Ze is echt bang, dacht hij, maar wie zou dat niet zijn? Ik vind het zelfs al griezelig om naar een begraafplaats te gaan, laat staan dat ik naar de geestenwereld zou willen. Hij keek naar haar toen ze terug kwam lopen met de baby in haar armen, nog steeds met tranen in haar ogen, en voelde een golf van liefde en beschermingsdrang jegens de vrouw en de baby door zich heen stromen. Wat deed het er eigenlijk toe dat ze misschien zelandoni zou worden? Ze zou voor hem nog steeds Ayla zijn, en ze zou hem nog steeds nodig hebben.
'Het komt allemaal wel goed, Ayla,' zei hij. Hij nam de baby van haar over en wiegde haar in zijn armen. Hij was nooit zo gelukkig geweest als na hun Verbintenis, en vooral na de geboorte van Jonayla. Hij keek met een glimlach op het kleintje neer. Ik geloof ook dat ze mijn dochter is, dacht hij.
'Het is helemaal aan jou, Ayla,' zei hij. 'Je hebt gelijk; zelfs als je bij de zelandonia gaat, dan wil dat nog niet zeggen dat je ook echt een zelandoni moet worden, maar als je dat wel wordt, vind ik dat ook goed. Ik heb altijd al geweten dat ik met een heel bijzondere vrouw een Verbintenis aanging. Niet alleen een mooie vrouw, maar ook een vrouw met een zeldzame Gave. Jij bent door de Moeder uitverkoren. Dat is een eer, en Zij heeft dat getoond door jou tijdens je Verbintenisceremonie te eren. En nu heb je een prachtig dochtertje. Nee, wij hebben een prachtig dochtertje. Je zei toch dat ze ook mijn dochter is, waar of niet?' zei hij, in een poging haar angsten te sussen. Opnieuw begonnen haar tranen te stromen, maar ze lachte erdoorheen. 'Ja. Jonayla is jouw dochter en mijn dochter,' zei ze, en toen begon ze weer te snikken.
Hij strekte zijn armen naar haar uit en omarmde hen beiden. 'Jondalar, als jij ooit ophoudt van me te houden, dan weet ik niet wat ik zou doen. Alsjeblieft, blijf altijd van me houden.' 'Natuurlijk blijf ik altijd van je houden. Ik zal altijd van je houden. Niets kan daar ooit verandering in brengen,' zei Jondalar, die het diep in zijn hart zo voelde en hoopte dat het altijd waar zou blijven.
De winter was eindelijk voorbij. De sneeuwbanken, vies geworden door het stof dat op de wind werd meegevoerd, smolten en de eerste krokussen staken hun paarse en witte kopjes boven de laatste restjes uit. De ijspegels druppelden tot ze helemaal verdwenen waren en de eerste groene knoppen verschenen. Ayla bracht heel wat tijd met Whinney door. Met haar baby dicht tegen zich aan in een draagdoek
liep ze naast de merrie voort of bereed ze haar, waarbij ze haar stapvoets liet lopen. Renner was veel darteier, en zelfs Jondalar had moeite om hem in bedwang te houden, maar hij genoot van de uitdaging. Whinney hinnikte toen ze Ayla in het oog kreeg en Ayla beklopte en omhelsde haar liefdevol. Ze had afgesproken om Jondalar en een groepje anderen bij de kleine schuilplaats stroomafwaarts te treffen. Ze wilden een paar berkenbomen aftappen. Een deel van het sap zou worden ingekookt tot een dikke stroop en een ander deel zou met rust gelaten worden om te gisten tot een licht alcoholisch drankje. Het was niet ver, maar ze had besloten om met Whinney te gaan, voornamelijk omdat ze bij haar in de buurt wilde blijven. Ze was er bijna toen het begon te regenen. Ze maande Whinney tot grotere spoed en merkte toen dat het paard leek te hijgen. Toen Ayla haar opbollende zijden betastte kreeg het paard net weer een wee. 'Whinney!' zei ze hardop. 'Je bent zover, hè? Ik vraag me af hoe lang het nog duurt. We zijn niet ver van de schuilplaats waar ik met de anderen heb afgesproken. Ik hoop dat je je niet zult storen aan andere mensen in de buurt.'
Toen ze het kamp bereikte, vroeg ze Joharran of ze Whinney onder het beschuttende afdak mocht brengen. De merrie stond op het punt te werpen. Hij stemde er meteen mee in en er trok een golf van opwinding door de groep. Nu zouden ze toch iets beleven! Geen van hen had ooit van dichtbij toegekeken terwijl een paard een veulen wierp. Ze nam Whinney mee naar de schuilplaats onder de overhangende richel.
Jondalar vloog op haar toe en vroeg of ze hulp nodig had. 'Ik geloof niet dat Whinney mijn hulp nodig heeft, maar ik wil bij haar blijven,' zei Ayla. 'Als je Jonayla zou willen overnemen, graag. Ik heb haar net gezoogd. Voorlopig zal ze wel rustig blijven.'
