13

Zondag 29 maart

 

Maggie had de laatste doos, met het opschrift 'keuken', uitgepakt en de kristallen glazen zorgvuldig afgewassen, afgedroogd en op de bovenste plank in de kast gezet. Het verbaasde haar nog steeds dat Greg haar die set van acht had laten meenemen. Hij beweerde dat het een huwelijksgeschenk van een van haar familieleden was geweest, maar ze kon niemand in haar familie bedenken die zich zo'n duur cadeau kon permitteren of die zo'n verfijnde smaak had. Haar eigen moeder had hun een broodrooster gegeven, een praktisch geschenk zonder enige emotionele waarde, en dat paste veel beter bij de O'Dells.

Door de glazen bedacht ze dat ze haar moeder moest bellen om haar het nieuwe telefoonnummer te geven. Meteen kreeg ze dat vertrouwde, benauwde gevoel in haar borst. Haar nieuwe adres hoefde ze natuurlijk niet te geven. Haar moeder verliet Richmond zelden en zou heus niet op korte termijn langskomen. Het idee alleen al dat haar moeder haar nieuwe heiligdom zou binnendringen, deed haar ineenkrimpen. Het verplichte telefoontje leek haar zondagsrust al te verstoren. Ze zou natuurlijk kunnen bellen voor ze naar het vliegveld vertrok. Na al die jaren was vliegen nog steeds geen hobby van haar. Dus waarom zou ze de gedachte dat ze straks op tien kilometer hoogte zou zitten en aan anderen overgeleverd zou zijn niet verdrijven door haar moeder te bellen?

Met tegenzin toetste ze het nummer in. Hoe kreeg dat mens het toch voor elkaar haar nog steeds het gevoel te geven een twaalfjarige oppas te zijn, kwetsbaar en angstig? En dat terwijl Maggie zich op haar twaalfde volwassener had gevoeld dan haar moeder in haar herinnering ooit was geweest.

De telefoon ging zes, zeven keer over. Net toen ze wilde ophangen, mompelde een lage, hese stem iets onverstaanbaars.

'Mam? Met Maggie.'

'Poppetje! Ik wilde je net bellen.'

Maggie kromp ineen toen ze haar moeder de koosnaam hoorde gebruiken die ze van haar vader had gekregen. Alleen als ze dronken was, noemde haar moeder haar zo. Kon ze nu maar gewoon ophangen. Zolang haar moeder haar nieuwe nummer niet had, kon ze haar toch niet terugbellen. Misschien zou ze niet eens meer weten dat Maggie had gebeld. 'Dan had je me niet kunnen bereiken, mam. Ik ben net verhuisd.'

'Luister eens, poppetje, je moet tegen je vader zeggen dat hij me niet meer belt.'

Maggie zocht steun bij het aanrecht. 'Waar heb je het over, mam?'

'Je vader belt me steeds, en dan zegt hij van alles en dan hangt hij weer op.'

Het aanrecht voldeed niet. Nog net wist ze de kruk te halen, en ze liet zich erop zakken. Het verbaasde en ergerde haar, zo misselijk en koud als ze plotseling was. Ze legde haar hand op haar maag. 'Mam, papa is er niet meer. Hij is al meer dan twintig jaar dood.' Ze greep een theedoek; het eerste wat ze te pakken kon krijgen. Lieve hemel, was dit een nieuwe vorm van dementie als gevolg van drank?

'Dat weet ik ook wel, schat,' zei haar moeder giechelend. Maggie kon zich niet herinneren dat ze haar moeder ooit had horen giechelen. Was dit een wrede grap van haar? Ze sloot haar ogen en wachtte af. Of er een verklaring zou komen wist ze niet, maar ze wist wel dat ze geen idee had hoe ze dit gesprek moest voortzetten.

'Volgens Eerwaarde Everett komt dat doordat je vader me nog iets wil vertellen. Maar hij hangt verdomme steeds op! O nee, ik mag niet vloeken.' Opnieuw giechelde ze.

'Wie is Eerwaarde Everett?'

'De Eerwaarde Joseph Everett. Ik heb je toch over hem verteld, poppetje.'

'Nee, je hebt me niks over hem verteld.'

'Jawel, hoor, dat weet ik zeker. O, Emily en Steven zijn er. Ik moet ophangen.'

