Dalanar had het heerlijk gevonden om allebei zijn kinderen van zijn vuurplaats bij zich te hebben en had gewild dat ze elkaar leerden kennen. Hij besloot dat een goede manier zou zijn om ze allebei op te leiden als vuursteenklopper, zodat ze iets gemeen zouden hebben om

  over te praten. Dat was een bijzonder goed idee, maar hij had niet geweten welk effect de jongeling die zoveel op hem leek op Joplaya zou hebben. Ze had de man van haar vuurplaats altijd aanbeden en toen Jondalar kwam, was het voor haar maar al te gemakkelijk om die overweldigende liefde op haar naaste neef over te brengen. Jerika had het gezien, maar Dalanar noch Jondalar was zich ervan bewust geweest. Joplaya verborg haar gevoelens voor hem altijd achter scherts en in de wetenschap dat naaste neven en nichten geen Verbintenis konden aangaan, accepteerden ze haar opmerkingen voor wat die leken te zijn en gingen ze ervan uit dat ze hem alleen maar plaagde. Er waren betrekkelijk weinig mensen bij Dalanars Grot van de Lanzadoniërs en geen daarvan had een mooie, intelligente jonge vrouw veel te bieden. Nadat Jondalar op zijn Tocht was vertrokken, had Jerika er bij Dalanar op aangedrongen om van tijd tot tijd met de Lanzadoni- sche Grot deel te nemen aan de Zelandonische Zomerbij eenkomsten. Ze hadden allebei gehoopt dat Joplaya iemand zou vinden, en een groot aantal jongemannen toonde interesse in haar, maar zij voelde zich anders en niet op haar gemak omdat ze door iedereen werd aangestaard. Ze had niemand kunnen vinden bij wie ze zich even prettig voelde als bij haar neef Jondalar.

Ze wist dat het af en toe wel voorkwam dat neef en nicht met elkaar een Verbintenis aangingen - weliswaar verre neef en nicht, maar dat vergat ze voor het gemak - en ze had een fantasie waarin Jondalar er tijdens zijn Tocht achter zou komen dat hij evenveel van haar hield als zij van hem. Ze wist dat het een uitzichtloze droom was, maar ze hoopte vurig dat hij op een dag terug zou komen en haar zou opeisen als zijn ware liefde. In plaats daarvan was hij teruggekomen met Ayla. Ze was ten einde raad, en toen ze zag hoeveel liefde hij voor de vrouw uit den vreemde koesterde wist ze dat haar droom in duigen was gevallen.

De enige man voor wie ze een zekere sympathie was gaan voelen, was een nieuw lid van Dalanars Grot, een man die ook altijd werd aangestaard — Echozar, een man van gemengde geesten. Joplaya was degene die hem had geholpen zich thuis te gaan voelen in hun Grot. Ze had hem doen begrijpen dat hij door Dalanar en de Lanzadoniërs werd geaccepteerd en ze had hem zelfs geholpen met spreken. Bovendien was zij degene die hem zijn levensverhaal had weten te ontlokken. Zijn moeder was verkracht door een man van de Anderen, die bovendien haar levensgezel had gedood. Toen ze hem het leven schonk, was ze door haar stam vervloekt als een vrouw die ongeluk bracht omdat haar levensgezel was vermoord en haar zoon mismaakt ter wereld was

