54

Aanvankelijk was R.J. opgelucht geweest toen hij had gehoord dat het lichaam niet in Newburgh Heights was gevonden. Het telefoontje was namelijk gekomen van de politie van Virginia.

Met trillende stem had de agent in kwestie hem verteld dat een vrachtwagenchauffeur een verpakte maaltijd van de toonbank van een truckerscafé had gepakt. Op weg naar zijn vrachtwagen had de chauffeur gemerkte dat het bakje lekte. Hij had gedacht een stuk gebraden kip bij zich te hebben, tot er opeens bloed uit het bakje was gelopen.

R.J. herinnerde zich het truckerscafé wel, net ten noorden van Stafford, aan de Interstate 95. Maar pas toen hij de parkeerplaats bij het café op reed, realiseerde hij zich dat O'Dell waarschijnlijk altijd langs deze plek kwam wanneer ze vanuit Quantico naar huis reed. Van het ene op het andere moment was zijn opluchting weg. Zelfs al was de dode niet Tess McGowan, dan nog was de kans groot dat O'Dell het lichaam zou herkennen. Bij het zien van de busjes van de media en de felle lampen die al waren opgesteld voor de tv-camera's vloekte hij hartgrondig. Tot op dit moment hadden ze geluk gehad; alleen de plaatselijke media hadden enige interesse getoond. Hij zag dat de landelijke pers er nu ook was. Een grote groep dromde om een forse kerel met een baard. Vermoedelijk de chauffeur. Gelukkig was de politie zo verstandig geweest de verpakking in beslag te nemen en het terrein achter het café af te zetten. Daar stond een gedeukte, grijze afvalcontainer voor een hek van vierkant gaas. Het was een groot formaat bak, speciaal voor bedrijven. R.J. schatte dat hij minstens één meter vijfenzeventig hoog was. Hoe had Stucky het lijk er in vredesnaam in gekregen? En hoe had hij dat onopgemerkt kunnen doen, met die benzinepompen vlakbij en achter een café dat dag en nacht open was, zeven dagen per week?

R.J. toonde zijn insigne aan een paar agenten in uniform die de journalisten en fotografen achter de dranghekken en het gele lint probeerden te houden waarmee het terrein was afgezet. Met zijn lange benen kon hij zo over het lint heen stappen.

De rechercheur van Stafford County die R.J. bij de pizzatent had ontmoet, was al ter plaatse. Zodra de man R.J. zag, wenkte hij hem. Hij kwam meteen ter zake. 'Ze ligt nog in de container. Dokter Holmes is onderweg hiernaartoe. We proberen te bedenken hoe we haar hieruit moeten krijgen.'

'Hoe hebben jullie haar gevonden?'

De rechercheur pakte een pakje kauwgom, haalde er een uit en stak het in zijn mond. Hij bood R.J. er ook een aan, maar deze schudde zijn hoofd.

R.J. moest er niet aan denken iets te eten, zelfs geen kauwgom.

'Waarschijnlijk zouden we haar nooit hebben gevonden als hij dat maaltje niet had achtergelaten,' antwoordde de rechercheur ten slotte. R.J. kromp ineen. Hoeveel jaar zou het hem kosten voor hij zo achteloos over lichaamsdelen kon praten?

'Misschien zou ze zijn ontdekt wanneer de vuilniswagen dat ding hier kwam legen. Maar weet je, die grote, daar gaat heel wat in. Best mogelijk dat we haar nooit zouden hebben gevonden. Niemand zou over de stank hebben geklaagd, want afval stinkt altijd. Het ziet er dus naar uit dat die kerel weer bezig is.'

'Daar lijkt het wel op, ja.'

'Ik werkte in Boston, die vorige keer.'

R.J. had echter al uit het accent van de rechercheur afgeleid dat de man oorspronkelijk uit Boston of directe omgeving kwam. Onophoudelijk keek de rechercheur over R.J.'s schouder om een oogje te houden op de reporters bij het lint. R.J. had de indruk dat hem niet veel ontging. Hij mocht de man wel. Niet dat dat de rechercheur iets zou kunnen schelen. Ook dat stond R.J. aan.

'Ja, ik weet het nog goed, die laatste keer, toen ze het lijk van dat raadslid vonden in het bos,' vervolgde de rechercheur. 'Beten, weggerukte huid, sneeën op plekken waar je echt geen sneeën wilt zien.'

'Stucky is volkomen gestoord, dat staat vast.' R.J. dacht aan de foto's van Stucky's verzameling, die O'Dell op de vergadertafel had uitgespreid. Zo naast elkaar hadden ze de indruk gewekt dat een roedel wilde wolven de lichamen aan stukken had gescheurd.

'Zeg, speelde hij toen niet een ziek spelletje met een van jullie agenten?' vroeg de man. 'Ik herinner me dat ik daar iets over heb gelezen. Dat hij haar uitdaagde, briefjes stuurde en zo?'

'Klopt.'

'Hoe is het met haar afgelopen?'

'Als ik me niet vergis, is die rode auto die daar de parkeerplaats op komt, van haar.'

'Ga weg! Zonder gekheid? Werkt ze hier nog steeds aan?'

'Ze heeft weinig keus.'

'Nou, dan heeft ze wel lef.'

'Dat zou je wel kunnen zeggen, ja,' zei R.J. afwezig.

'Grote kans dat agent O'Dell het slachtoffer kan identificeren.'