'Mam, wacht even. Mam!' Het was al te laat. Haar moeder had opgehangen. Ze haalde haar vingers door haar haren en moest zich beheersen ze niet met bossen uit te rukken. Nog geen week geleden - oké, nog geen twee weken geleden had ze haar moeder voor het laatst gesproken. En nu sloeg ze opeens zulke wartaal uit. Zou ze nog eens bellen? Ze had haar moeder nog niet eens haar nieuwe nummer gegeven. Anderzijds was haar moeder nu toch niet in staat dat te onthouden. Misschien zouden Emily en Steven of Eerwaarde Everett - wie dat dan ook mochten zijn - wel voor haar zorgen. Maggie had al veel te lang voor haar moeder gezorgd. Hopelijk was nu eindelijk eens iemand anders aan de beurt. Dat haar moeder dronk, verbaasde Maggie niet. Jaren geleden had ze dat al geaccepteerd. Als haar moeder dronk, probeerde ze tenminste niet zich van het leven te beroven. Maar dat haar moeder dacht dat ze haar dode man aan de lijn had, verontrustte Maggie. Bovendien werd ze er niet graag aan herinnerd dat de enige die echt van haar had gehouden - onvoorwaardelijk van haar had gehouden - al meer dan twintig jaar dood was.

Ze haalde het medaillon dat ze om haar hals droeg onder haar blouse vandaan. Haar vader had het haar bij haar eerste communie gegeven en gezegd dat het haar tegen het kwaad zou beschermen. Zijn eigen, identieke medaillon had hem echter niet kunnen redden toen hij dat brandende gebouw in was gerend. Regelmatig vroeg ze zich af of hij echt had geloofd dat het sieraad hem bescherming zou bieden.

Sindsdien had Maggie voldoende gruwelen gezien om te weten dat een hele maliënkolder van zilveren medaillons haar nog niet zou kunnen behoeden voor het kwaad. De reden waarom ze het medaillon droeg, was dat het haar aan haar moedige vader herinnerde. Het sieraad hing tussen haar borsten en voelde vaak zo koel en hard aan als een mes. Het hielp haar onthouden dat er maar een dunne lijn liep tussen goed en kwaad.

In de afgelopen negen jaar had ze meer dan genoeg over het kwaad geleerd. Ze wist dat het in staat was tot volledige vernietiging, tot het maken van lege omhulsels van wat ooit warmbloedige, ademende individuen waren geweest. Al die lessen waren bedoeld om haar te leren het kwaad te bestrijden, onder controle te krijgen en uiteindelijk te vernietigen. Daarvoor was het echter ook noodzakelijk het kwaad te volgen, te leven zoals het kwaad leefde, te denken zoals het kwaad dacht. Was het kwaad wellicht intussen bij haar binnengedrongen, zonder dat ze het had gemerkt? Voelde ze daarom zoveel haat, zoveel behoefte aan vergelding? Voelde ze zich daarom zo leeg?

Er werd aangebeld, en weer had ze haar Smith & Wesson in haar hand voor ze het besefte. Ze stopte de revolver op de inmiddels vertrouwde plek: achter in haar broek. Gedachteloos trok ze haar T-shirt omlaag, om het wapen te verbergen.

Ze herkende de chique dame op haar stoep niet. Pas nadat ze haar blik door de straat had laten gaan, langs de open ruimtes tussen de huizen en de schaduwen van de bomen en struiken, schakelde ze het alarmsysteem uit. Waarom ze zo op haar hoede was, wist ze niet goed. Dacht ze nu werkelijk dat Albert Stucky haar naar haar nieuwe woning was gevolgd?

'Ja?' vroeg ze terwijl ze de deur tot een kier opende.

'Hallo!' zei de vrouw gemaakt vrolijk.

In haar zwart-witte jasje met bijpassende rok leek ze helemaal klaar voor een avondje uit. Haar schouderlange, donkerbruine haar waagde het niet met de zachte wind mee te bewegen, make-up deed haar smalle lippen voller lijken en maskeerde haar lachrimpeltjes. Haar diamanten ketting, oorbellen en trouwring waren bescheiden en smaakvol, maar Maggie zag dat ze duur waren. Goed, dus het mens probeerde haar in elk geval niet iets te verkopen. Terwijl de vrouw probeerde om Maggie heen te spieden, wachtte ze af.

'Ik ben Susan Lyndell. Ik woon hiernaast.' Ze wees naar een split-level houten huis, waarvan alleen een deel van het dak zichtbaar was.

'Hallo, Ms. Lyndell.'

'O, zegt u alsjeblieft Susan.'

'Ik ben Maggie O'Dell.' Ze deed de deur iets verder open en gaf Susan een hand, maar ze bleef haar de doorgang versperren. Haar buurvrouw zou toch zeker niet verwachten dat ze haar binnen vroeg? Toen zag ze de vrouw vluchtig naar haar eigen huis kijken en naar de straat. Het was een gespannen, angstige blik, alsof ze bang was gezien te worden.