  gekomen. Ze verliet haar stam, bereid om te sterven, maar ze werd gered door Andovan, een oudere man die was weggevlucht van een wrede leider van de S'Armuniërs. Hij had een tijdlang bij een Zelandonische Grot gewoond, maar had zich niet op zijn gemak gevoeld tussen mensen wier gebruiken zo anders waren dan de zijne. Hij was vertrokken en had alleen geleefd tot hij de Stamvrouw en haar zoon had gevonden. Samen hadden ze hem grootgebracht. Echozar had de gebarentaal van de Stam van zijn moeder geleerd en gesproken taal van Andovan, een mengeling van zijn eigen taal en Zelandonisch. Toen hij de mannelijke leeftijd had bereikt, was Andovan gestorven. Zijn moeder had het niet kunnen verdragen om alleen te zijn en had zich overgegeven aan de doodvloek die over haar was uitgesproken. Ze was kort na Andovan gestorven en Echozar was alleen achtergebleven. De jonge man had niet alleen willen blijven. Hij had geprobeerd terug te keren naar een stam, waar hij was geweigerd omdat hij als mismaakt werd beschouwd. En ondanks het feit dat hij kon spreken, werd hij door de Grotten afgewezen omdat hij een gruwel van gemengde geesten was. Uit vertwijfeling had hij geprobeerd zich van het leven te beroven, maar hij was weer bijgekomen en had opgekeken in het glimlachende gezicht van Dalanar, die hem had gevonden, gewond maar niet dood, en hem had meegenomen naar deze Grot. De Lanzadoniërs hadden hem opgenomen en hij verafgoodde de rijzige man, maar van Joplaya was hij gaan houden.

Ze was vriendelijk voor hem geweest, had met hem gepraat, naar hem geluisterd, en ze had zelfs een prachtige, fraai versierde tuniek voor hem gemaakt voor de Adoptieceremonie waarbij hij door de Lanzadoniërs werd opgenomen. Hij hield zoveel van haar dat het pijn deed, maar hij had niet gedacht dat hij bij haar een kans maakte. Hij had lange tijd een innerlijke strijd gevoerd om genoeg moed te verzamelen om haar te vragen zijn gezellin te worden, en hij had zijn oren niet kunnen geloven toen ze uiteindelijk 'ja' zei. Dat was na de terugkeer van haar vuurplaatsneef Jondalar met Ayla, die hij allebei van meet af aan aardig had gevonden. Zij behandelden hem niet alsof hij anders was.

Overal waar Echozar kwam, werd hij aangestaard. De combinatie van kenmerken van de Stam en de Anderen was niet bepaald aantrekkelijk. Hij was even lang als een gemiddelde man van de Anderen, maar hij had ook de krachtige, brede borstkas, de korte, kromme benen en de zware lichaamsbeharing van de Stam. Zijn hals was lang en hij kon spreken; hij had zelfs een kin, zoals de Anderen, al week die wel terug, waardoor hij zwak leek. Zijn vooruitstekende neus en borstelige,

vooruitspringende wenkbrauwen die in een rechte lijn aaneengesloten over zijn voorhoofd liepen, waren typisch Stam. Zijn voorhoofd was dat niet. Dat liep recht omhoog zoals bij elke man van de Anderen.

De combinatie kwam op veel mensen als zonderling over, alsof de onderdelen niet bij elkaar pasten, maar niet op Ayla. Zij was opgegroeid bij de Stam en had dientengevolge hun ideeën over schoonheid overgenomen. Ze had zichzelf altijd groot en lelijk gevonden. Ze was te lang en haar gezicht was karakterloos en te plat. Al vond zij het effect van de vermenging misschien aantrekkelijk, voor ieder ander was Echozar buitengewoon lelijk, op zijn ogen na. De blik in zijn grote, diepbruine ogen, die 's avonds glansden en in het zonlicht doorspekt waren met sprankelende hazelnootbruine lichtpuntjes, was onpeilbaar en fel, dwingend, intelligent, en als hij naar Joplaya keek, was die vervuld van liefde.

Hoewel Joplaya niet van Echozar hield, voelde ze een soort verwantschap met hem, en oprecht respect. Zij werd dan wel aangestaard vanwege haar exotische schoonheid, maar daardoor voelde ze zich toch anders en zij vond dat even afschuwelijk als hij. Ook voelde ze zich bij hem op haar gemak; ze kon met hem praten. Ze besloot om, nu de man van wie ze hield onbereikbaar voor haar was, een verbintenis aan te gaan met de man die van haar hield, en ze wist zeker dat ze nooit een man zou vinden die meer van haar zou houden dan Echozar. Toen de groep uit het kamp naderbij kwam, merkte Ayla dat Brukeval gespannen werd. Hij staarde naar Echozar zonder vriendelijkheid in zijn gezichtsuitdrukking. Daardoor werd ze zich bewust van de overeenkomsten en de verschillen tussen beide mannen. In het geval van Echozar was zijn moeder degene die een kind van gemengde geesten ter wereld had gebracht, en bij Brukeval was dat zijn grootmoeder. Bij Echozar waren de kenmerken van de Stam beslist duidelijker, maar voor haar - en voor iedereen daar - was in beiden de mengeling zonneklaar. Brukeval vertoonde evenwel meer gelijkenis met de Anderen dan Echozar.

