Hij pakte zijn bril en las voor:' "De milt is circa twaalfeneenhalve centimeter lang, zeveneneenhalve centimeter breed en tweeënhalf tot vier centimeter dik".' Hij sloeg het boek dicht en legde het weg. 'Er staat dat hij ongeveer twee ons weegt, maar dat hangt af van het stadium waarin de spijsvertering zich bevindt. Hij kan veel zwaarder worden. Ons slachtoffer had die dag niet veel gegeten, waardoor haar milt vrij klein was. Dokter Holmes zei dat er ook een deel van de alvleesklier aan vast zat.'

'Zijn er nog ergens vingerafdrukken gevonden?'

'Ja. We hebben er twee die vrij goed zijn, van een duim en een wijsvinger. Maar ze zijn niet van Stucky. Het kan zijn dat iemand die ter plekke was ze per ongeluk heeft achtergelaten, maar het lijkt er sterk op dat ze met opzet zijn aangebracht. De rand van de container was helemaal schoongeveegd, en dan die twee vingerafdrukken er keurig middenop...'

Peinzend fronste Cunningham zijn wenkbrauwen.

'Kijk Stucky's dossier nog eens na. Controleer of de vingerafdrukken niet zijn veranderd of verwisseld en of er geen computerfouten zijn gemaakt. Als ik het me goed herinner, was agent O'Dell uiteindelijk in staat hem te identificeren aan de hand van een vingerafdruk die hij had achtergelaten. Dat had hij toen ook heel openlijk gedaan, maar het heeft ons wel de nodige tijd gekost die te identificeren. Er had iemand ingebroken in het computersysteem van het district en de afdrukken in het dossier verwisseld.'

'Ik zal het controleren, sir, maar we hebben nu niet te maken met het computersysteem van het district. We vergelijken de afdrukken met de exemplaren die het Automated Fingerprint Identification System van Stucky heeft. Die afdrukken heeft het AFIS van Stucky zelf. En met alle respect, ik geloof niet dat er makkelijk kan worden ingebroken in het systeem van het Bureau.'

Cunningham zuchtte en krabde aan zijn kaak. 'Je zult wel gelijk hebben.' Hij zag er vermoeider uit dan R.J. hem tot dan toe had gezien.

'Straks blijken ze gewoon van een beginnend agentje te zijn,' zei R.J. geruststellend, alsof hij hoopte wat van de vermoeidheid van zijn baas weg te kunnen nemen. in dat geval weten we het binnen vierentwintig uur. Als ze niet van iemand van de politie zijn, zal ik een algemene zoekopdracht geven.'

Hoewel het niet langer nodig was, hield R.J. zijn bril op. Op die manier voelde hij zich waakzaam en wekte hij misschien de indruk alles onder controle te hebben. ik heb helemaal niets kunnen vinden wat erop wijst dat Stucky met de keuze van het orgaan dat hij verwijdert iets duidelijk wil maken. Kan het zijn dat me iets ontgaat?'

'Nee, er ontgaat je niets. Stucky doet het alleen om te shockeren en eenvoudigweg omdat hij ertoe in staat is,' antwoordde Cunningham. Hij kwam iets verder naar binnen.

'Heeft hij soms medicijnen gestudeerd?' R.J. bladerde door het dossier dat agent O'Dell over Stucky's verleden had samengesteld. Het leek net een goed doortimmerd cv.

'Zijn vader was arts.' Cunningham streek met zijn hand over zijn kaak - een gebaar dat R.J. herkende als iets wat zijn baas deed wanneer hij doodmoe was en informatie uit zijn gigantische geheugen probeerde op te diepen.

Hij maakte van de gelegenheid gebruik om het gezicht van zijn baas te bestuderen. In het tl-licht leek het magerder, en de holtes in zijn wangen en ogen leken donkerder. Hoe moe hij echter ook was, zijn houding bleef recht terwijl hij tegen de boekenkast leunde. Geen hangende schouders. Alles aan hem straalde kalme waardigheid uit.

'Als ik het me goed herinner,' zei Cunningham, 'heeft Stucky samen met een partner een van de eerste bedrijven voor on-line-aandelenhandel op internet opgezet. Dat heeft hem miljoenen opgeleverd, die hij op buitenlandse banken heeft weggezet.'

'Als we een van die rekeningen zouden kunnen vinden, konden we hem misschien opsporen,' opperde R. J.

'Het probleem is dat we nooit hebben kunnen ontdekken hoeveel verschillende rekeningen hij heeft of welke namen hij gebruikt. Stucky is gehaaid, agent Tully. Hij is sluw, zeer intelligent en bijna altijd de situatie meester. Hij is anders dan de meesten. Hii doodt niet omdat hij niet anders kan of omdat hij dat als zijn opdracht ziet. En ook niet omdat hij innerlijke stemmen hoort. Hij doodt om één belangrijke reden, namelijk omdat hij ervan geniet. Voor hem is het een spel om te manipuleren, iemand te breken, mensen te shockeren door te laten zien waartoe hij in staat is en tegelijkertijd zijn tong uit te steken naar degenen die proberen hem te pakken te krijgen.'

