De bouillon had een verrukkelijke vleessmaak, maar er zat geen vlees in, alleen groenten, een naar haar smaak bijzondere combinatie van kruiden en nog iets anders wat ze niet kon thuisbrengen. Dat verbaasde haar, want ze kon bijna altijd proeven welke ingrediënten een gerecht bevatte. Het vlees, gebruind op de spiesen boven het vuur, volgde al snel. Dat had ook een onbekende, maar verrukkelijke smaak. Ze wilde vragen wat het was, maar deed er het zwijgen toe. 'Moet jij niets eten, moeder? Het smaakt heerlijk,' zei Jondalar, terwijl hij een volgend stukje groente opprikte.
'Folara en ik hebben al gegeten. Ik had extra veel klaargemaakt omdat ik Willomar een dezer dagen terugverwacht. Ik ben blij dat ik dat heb gedaan,' zei ze glimlachend. 'Nu hoefde ik alleen maar de soep op te warmen en het ossenvlees te braden. Dat had ik in wijn ingelegd.' Dus dat was die smaak, dacht Ayla, terwijl ze nog een slokje van de rode vloeistof nam. Dat zat ook in de soep.
'Wanneer komt Willomar terug?' vroeg Jondalar. 'Ik verheug me erop hem weer te zien.
'Spoedig,' zei Marthona. 'Hij is vertrokken op een handelsmissie, naar het westen, naar de Grote Wateren, om zout te bemachtigen en andere nuttige dingen waar hij de hand op kan leggen, maar hij weet wanneer we van plan zijn te vertrekken naar de Zomerbijeenkomst. Voor die tijd zal hij beslist terug zijn, tenzij hij door iets wordt opgehouden, maar ik verwacht hem nu ieder moment.' 'Laduni van de Losaduniërs vertelde me dat zij handeldrijven met een Grot die zout uit een berg opgraaft. Ze noemen die de Zoutberg,' zei Jondalar.
'Een berg van zout? Ik heb nooit geweten dat er zout in bergen zat, Jondalar. Ik denk dat je heel wat verhalen te vertellen hebt, en niemand zal weten wat een verzinsel is en wat waar is,' zei Marthona. Jondalar grijnsde, maar Ayla had de indruk dat zijn moeder twijfelde aan wat haar was verteld, zonder dat ronduit te zeggen. 'Ik heb het niet met eigen ogen gezien, maar ik geloof dat dft verhaal waar is,' zei hij. 'Ze hadden zout en ze leven op een behoorlijke afstand van zout water. Als ze verre reizen hadden moeten ondernemen om het te bemachtigen, zouden ze er vast minder royaal mee omgesprongen zijn.' Jondalars grijns verbreedde zich, alsof hij aan iets grappigs dacht. 'Over verre reizen gesproken: ik heb een boodschap voor jou, moeder, van iemand die we op onze Tocht hebben ontmoet, iemand die jij kent.'
'Van Dalanar, of Jerika?' vroeg ze.
'Van hen moesten we ook een boodschap overbrengen. Ze komen
naar de Zomerbijeenkomst. Dalanar wil proberen een jonge zelandoni over te halen om mee terug te gaan. De Eerste Grot van de Lanza- doniërs groeit gestaag. Het zou me niets verbazen als ze spoedig een tweede Grot afsplitsen,' zei Jondalar.
'Ik denk niet dat het moeilijk zal zijn om iemand te vinden,' merkte Marthona op. 'Het zou een hele eer zijn. Degene die meegaat zou met recht Eerste zijn, de eerste en enige Lanzadoni.' 'Maar aangezien ze nog geen Een Die Dient hebben, wil Dalanar dat Joplaya en Echozar een verbintenis aangaan tijdens de Zelandonische Verbintenisceremonie,' vervolgde Jondalar.
Er gleed een vluchtige frons over Marthona's gezicht. 'Je naaste nicht is een beeldschone jonge vrouw. Ongewoon, maar beeldschoon. De jongemannen kunnen hun ogen niet van haar afhouden als ze haar zien bij de Zelandonische Bijeenkomsten. Waarom zou ze Echozar kiezen als ze iedere man kan krijgen die ze maar wil?' 'Nee, niet iedere man,' zei Ayla. Marthona keek naar haar en zag een flikkering van afwerende woede. Ze voelde haar wangen rood worden en wendde haar blik af. 'En ze heeft me verteld dat ze nooit iemand zou vinden die evenveel van haar zou houden als Echozar.' 'Je hebt gelijk, Ayla,' zei Marthona. Ze zweeg even, keek haar recht in de ogen en voegde eraan toe: 'Er zijn mannen die ze niet kan krijgen.' De blik van de oudere vrouw gleed vluchtig naar haar zoon. 'Maar zij en Echozar lijken toch... slecht bij elkaar te passen. Joplaya is oogverblindend mooi, en hij is... dat niet. Maar uiterlijk zegt natuurlijk niet alles, soms zelfs helemaal niets. En Echozar lijkt me beslist een vriendelijke, zorgzame man.'