Jondalar stak zijn handen naar Jonayla uit. Toen ze zijn gezicht zag, verscheen er een verheugde glimlach op haar toetje. Ze kon sinds kort glimlachen en begroette de man van haar vuurplaats sindsdien met dat teken van herkenning.
'Je hebt de glimlach van je moeder, Jonayla,' zei hij terwijl hij haar oppakte en haar glimlach beantwoordde. De baby keek aandachtig naar zijn gezicht, maakte een zacht kirrend geluid en glimlachte weer. Zijn hart smolt. Hij legde Jonayla in de kromming van zijn arm en liep terug naar de mensen aan het andere eind van de kleine schuilplaats. Whinney leek blij te zijn dat ze uit de regen was. Ayla wreef de merrie droog en leidde haar naar een droog stukje grond zo ver mogelijk bij de mensen vandaan. Die leken aan te voelen dat Ayla hen niet te dicht
in de buurt wilde hebben, maar de ruimte was zo klein dat ze alles gemakkelijk konden volgen. Jondalar draaide zich om en keek ook toe. Het was voor hem de tweede keer dat hij Whinney een veulen zag werpen, maar hij vond het nu even opwindend als de eerste keer. Vertrouwdheid met het geboorteproces deed niets af aan de ontzagwekkendheid van een nieuw leven dat op het punt stond geboren te worden. Mens of dier, het bleef Doni's grootste Gave. Iedereen wachtte rustig af.
Na een tijdje, toen het Ayla toescheen dat Whinney nog niet zover was, maar zij er alles aan had gedaan om het de merrie zo gerieflijk mogelijk te maken, liep ze naar het vuur waar de mensen zaten te wachten om wat water te halen. Ze kreeg warme thee aangeboden en kwam daarvoor terug nadat ze eerst wat water naar het paard had gebracht.
Ayla, ik heb je nog nooit horen vertellen hoe je je paarden hebt gevonden,' zei Dynoda. 'Hoe komt het dat ze niet bang zijn voor mensen?'
Ayla glimlachte. Ze begon eraan gewend te raken om verhalen te vertellen en ze deed graag het verhaal van haar paarden. Ze vertelde hoe ze de merrie die Whinneys moeder was geweest had gevangen en gedood, en dat ze toen pas het jonge veulentje en de hyena had gezien. Ze legde uit dat ze het veulentje had meegenomen naar haar grot, en haar had gevoed en grootgebracht. Ze ging helemaal op in haar verhaal, en onbewust sloop de vaardigheid die ze had ontwikkeld in haar tijd bij de Stam, om met gezichtsuitdrukking en gebaren iets uit te duiden, haar vertelling binnen.
Met haar gedachten half bij de merrie dramatiseerde ze onbewust de gebeurtenissen, en de mensen, onder wie verscheidene van naburige Grotten, raakten volledig in de ban van het verhaal. Haar exotische accent en haar vermogen om de geluiden van dieren zo getrouw na te bootsen voegden een interessant element toe aan haar bijzondere relaas. Zelfs Jondalar werd erdoor meegesleept, terwijl hij toch de omstandigheden kende. Hij had haar de gebeurtenissen nog nooit op die manier horen vertellen. Er volgden meer vragen en Ayla begon haar leven in het dal te beschrijven, maar toen ze eraan toekwam hoe ze een holenleeuw had gevonden en grootgebracht, keken verscheidene mensen haar ongelovig aan. Jondalar haastte zich haar verhaal te bevestigen. Of ze haar nu geloofden of niet, het verhaal van een leeuw, een paard en een vrouw die samen een grot deelden in een afgezonderd dal was prachtig. Bij een geluid van de merrie onderbrak Ayla zichzelf.
Ze sprong overeind en ging vlug naar Whinney, die op haar zijde was gaan liggen. Het in een vlies gehulde hoofd van een veulen werd zichtbaar. Voor de tweede maal nam ze de rol van vroedvrouw op zich voor de merrie. Nog voordat het achterlijf er helemaal uit was, probeerde het natte, pasgeboren veulen al te gaan staan. Whinney keek achterom om te zien wat ze had gedaan en hinnikte zachtjes tegen haar nieuwe veulentje. Terwijl het nog op de grond lag, begon het kleintje al in de richting van Whinneys hoofd te kronkelen; het stopte zelfs even terwijl het probeerde een tepel te vinden voordat een van beide overeind stond. Toen ze het hoofd van haar moeder had bereikt, begon de merrie haar onmiddellijk met haar tong schoon te maken. Enkele ogenblikken later probeerde het veulen te gaan staan. Ze viel op haar neus, maar bij de tweede poging stond ze op haar benen, luttele tellen nadat het geworpen was. Een sterk paardje, dacht Ayla.
Zodra de kleine op haar benen stond, kwam Whinney ook overeind en het veulen ging meteen op zoek naar een tepel. Ze kon niet meteen de goede plek vinden en liep zoekend tussen de benen van haar moeder door. Toen ze voor de tweede keer onder haar achterbenen door was gelopen, gaf Whinney de kleine een duwtje in de juiste richting. Meer was niet nodig. Whinney was uitstekend in staat geweest om zonder hulp haar veulen met haar spichtige benen ter wereld te brengen.