'Ik heb u vrijdag gezien.' Ze voelde zich duidelijk ongemakkelijk. Kennelijk was ze niet gekomen om Maggie welkom te heten in de buurt. Ze kwam voor iets anders.

'Ja, ik ben vrijdag verhuisd.'

'Nee, dat bedoel ik niet. Bij Rachel, bedoel ik. Ik heb u gezien bij het huis van Rachel Endicott.' Ze kwam een stapje naar voren en sprak zacht en kalm. Haar handen hield ze om de zoom van haar jasje geklemd.

'O.'

'Ik ben een vriendin van Rachel. Ik weet dat de politie...' Ze zweeg en keek snel naar links en naar rechts.

'Ik weet wel dat ze zeggen dat Rachel gewoon in haar eentje vertrokken kan zijn, maar ik geloof nooit dat ze dat zou doen.'

'Heeft u dat aan rechercheur Manx verteld?'

'Rechercheur Manx?'

'Die leidt het onderzoek. Ik was daar alleen maar om te zien of ik kon helpen, als buurvrouw.'

'Maar u bent toch bij de FBI? Ik dacht dat ik dat iemand heb horen zeggen.'

'Dat klopt, maar ik was daar niet in functie. Als u iets weet, stel ik voor dat u met rechercheur Manx gaat praten.'

Maggie zat er beslist niet op te wachten Manx opnieuw voor de voeten te lopen. Dat Cunningham haar vakbekwaamheid en oordeel in twijfel had getrokken, was al erg genoeg; ze was niet van plan het door zo'n opgeblazen macho als Manx nog erger te laten maken. Haar advies leek Susan Lyndell echter niet erg aan te staan. Ze bleef maar staan friemelen, onrustig om zich heen kijkend.

'Ik weet wel dat dit een rare manier van kennismaken is, mijn verontschuldiging daarvoor, maar ik zou graag even met u praten. Mag ik binnenkomen?'

Maggies instinct zei haar Ms. Lyndell weg te sturen, erop te staan dat ze de politie belde en met Manx praatte. Toch liet ze, al wist ze zelf niet waarom, de vrouw de hal in komen. Niet verder.

'Ik moet vanmiddag een vliegtuig halen.' Maggie, liet haar ongeduld in haar stem doorklinken. 'Zoals u ziet, heb ik nog geen tijd gehad om uit te pakken, laat staan om iets in te pakken voor een zakenreis.'

'Ik begrijp het. En het kan best dat ik me maar wat in het hoofd haal.'

'U gelooft niet dat Rachel gewoon een paar dagen de stad uit is? Er even tussenuit?'

Ms. Lyndell keek haar aan en hield haar blik vast. 'Ik weet dat er iets... iets in het huis was wat erop wijst dat dat niet het geval is.'

'Ms. Lyndell, ik weet niet wat u heeft gehoord, maar -'

'Laat maar.' Met een handbeweging legde ze Maggie het zwijgen op. Haar lange, slanke vingers deden aan de vleugel van een vogel denken. 'Ik weet dat u niets mag loslaten over wat u heeft gezien.' Ze wiebelde van haar ene voet op haar andere, alsof haar hooggehakte pumps er de oorzaak van waren dat ze zich niet op haar gemak voelde. 'Luister, je hoeft geen genie te zijn om te weten dat het niet normaal is dat er drie politiewagens en een politiearts komen om een gewonde hond te redden. Zelfs niet als het de hond van de vrouw van Sidney Endicott is.'

Die naam kwam Maggie niet bekend voor, maar dat kon haar niet schelen. Hoe minder ze van de familie Endicott wist, des te makkelijker het zou zijn zich afzijdig te houden. Ze sloeg haar armen over elkaar en wachtte af.

Daaruit leek Susan Lyndell op te maken dat ze Maggies volledige aandacht had, want ze vervolgde: ik denk dat Rachel een afspraakje had. En ik denk dat die persoon haar tegen haar wil heeft meegenomen.'

'Waarom denkt u dat?'

'Vorige week heeft Rachel een man leren kennen.'

'Hoe bedoelt u, "een man leren kennen"?'

'U moet geen verkeerde indruk van haar krijgen, hoor. Zoiets is niet haar gewoonte,' zei ze snel, alsof ze het gedrag van haar vriendin wilde rechtvaardigen.

'Het overkwam haar gewoon. U weet wel hoe dat gaat.'

Verwachtingsvol keek ze Maggie aan. Toen deze geen teken van begrip gaf, ging ze vlug verder. 'Rachel zei dat hij iets had. Hij was, eh... "wild en opwindend", zei ze. Het was puur lichamelijke aantrekkingskracht. Ik weet zeker dat ze beslist niet van plan was bij Sidney weg te gaan.' Die laatste woorden klonken meer alsof ze zichzelf moest overtuigen.