'Maar zelfs Albert Stucky maakt wel eens een fout.'

'Laten we het hopen. Heb je al iets gevonden waaruit blijkt waar hij het slachtoffer mee naartoe kan hebben genomen?'

Uit verschillende stapeltjes haalde R.J. zijn aantekeningen, lichtelijk beschaamd omdat ze op van alles en nog wat waren gekrabbeld; van een servetje tot een bruin, papieren handdoekje uit het herentoilet. 'We weten dat hij haar heeft gepakt voor ze haar route had afgewerkt. Er hebben een paar klanten gebeld om te klagen dat ze hun pizza niet hadden gekregen. Ze zijn bezig een lijstje voor me op te stellen met de adressen waar ze heen moest.'

'Waarom kost dat zoveel tijd?'

'De telefonische bestellingen worden maar op één plek genoteerd. De bezorger heeft de enige lijst bij zich.'

'Dat meen je niet.'

Voor het eerst meende R.J. te zien hoeveel moeite het Cunningham kostte zijn ergernis te bedwingen.

'Klinkt niet erg efficiënt.'

'Tot nu toe heeft het nooit problemen opgeleverd, zeggen ze. Het lab probeert de adressen af te leiden uit de indrukken op het notitieblaadje dat eronder heeft gelegen. Het zou natuurlijk het mooiste zijn als we de auto van het slachtoffer terugvonden. Misschien ligt de lijst daar nog in.'

'Hoe staat het daarmee?'

'Ik heb het merk, model en kenteken van de motorvoertuigenregistratie. Rechercheur Rosen heeft een opsporingsbericht laten uitgaan, maar tot nog toe zonder resultaat.'

'Laat de beveiliging van het Reagan National en het Dulles Airport hun parkeerplaatsen voor langparkeerders controleren.'

'Goed idee.' R.J. maakte een aantekening, deze keer op de kassabon van zijn lunch. Waarom had hij toch verdorie geen notitieblokje, net als de rest van de mensheid?

'Hij moet haar ergens mee naartoe hebben genomen,' zei Cunningham langzaam. 'Ergens waar hij alle tijd voor haar had en niet gestoord zou worden. Ik vermoed dat hij dicht bij de plek is gebleven waarvandaan hij haar heeft ontvoerd. Als we die lijst nou maar hadden, konden we het aantal mogelijkheden misschien beperken.'

'Het punt is, sir... Ik heb eens rondgereden in het gebied, zo'n tien kilometer om de plek waar het lichaam is gevonden. Die hele buurt is een plaatje, een en al mooie huizen. Daar vinden we echt geen verlaten opslagruimte of onbewoonbaar verklaarde woning.'

'Maar het is ook heel makkelijk de meest voor de hand liggende plek over het hoofd te zien, agent Tully. En reken maar dat Stucky erop gokt dat we dat nu juist doen. Wat heb je nog meer?' Opeens leek hij haast te hebben.

'In de container is een mobiele telefoon gevonden. Die is een paar dagen terug gestolen uit een winkelcentrum in de buurt. Hopelijk zullen de telefonische gegevens me wat wijzer maken, zodra ik die heb.'

'Mooi. Zo te horen heb je alles onder controle.' Hij liep naar de deur. 'Laat maar weten welke hulp je nodig hebt. Ik kan je helaas niet weer een hele speciale eenheid beloven, maar misschien kan ik een paar mensen van andere zaken afhalen. En ga nu maar eens naar huis, agent Tully. Dan ziet je dochter je oojc nog eens.' Hij wees naar de foto die R.J. op zijn bureau had staan.

Het was de enige die hij had. Ze stonden er met zijn drieën op, met de armen om elkaar heen en glimlachend naar de fotograaf. Zo oud kon de foto niet zijn, maar R.J. kon zich de tijd niet heugen wanneer ze zo gelukkig waren geweest.

Dit was de eerste keer dat Cunningham een opmerking over zijn privé-leven maakte. Het verbaasde hem dat zijn doorgaans zo afstandelijke baas nog wist dat zijn vrouw niet met hem mee was verhuisd. 'Sir?'

Op de drempel bleef Cunningham staan.

R.J. wist niet goed hoe hij het moest vragen. 'Moet ik agent O'Dell bellen?'

'Nee,' antwoordde Cunningham bruusk en gedecideerd.

'U wilt wachten tot we zeker weten dat het Stucky is?'

'Ik ben er negenennegentig procent zeker van dat het Stucky is.'

'Moeten we agent O'Dell dan ten minste niet inlichten?'

'Nee.'

'Maar, sir, misschien -'

'Welk deel van mijn antwoord is je niet duidelijk, agent Tully?' Hij klonk onvermurwbaar. Na die woorden draaide hij zich om en verdween.