Ze begaven zich rechtstreeks naar een speciale kleine grot laag in de kalkstenen rotswand. Een paal waarin de abelan van de Zelandoniërs en andere merktekens waren uitgesneden, stond in de grond voor de grot. Ze gingen naar binnen, legden de graafwerktuigen op hun plaats terug en liepen snel weer naar buiten, waar ze de paal met beide handen vastgrepen en binnensmonds tot de Moeder om bescherming baden. Toen volgden ze een kronkelend pad naar een andere grot in het hoogland, de grot die door de zelandonia voornamelijk werd gebruikt voor ceremoniën waarbij mannen en jongens betrokken waren. De zes zelandonia van de Grotten die hadden deelgenomen aan de tragische jacht stonden hen daar op te wachten, samen met enkele acolieten. Met hete stenen hadden ze water verhit, bijna tot het kookpunt, en verder lagen er verscheidene saponinehoudende planten, die
in de volksmond zeepkruid werden genoemd. Het schuim werd rood door het okerpoeder waarmee hun handen en voeten waren beschermd. Heet water, bijna ondraaglijk heet, werd over hun handen gegoten boven een kleine in de aarde gegraven kuil. Deze rituele wassing werd nogmaals uitgevoerd tot elk spoortje rood was verdwenen. Ze maakten zelfs met puntige stokjes hun vingernagels schoon. Toen volgde een derde wassing. De handen werden geïnspecteerd en zo nodig nog eens gewassen, totdat iedere zelandoni tevreden was. Vervolgens kregen de mannen ieder een waterdichte mand met warm water en nog wat zeepkruid om de rest van hun lichaam te wassen, inclusief hun haar. Pas toen ze eindelijk door de zelandonia als gereinigd werden verklaard en hun werd toegestaan hun eigen kleren weer aan te trekken, konden ze weer wat makkelijker ademhalen. De Ene Die Eerste Was gaf ieder van hen een drinknap warme, bittere thee, waarmee ze eerst hun mond moesten spoelen, de mondvol thee uitspugen in een speciaal daarvoor bestemd kuiltje en vervolgens de rest opdrinken. Ze spoelden en slikten en gingen er als een haas vandoor, opgelucht dat hun taak erop zat. Geen van hen voelde zich op zijn gemak in de nabijheid van zulke krachtige magie.
Jondalar en de andere mannen betraden Joharrans onderkomen. Ze spraken zachtjes met elkaar, nog steeds onder de indruk van het nauwe contact met de geestenwereld.
'Ayla is hier geweest om je te zoeken, Jondalar,' zei Proleva. 'Ze vertrok en kwam even later terug met heerlijke thee. We hebben een poosje met elkaar gepraat, maar toen kwamen er een paar mensen op bezoek om het begrafenismaal te bespreken. Ze bood haar hulp aan, maar ik heb gezegd dat ze de volgende keer mocht helpen. Zelandoni heeft vast andere plannen met haar. Ze is nog niet lang weg. Ik moet ook gaan. Er staat iets te eten en er is warme thee in de kookruimte.'
'Heeft Ayla gezegd waar ze heen ging?' vroeg Jondalar. 'Naar je moeders onderkomen.'
'Dank je. Ik ga wel even kijken waarvoor ze me nodig had.' 'Eet eerst wat. Jullie hebben hard gewerkt,' zei Proleva. Hij at snel, spoelde het voedsel weg met thee en maakte aanstalten om te vertrekken. 'Ik hoor het wel van je als de zelandonia klaar zijn, Joharran,' zei Jondalar bij zijn vertrek.
Toen hij het onderkomen van zijn moeder binnenkwam, zat iedereen om de lage tafel met een drinknap van Marthona's wijn voor zich. 'Pak je drinknap, Jondalar,' zei ze. 'Dan schenk ik jou ook wat in. Het
is een zware dag geweest en hij is nog niet om. Ik vond dat we moesten proberen ons een beetje te ontspannen.' 'Jij ziet er schoongeboend en fris uit, Jondalar,' zei Ayla. 'Ja, en ik ben wat blij dat die klus geklaard is. Ik wil best een aandeel leveren, maar ik vind dat gegraaf in gewijde aarde vreselijk,' zei Jondalar, terwijl de rillingen hem over de rug liepen. 'Ik weet precies hoe je je voelt,' zei Willomar.
'Als je aan het graven bent geweest, hoe kun je dan zo schoon zijn?' vroeg Ayla.
'Hij heeft geholpen met het delven van de grafkuil,' legde Willomar uit, 'en moest volledig gereinigd worden na het graafwerk in de gewijde aarde en het verstoren van de geesten. De zelandonia gebruiken daarvoor heet water en grote hoeveelheden zeepkruid, dat een paar maal opgeschuimd wordt.'