Hoewel ze waardering begon te krijgen voor het schoonheidsgevoel van de Anderen, vond ze de krachtige trekken van de Stam nog steeds aantrekkelijk. Ze had elk woord gemeend toen ze Brukeval had gezegd dat ze niet begreep waarom hij dacht dat geen enkele vrouw hem zou willen. Als ze niet op het punt stond een Verbintenis met Jondalar aan te gaan, en als ze een Zelandonische vrouw was geweest, zou ze hem waarschijnlijk als een mogelijke levensgezel hebben beschouwd. Maar ze wist dat ze niet echt een Zelandonische vrouw was, nog niet

  althans, en dat Brukeval voor haar beslist niet in aanmerking zou komen. Hoewel ze hem knap vond en geloofde dat hij veel te bieden had, had hij iets verontrustends over zich. Hij deed haar het meest denken aan Broud, en door de manier waarop hij nu naar Echozar keek begreep ze waarom.

'Gegroet, Brukeval,' zei Jondalar, terwijl hij met een glimlach op zijn gezicht op de man toeliep. 'Ik geloof dat je Dalanar kent, de man van mijn vuurplaats, maar heb je al kennisgemaakt met mijn nicht, Joplaya, en haar Toegezegde, Echozar?' Jondalar wilde net van wal steken met de formele introductie en Echozar had zijn handen al geheven, maar voordat hij kon beginnen, hield Brukeval hem tegen.

'Ik heb er geen enkele behoefte aan om een platkop aan te raken!' zei hij terwijl hij zijn handen naast zijn lichaam liet hangen. Toen wendde hij zich af en beende hij weg.

Iedereen was met stomheid geslagen. Folara was de eerste die weer iets zei.

'Wat een onbeschofte reactie!' zei ze. 'Ik weet dat hij platkoppen de schuld geeft van de dood van zijn moeder - eigenlijk moet ik nu natuurlijk "de Stam" zeggen — maar dit was onvergeeflijk. Ik weet dat moeder Brukeval beslist betere manieren heeft geleerd, als een ander dat niet al heeft gedaan. Dit zou een grote schok voor haar zijn geweest.'

'Mijn moeder mag dan een platkop of een vrouw van de Stam zijn geweest - noem het zoals je wilt, maar ik ben geen van beide,' zei Echozar. 'Ik ben Lanzadoniër.'

'Ja, zeker,' zei Joplaya terwijl ze zijn hand vastpakte. 'En binnenkort zijn we met elkaar verbonden.'

'We weten dat hij ook voor een deel Stam is,' zei Dalanar. 'Dat is overduidelijk. Als hij het niet kan verdragen om iemand met die achtergrond aan te raken, hoe kan hij zichzelf dan verdragen?' 'Dat kan hij niet. Dat is zijn probleem,' zei Jondalar. 'Brukeval verafschuwt zichzelf. Hij is als kind vaak gepest. Andere kinderen scholden hem altijd uit voor platkop en hij heeft het altijd ontkend.' 'Maar hij kan niet veranderen wat hij is, hoe sterk hij dat ook ontkent,' zei Ayla.

Niemand was zachter gaan praten, en Brukeval had een uitstekend gehoor. Hij verstond alles wat er werd gezegd. Hij had nog een kenmerk van de Anderen dat de Stam ontbrak: hij kon huilen, en terwijl hij wegliep, sprongen hem de tranen in de ogen. Zelfs zij, zei hij tegen zichzelf na Ayla's opmerking. Ik dacht dat zij anders was. Ik dacht dat

  ze het meende toen ze zei dat ik misschien voor haar als levensgezel in aanmerking zou komen als Jondalar er niet was geweest, maar zij vindt me ook een platkop. Ze meende er niks van. Ze zou me nooit als eventuele levensgezel willen zien. Hoe meer hij daarover nadacht, hoe kwader hij werd. Het is verkeerd van haar om iemand aan te moedigen terwijl ze het niet meent. Ik ben geen platkop, wat zij of wie dan ook zegt. Ik ben geen platkop!