Iedereen had zwijgend toegekeken terwijl ze voor het eerst getuige waren van de kennis die de Grote Aardmoeder Haar wilde schepsels had meegegeven over de manier waarop ze voor hun pasgeboren kleintjes moesten zorgen. De enige kans om te overleven voor de jongen van haar soort — en dat gold ook voor de meeste andere grazende diersoorten die in groten getale de uitgestrekte steppen bevolkten - was afhankelijk van het feit of de jongen vlak na de geboorte al in staat waren op hun eigen benen te staan en bijna even snel te rennen als een volwassen dier. Hadden ze dat niet gekund, dan zouden ze zo'n gemakkelijke prooi voor roofdieren zijn dat de soort zou zijn uitgestorven. Whinney leek uiterst tevreden met haar zogende veulentje.
De geboorte van het paardje was een zeldzame ervaring voor de mensen die hadden toegekeken en een verhaal dat in de toekomst keer op keer verteld zou worden door iedereen die erbij was geweest. Nadat Ayla zich ervan had vergewist dat de paarden het goed maakten, werd ze toen ze naar het groepje terugliep, van alle kanten bestookt met vragen en opmerkingen.
'Ik heb nooit geweten dat de baby's van paarden meteen na de geboorte kunnen lopen. Het duurt bijna een heel jaar voordat een mensenbaby kan lopen. Groeien ze ook sneller?'
'Ja,' antwoordde Ayla. 'Renner werd geboren op de dag nadat ik Jondalar had gevonden. Hij is nu een volgroeide hengst en hij telt slechts drie jaren.'
'Je zult een naam moeten bedenken voor het kleintje, Ayla,' zei Jondalar.
'Ja, maar daar moet ik nog even over nadenken,' zei Ayla. Jondalar begreep meteen wat ze bedoelde. De hooikleurige merrie had een veulen geworpen van een andere kleur. De paarden op de steppen in het oosten, vlak bij de streek waar de Mamutiërs woonden, waren soms donkerbruin, zoals Renner. Hij wist niet zeker welke kleur vacht het kleine merrieveulen zou krijgen, maar dat was volgens hem niet de kleur van haar moeder.
Kort daarna vond Wolf hen. Alsof hij instinctief wist dat hij het nieuwe familielid voorzichtig moest benaderen, liep hij eerst naar Whinney. Tegen haar instinct in had ze geleerd dat ze voor dit roofdier niet bang hoefde te zijn. Ayla kwam erbij, en toen ze ervan overtuigd was dat dit de wolf was die de uitzondering vormde, vooral nu ook de vrouw vlakbij was, stond ze hem toe haar nieuwe baby te besnuffelen en die vertrouwd te maken met zijn geur.
Het jonge paardje was een grijs merrieveulen. 'Ik denk dat ik haar Grijs noem,' zei Ayla tegen Jondalar, 'en ze wordt Jonayla's paard. Maar we zullen hun allebei veel moeten leren.' Hij lachte verheugd bij het vooruitzicht.
Toen ze de volgende dag terugkwamen bij het paardenonderkomen op de richel, werd het nieuwe kleine zusje met enthousiaste nieuwsgierigheid door Renner begroet, zij het onder strenge supervisie van Whinney. Ayla keek toevallig in de richting van de ruimte waar de onderkomens stonden en zag Zelandoni naderen. Ze was verrast door het feit dat de doniër kwam kijken naar het pasgeboren veulen; ze deed immers zelden speciale moeite om de dieren te zien. Er waren al veel mensen even een kijkje komen nemen, en Ayla had iedereen gevraagd om vooral in het begin een beetje afstand te bewaren, maar voor de doniër werd een uitzondering gemaakt; zij mocht wel kennismaken met Grijs.
'Jonokol heeft me verteld dat hij de Negende Grot zal verlaten als we naar de Zomerbijeenkomst gaan,' verkondigde de doniër nadat ze het veulentje had onderzocht.
'Nou, dat verwachtte je toch al?' zei Ayla, niet helemaal op haar gemak.
'Heb je al besloten of je mijn nieuwe acoliet wilt worden?' vroeg ze, zeer direct en zonder aarzeling. Ayla keek naar de grond en toen weer naar de vrouw. Zelandoni wachtte even en keek Ayla toen recht in de ogen. 'Volgens mij heb je geen keus. Je weet dat je op een dag de roeping zult voelen. Wellicht is die dag dichterbij dan je denkt. Ik zou het verschrikkelijk vinden als je capaciteiten verloren gingen, zelfs al zou je het zonder steun en opleiding weten te redden.'
Ayla probeerde zich los te rukken van de dwingende blik. Toen, vanuit het diepst van haar wezen of de wegen in haar geest vond ze een krachtbron. Ze voelde een kracht in zich opstijgen en wist dat ze niet langer in de macht van de doniër was, maar dat de rollen nu waren omgekeerd. Zij had de Ene Die Eerste Was in haar macht, en de kracht lag nu in haar eigen blik. Het was een onbeschrijflijk gevoel - een gevoel van macht, van gezag, een gevoel van autoriteit dat ze nooit eerder had ervaren.