'Dat doet me denken aan de hete poel van de Losaduniërs. Weet je nog, Jondalar?' zei Ayla. Ze zag dat een subtiele ondeugende glimlach om zijn mond verscheen en ze dacht terug aan een genoeglijke middag met hem in de warme bron. Ze wendde haar blik af en probeerde haar eigen glimlach te onderdrukken. 'Herinner je je nog dat reinigende schuim dat ze maakten van vet en as?'
'Ja. Dat maakte beter schoon dan alles wat ik ooit had gezien,' zei hij. 'Daarmee verdwenen zelfs smaak en geur.' Zijn glimlach was breder geworden en ze wist dat hij haar zat te plagen met dubbelzinnigheden. Hij had toen ze Genot deelden gezegd dat hij haar zelfs niet had kunnen proeven. Het was een interessante ervaring geweest om zich zo schoon te voelen.
'Ik zat te denken,' zei Ayla, die nog steeds Jondalars amoureuze blik ontweek en probeerde ernstig te blijven, 'dat dat schuim bijzonder geschikt zou zijn voor rituele wassingen. Een paar Losadunische vrouwen hebben me laten zien hoe het gemaakt wordt, maar het is lastig en lukt niet altijd. Misschien kan ik proberen er wat van te maken voor Zelandoni.'
'Ik kan me niet voorstellen hoe iemand zich met vet en as zou kunnen reinigen,' zei Folara.
'Ik zou het zelf ook niet hebben geloofd als ik het niet met eigen ogen had gezien,' zei Ayla, 'maar als je ze op een bepaalde manier vermengt, gebeurt er iets mee en dan heb je geen vet en as meer, maar iets anders. Je moet water aan de as toevoegen, dat even opkoken en vervolgens laten afkoelen voordat je het mengsel zeeft. Het wordt erg sterk; je kunt er zelfs blaren van krijgen als je niet voorzichtig bent. Het is net vuur waaraan je je kunt branden, maar dan zonder hitte. Aan de
vloeistof voeg je dan gesmolten vet toe, ongeveer evenveel als de hoeveelheid vloeistof, en het vet en de gezeefde vloeistof moeten even warm aanvoelen als de huid aan de binnenkant van je pols. Als je alles goed hebt gedaan, ontstaat er als je het doorroert een schuim waarmee je bijna alles kunt reinigen. Als je het wegspoelt, neemt het het vuil met zich mee. Je kunt er zelfs vet mee verwijderen.' 'Hoe komt iemand op het idee om vet en aswater dooreen te mengen?' vroeg Folara.
'De vrouw die me erover vertelde zei dat het de eerste keer per ongeluk was gebeurd,' verduidelijkte Ayla. 'Ze was bezig geweest met koken of vet uitsmelten toen het opeens hard begon te regenen. Ze zocht snel beschutting tegen de regen. Toen ze terugkwam, dacht ze dat het vet verloren gegaan was. Het was in de vuurkuil gelopen, die vol as had gelegen en was volgelopen met regenwater. Toen zag ze de houten lepel waarmee ze had staan roeren. Het was een van haar mooiste en beste lepels, en ze wilde hem niet verliezen. Ze stak haar hand in de glibberige laag schuim, waarvan ze dacht dat het verknoeid vet was, om de lepel te pakken, en toen ze het schuim van de lepel spoelde, zag ze dat dit zich niet alleen gemakkelijk liet verwijderen, maar ook dat haar hand en de lepel schoon waren.' Ayla wist niet dat als de met water uit as getrokken loog bij een bepaalde temperatuur met vet werd vermengd, er een chemische reactie plaatsvond waaruit zeep ontstond. Ze hoefde niet te weten waarom er een reinigend schuim ontstond; ze wist alleen dat dit gebeurde. Het was niet de eerste keer en het zou niet de laatste keer zijn dat er per ongeluk een ontdekking werd gedaan.
'Zelandoni zal dit beslist belangwekkend vinden,' zei Marthona. De toespelingen tussen haar zoon en de jonge vrouw waren haar niet ontgaan. Jondalar was minder subtiel dan hij dacht, en ze probeerde Ayla te helpen de ernstige toon vast te houden. Tenslotte moesten ze straks naar een begrafenis. Het was bepaald niet het moment om aan Genot te denken. 'Ik heb ook een keer per ongeluk zo'n ontdekking gedaan terwijl ik wijn aan het maken was. Daarna leek mijn wijn altijd goed te lukken.'
'Krijgen we eindelijk je geheim te horen, moeder?' zei Jondalar. 'Welk geheim?'
'Hoe jij wijn maakt die altijd beter lukt dan die van een ander en die nooit in azijn verandert,' zei Jondalar grijnzend. Ze knikte met een zweem van wrevel op haar gezicht. 'Dat beschouw ik niet als een geheim, Jondalar.'
'Maar je hebt nooit iemand willen vertellen hoe je dat doet.'