Hij zag dat de mensen haar nieuwsgierig opnamen toen ze hun kant op liep. Al had hij wel vaker met aantrekkelijke vrouwen samengewerkt, nog nooit met iemand als O'Dell. De belangstellende blikken maakten haar totaal niet verlegen of juist zelfingenomen. Ze leek ze gewoon niet op te merken. Het was alsof ze zich er niet eens van bewust was dat ze op haar gericht waren.

Pas toen ze dichterbij kwam, zag hij dat ze een zwart tasje bij zich had. Aangezien ze het lichaam niet mochten aanraken voor de patholoog-anatoom er was, hoopte hij maar dat O'Dell zich niets in het hoofd haalde. Bij wijze van begroeting keek ze hem aan. Hij zag de uitputting, de gespannen verwachting in haar ogen. 'Dit is FBI-agent Maggie O'Dell,' zei hij tegen de rechercheur. 'Maggie, dit is...' Hij realiseerde zich dat de naam van de man hem ontschoten was.

'Sam Rosen,' zei de rechercheur, graag bereid R.J.'s geheugen op te frissen.

Toen O'Dell haar hand uitstak, zag R.J. de harde houding van de man zachter worden.

'Rechercheur Rosen,' zei O'Dell beleefd en zakelijk.

'Zeg maar Sam.'

R.J. onderdrukte de neiging met zijn ogen te rollen.

'Sam hier...' Hopelijk klonk hij niet al te sarcastisch,

'...werkt voor de sheriff van Stafford County. Hij was erbij toen die pizzabe... toen Jessica Beckwith werd gevonden.'

'Ligt ze nog in de container?' O'Dell was niet in staat haar gespannenheid te verbergen.

'We wachten op dokter Holmes,' zei Sam.

'Is het op de een of andere manier mogelijk dat ik een kijkje neem zonder iets te verplaatsen?' vroeg ze terwijl ze vast een paar rubberhandschoenen uit haar zwarte tas haalde.

'Dat lijkt me niet zo'n goed idee,' antwoordde R.J. Hij wist dat ze wilde zien of ze het slachtoffer herkende. Desondanks liep ze naar de container toe, die minstens een decimeter boven haar uittorende. 'Hoe hebben jouw mannen erin kunnen kijken?'

'We hebben er een politieauto naast gezet, en Davis is op het dak geklommen en heeft een paar polaroidfoto's genomen. Zal ik ze even halen?'

Het leek wel of Sam alles zou doen wat O'Dell maar vroeg. R.J. stond versteld. Nog verbazingwekkender was dat O'Dell er niets van scheen te merken.

'Zou je die auto er misschien weer naast willen zetten, Sam? Eigenlijk heb ik dat liever.'

Goed, misschien merkte ze het wel.

Zonder aarzeling liep Sam naar een van de agenten die de reporters weghielden.

'Er is een kans dat ze het niet is.' R.J. wist dat ze verwachtte Tess McGowan in de container aan te treffen.

'Ik wil bij de autopsie assisteren. Denk je dat we dokter Holmes kunnen overhalen die vanavond nog te doen?' Ze meed zijn blik en hield haar ogen op Rosen gericht.

Het was de eerste keer dat ze iets van hem vroeg, en hij kon wel zien dat ze dat niet makkelijk vond. 'We staan erop dat hij dat doet,' antwoordde hij. Ze knikte, maar keek hem nog steeds niet aan. Zwijgend keken ze toe terwijl de politieauto zo dicht mogelijk naast de metalen afvalbak werd geparkeerd. Na een flinke ademteug legde ze haar zwarte tasje neer. De rubberhandschoenen legde ze erbovenop. Sam stond haar bij de bumper op te wachten, maar toen hij haar zijn hand bood, wuifde ze die weg. Ze schopte haar schoenen uit en klom moeiteloos, op blote voeten, op de kofferbak. Even bleef ze daar staan, alsof ze zich geestelijk moest voorbereiden. Vervolgens stapte ze voorzichtig op het dak en ging rechtop staan, zodat ze in de container kon kijken. 'Heeft iemand een zaklamp voor me?' riep ze. Meteen haastte een van de agenten zich naar de auto om haar een staaflamp aan te reiken. Nauwlettend hield R.J. O'Dell in de gaten toen ze de lichtbundel in de bak liet schijnen. Ze nam de tijd, liet haar blik door de hele bak gaan. Hij wist dat ze, omdat ze niets mocht aanraken, probeerde zo veel mogelijk met haar ogen te onderzoeken. Haar gezichtsuitdrukking bleef uitdrukkingsloos, haast onverschillig, waardoor hij niet wist of ze in het slachtoffer Tess McGowan herkende. Uiteindelijk klom ze van de wagen af. Ze gaf de staaflamp terug, tikte op het autoraampje om de bestuurder te bedanken en trok haar schoenen aan.

'En?' vroeg R.J., haar nog steeds aandachtig opnemend.

'Het is Tess McGowan niet.'

'Dat is een hele opluchting,' verzuchtte hij.

'Niet echt.'

In het licht van een straatlantaarn zag hij dat ze erg gespannen was. Haar gezicht stond strak.

'Het is Tess niet, maar ik herken haar wel.'

R.J. voelde zijn maag verkrampen, maar dat was niets vergeleken bij wat zij moest voelen. 'Wie is het dan?'

'Ze heet Hannah. Ze werkt bij Shep's Liquor Mart. Gisteravond heeft ze geholpen bij het kiezen van een fles wijn.'

Toen ze over haar gezicht wreef, zag R.J. dat haar handen trilden.

'We moeten die klootzak tegenhouden,' zei ze fel. Hij hoorde dat de trilling tot haar anders zo kalme stem was doorgedrongen.