Het was nog donker, maar de hemel was al overgegaan van zwart naar donkerblauw, met een zweem van goud om het silhouet van de bergen aan de oostelijke horizon, toen de groep van de Negende Grot van de Zelandoniërs en de Eerste Grot van de Lanzadoniërs uit hun kamp vertrok. Met fakkels zochten ze zich een weg naar de plek waar Jondalar de speerwerper had gedemonstreerd en ze waren blij toen ze het grote vuur zagen branden midden op de open, platgetrapte ruimte die ooit een grasveld was geweest. Verscheidene jagers hadden zich daar al verzameld. Terwijl de hemel lichter werd, begon de koele ochtendnevel die opsteeg vanaf de Rivier de ruimten tussen de bomen en struiken langs de rand van het veld op te vullen en zich tussen de mensen die om het vuur heen stonden door te vlechten. Het ochtendkoor van vogels vervulde de lucht. Het getjilp en gekwetter vermengde zich met de zachtjes murmelende stemmen, en dit verhoogde de verwachtingsvolle stemming. Met Whinneys halstertouw in de hand liet Ayla zich op haar knieën zakken. Ze sloeg een arm om Wolf heen en keek glimlachend op naar Jondalar, die Renner streelde om hem rustig te houden. Ze keek verwonderd rond; dit was de grootste jachtgroep die ze ooit had gezien. Er waren veel meer mensen dan ze kon tellen. Ze herinnerde zich dat Zelandoni had aangeboden om haar de woorden te leren om grote hoeveelheden te tellen en ze besloot om haar daarnaar te vragen. Ze zou graag hebben kunnen zeggen hoeveel mensen er hier bijeen waren.

Vrouwen die op het punt stonden een Verbintenis aan te gaan, namen gewoonlijk niet deel aan de jacht die voorafging aan de Verbintenisceremonie. Voor hen golden bepaalde beperkingen, maar er werden wel andere activiteiten georganiseerd. De Eerste had alles haastig met Ayla doorgenomen en gezorgd dat voor haar een uitzondering werd gemaakt. Op deze jacht zou het gebruik van de paarden en Jondalars speerwerper worden getest, en zij was daarbij nodig. Ayla was blij dat ze ondanks haar aanstaande Verbintenis toch mocht deelnemen aan de jacht. Ze had er altijd van genoten. Als ze zichzelf niet had leren jagen toen ze in haar eentje in het dal woonde, had ze het misschien

  niet overleefd, en het onafhankelijkheidsgevoel dat ze daaraan had overgehouden had haar goedgedaan.


Jean M Aeul - Vuurplaats in Steen
titlepage.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005_split_000.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0005_split_001.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0005_split_002.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0005_split_003.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0005_split_004.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0005_split_005.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0005_split_006.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0005_split_007.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0005_split_008.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0005_split_009.xhtml
Section0121.xhtml
Section0122.xhtml
Section0123.xhtml
Section0124.xhtml
Section0125.xhtml
Section0126.xhtml
Section0127.xhtml
Section0128.xhtml
Section0129.xhtml
Section0130.xhtml
Section0131.xhtml
Section0005_split_010.xhtml
Section0132.xhtml
Section0133.xhtml
Section0134.xhtml
Section0135.xhtml
Section0136.xhtml
Section0137.xhtml
Section0138.xhtml
Section0139.xhtml
Section0140.xhtml
Section0141.xhtml
Section0142.xhtml
Section0005_split_011.xhtml
Section0001.xhtml
Section0143.xhtml
Section0144.xhtml
Section0145.xhtml
Section0146.xhtml
Section0147.xhtml
Section0148.xhtml
Section0149.xhtml
Section0150.xhtml
Section0151.xhtml
Section0152.xhtml
Section0153.xhtml
Section0154.xhtml
Section0155.xhtml
Section0156.xhtml
Section0157.xhtml