'Dat is alleen omdat ik er niet van overtuigd ben dat wat ik doe belangrijk zou zijn of dat het voor een ander ook zou werken,' zei Marthona. 'Ik weet niet waarom ik het de eerste keer heb gedaan, maar ik had Zelandoni iets vergelijkbaars zien doen met een van haar medicinale drankjes, dat daardoor een krachtige magische uitwerking leek te krijgen. Ik vroeg me af of ik daarmee ook magie aan mijn wijn zou kunnen toevoegen. Het lijkt inderdaad te werken,' zei Marthona. 'Nou, kom op, moeder, vertel het ons,' zei Jondalar. 'Ik heb altijd geweten dat je iets speciaals deed.'
'Ik heb gezien hoe Zelandoni kruiden fijnkauwde bij de bereiding van een bepaald medicijn, dus toen ik de volgende keer bessen voor wijn ging fijnstampen, heb ik er een paar fijngekauwd en het sap in het mengsel gespuugd voordat het begon te gisten. Ik vind het vreemd dat zoiets iets kan uitmaken, maar kennelijk is dat wel het geval.' 'Iza heeft me geleerd dat sommige medicijnen en sommige speciale drankjes eerst met de mond fijngekauwd moeten worden om ze werkzaam te maken,' zei Ayla. 'Misschien ontstaat er door de bessen voor wijn te vermengen met een beetje sap uit de mond een speciaal ingrediënt.' Daar had ze nooit bij stilgestaan, maar het was natuurlijk mogelijk.
'Ik vraag Doni ook altijd om haar hulp bij het veranderen van vruchtensap in wijn. Misschien ligt daarin wel het geheim,' zei Marthona. 'Als je Haar niet te veel vraagt, willigt de Moeder soms een verzoek in. Toen jij klein was, werkte dit altijd voor jou, Jondalar. Als je iets echt graag wilde hebben en je vroeg het aan Doni, leek je wens altijd in vervulling te gaan. Is dat nog steeds zo?'
Jondalar bloosde. Hij had niet beseft dat een ander daarvan wist, maar hij had kunnen weten dat Marthona het door had gehad. 'Meestal wel,' zei hij, haar blik ontwijkend.
'Heeft Zij je ooit niét gegeven waarom je vroeg?' drong zijn moeder aan.
'Eén keer maar,' zei hij, duidelijk in verlegenheid gebracht. Ze keek hem aandachtig aan en toen knikte ze. 'Ja, ik kan me voorstellen dat dat zelfs de Grote Aardmoeder te ver ging. Maar ik geloof niet dat je dat nu nog steeds jammer vindt. Heb ik gelijk of niet?' Niemand begreep het nogal cryptische gesprek tussen moeder en zoon, maar Jondalar was zichtbaar van zijn stuk. Ayla keek van de een naar de ander en toen ging haar opeens een licht op: Marthona had het over Zelandoni, of liever gezegd Zolena, de jonge vrouw die ze vroeger was geweest.
'Wist je dat graven in gewijde aarde iets is wat alleen mannen doen,
Ayla?' zei Willomar, die op een ander onderwerp overging om de ongemakkelijke sfeer te doorbreken. 'Het zou te riskant zijn om de door Doni Gezegenden aan zulke gevaarlijke krachten bloot te stellen.' 'En daar ben ik maar wat blij om,' zei Folara. 'Het is al erg genoeg om iemand wiens geest is vervlogen te moeten reinigen en kleden. Wat vind ik dat toch akelig! Ik was dolblij toen je me eerder op de dag vroeg of ik op Wolf wilde passen, Ayla. Ik heb al mijn vriendinnen uitgenodigd en ze hun jongere zusjes en broertjes laten meebrengen. Wolf heeft vandaag heel wat mensen leren kennen.' 'Geen wonder dat hij zo moe is,' zei Marthona, met een blik op de wolf, die op zijn eigen plekje lag te slapen. 'Ik zou ook behoefte hebben aan slaap na zo'n drukke dag.'
'Ik geloof niet dat hij slaapt,' zei Ayla. Ze kende het verschil tussen zijn rust- en slaaphouding. 'Maar je hebt beslist gelijk. Hij is doodmoe. Hij is dol op kleine kinderen, maar ze putten hem wel uit.' Hoewel ze het allemaal hadden verwacht, draaiden ze zich geschrokken om toen er zachtjes op het paneel naast de ingang werd geklopt. 'De zelandonia zijn klaar.' Het was Joharrans stem. Alle vijf dronken ze het laatste slokje van hun wijn en toen gingen ze naar buiten. Wolf liep achter hen aan, maar Ayla bond hem met het speciale touw vast aan een stevig in de grond geboorde stok bij Marthona's onderkomen, om hem uit de buurt te houden van de begrafenisplechtigheid die iedereen zou bijwonen.