'Dus Rachel had een verhouding?'

'Goede hemel, nee! Maar ik denk dat ze wel in de verleiding kwam. Voorzover ik weet, was het alleen maar onschuldig geflirt.'

'Hoe weet u dit allemaal?'

Ms. Lyndell ontweek Maggies blik door te doen alsof iets buiten haar aandacht trok. 'Rachel en ik waren vriendinnen.'

Maggie wees haar er maar niet op dat ze opeens in de verleden tijd sprak. 'Hoe heeft ze hem leren kennen?'

'Hij werkte al een week of wat hier in de buurt. Aan de telefoonlijnen. Iets met een nieuwe kabel die wordt aangelegd. Ik weet er niet veel van. Het lijkt wel of ze liier in de buurt steeds weer iets nieuws aanleggen.'

'En waarom denkt u dat die man Rachel tegen haar wil heeft meegenomen?'

'Nou, volgens mij wilde hij verdergaan dan flirten. U weet hoe zulke kerels kunnen zijn. Die willen maar één ding. En om de een of andere reden schijnen ze altijd te denken dat wij, eenzame, rijke vrouwen, hun dat maar al te graag geven...' Ze zweeg toen ze doorkreeg dat ze zich misschien meer had blootgegeven dan haar bedoeling was geweest. Blozend wendde ze haar gezicht af.

Maggie realiseerde zich dat Ms. Lyndell het niet meer alleen over haar vriendin had, maar uit eigen ervaring sprak.

'Nou ja, laten we het er maar op houden dat ik het gevoel heb dat die vent meer van Rachel wilde dan zij hem wilde geven,' zei Ms. Lyndell.

Voor Maggies geestesoog verscheen het beeld van de slaapkamer. Had Rachel een telefoonmonteur in haar slaapkamer uitgenodigd en was ze toen van gedachten veranderd? 'U denkt dus dat ze hem misschien binnen heeft gevraagd en dat het toen uit de hand is gelopen?'

'Is er niet iets in het huis wat daarop wijst?'

Maggie aarzelde. Hoe dik bevriend waren Susan Lyndell en Rachel Endicott eigenlijk? Was Ms. Lyndell misschien slechts uit op wat sappige roddels om aan de buren te vertellen? Uiteindelijk antwoordde ze: 'Ja, er is wel iets wat erop wijst dat Rachel uit het huis is meegenomen. Dat is alles wat ik u kan vertellen.'

Susan trok bleek weg onder haar zorgvuldig aangebrachte make-up en leunde tegen de muur alsof ze steun nodig had. Deze keer leek haar reactie echt.

'Ik vind dat u met de politie moet praten,' zei Maggie.

'Nee,' zei Ms. Lyndell, en opnieuw bloosde ze. 'Ik bedoel... Ik weet niet eens zeker dat ze met hem had afgesproken. Ik wil niet dat Rachel problemen krijgt met Sid.'

'Dan moet u ze in elk geval van die monteur vertellen, zodat ze hem kunnen ondervragen. Heeft u hem hier in de buurt gezien?'

'Eerlijk gezegd heb ik hem nog nooit gezien. Alleen zijn busje, één keer. De Northeastern Bell Telephone Company. Ik zou niet graag willen dat hij zijn baan verloor door mijn vage vermoedens.'

Maggie nam haar eens goed op, zoals ze daar aan de zoom van haar jasje stond te trekken. Ms. Lyndell maakte zich heus niet druk om het baantje van een monteur die ze niet eens kende. 'Waarom vertelt u dit allemaal aan mij ? Wat verwacht u dat ik doe?'

'Ik dacht, eh...' Weer leunde ze tegen de muur. Ze leek geen flauw idee te hebben van wat ze verwachtte.

'U bent bij de FBI. Ik dacht dat u misschien zou kunnen nagaan... U weet wel, discreet en zonder dat... Ach, eigenlijk weet ik het ook niet.'

Zwijgend nam Maggie Ms. Lyndell op, die zich bijzonder slecht op haar gemak en gegeneerd scheen te voelen. 'Rachel is niet de enige die met die telefoonmonteur heeft geflirt, is het wel?' vroeg ze toen. 'Bent u bang dat uw man erachter komt? Gaat het u daarom?'

De ontzetting op Ms. Lyndells gezicht vertelde Maggie dat ze het bij het rechte eind had. Ze betwijfelde of Ms. Lyndell rechercheur Manx echt zou bellen, al beloofde ze dat wel voor ze vertrok, gejaagd en voortdurend om zich heen kijkend.