Al had ze het niet met zoveel woorden gezegd, Ayla wist dat Marthona onmiddellijk had begrepen waarop Joplaya's keus was gebaseerd. Jondalars naaste nicht, de dochter van Dalanars gezellin, beminde een man die voor haar onbereikbaar was. Niemand anders deed er iets toe, dus koos ze voor de man van wie ze wist dat hij haar oprecht liefhad. Ayla begreep dat Marthona's bedenkingen niet zo diep gingen en werden ingegeven door een persoonlijk gevoel voor schoonheid, en niet voortkwamen uit verontwaardiging over een vergrijp tegen de fatsoensnormen zoals zij had gevreesd. Jondalars moeder was dol op mooie dingen en voor haar leek het gepast voor een mooie vrouw om een Verbintenis aan te gaan met een knappe man, maar ze begreep dat karakter belangrijker was dan een mooi uiterlijk. Jondalar leek zich niet bewust te zijn van de lichte spanning tussen de twee vrouwen; hij was te zeer met zichzelf ingenomen omdat hij zich de woorden herinnerde die hij iemand over wie hij haar nooit had ho
ren spreken had beloofd aan zijn moeder door te geven. 'De boodschap die ik voor jou heb komt niet van de Lanzadoniërs. We hebben tijdens onze Tocht een poosje bij een groep mensen gelogeerd, langer dan we van plan waren; eigenlijk was ik helemaal niet van plan geweest om daar te blijven logeren... Maar dat is een ander verhaal. Bij ons vertrek zei hun Een Die Dient: "Als je Marthona ziet, doe haar dan de groeten van Bodoa.'"
Jondalar had gehoopt op een reactie van zijn beheerste, waardige moeder als hij een naam noemde uit haar verleden die ze waarschijnlijk was vergeten. Hij had het bedoeld als een speels plaagstootje in hun vriendschappelijke spel van woorden en toespelingen: iets zeggen zonder het te zeggen. Maar ze reageerde totaal anders dan hij had verwacht.
Marthona's ogen werden zo groot als schoteltjes en haar gezicht trok wit weg. 'Bodoa! O, Grote Moeder! Bodoa?' Ze drukte haar hand tegen haar borst en leek moeite te hebben met ademhalen. 'Moeder! Wat is er?' zei Jondalar terwijl hij overeind sprong en zich over haar heen boog. 'Het spijt me, ik wilde je echt niet zo laten schrikken. Moet ik Zelandoni roepen?'
'Nee, nee, het gaat wel,' zei Marthona, en ze haalde diep adem. 'Maar ik werd erdoor overvallen. Ik had niet gedacht dat ik die naam ooit nog eens zou horen. Ik wist niet eens dat ze nog leefde. Heb je... haar goed leren kennen?'
'Ze zei dat ze bijna een bijgezellin was geweest van jou en Joconan, maar ik dacht dat ze waarschijnlijk overdreef en het zich misschien niet herinnerde zoals het echt was geweest,' zei Jondalar. 'Hoe komt het dat je haar naam nooit hebt genoemd?' Ayla keek hem vragend aan. Ze wist niet dat hij S'Armuna niet echt had geloofd. 'Omdat het te pijnlijk was, Jondalar. Bodoa was als een zuster voor mij. Ik zou haar graag als bijgezellin hebben gehad, maar onze zelandoni was ertegen. Hij zei dat haar oom was beloofd dat ze na haar opleiding zou terugkeren. Zei je dat ze Een Die Dient is? Misschien was het maar het beste, maar ze was verschrikkelijk kwaad toen ze vertrok. Ik heb haar gesmeekt om te wachten tot het veiliger was om de gletsjer over te steken, maar ze wilde niet luisteren. Ik ben blij dat ik nu weet dat ze het heeft gehaald, en ook dat ze me haar groeten laat overbrengen. Denk je dat ze het oprecht meende?'
'Ja, daarvan ben ik zeker, moeder. Maar ze had toentertijd niet naar huis terug hoeven gaan,' zei Jondalar. 'Haar oom had deze wereld al verlaten, evenals haar moeder. Ze werd S'Armuna, maar haar woede bracht haar ertoe misbruik te maken van haar roeping. Ze hielp een
kwaadwillige vrouw om leider te worden, al wist ze indertijd niet hoe duivels Attaroa zou blijken te zijn. S'Armuna probeert dat nu goed te maken. Volgens mij heeft ze nu het gevoel dat het haar ware roeping is om haar Grot te helpen de slechte jaren te boven te komen, en misschien houdt dat in dat ze hun leider zal moeten worden, totdat een ander zich daartoe geroepen voelt, zoals het bij jou ook is gegaan, moeder. Bodoa was een opmerkelijke vrouw. Ze heeft zelfs een manier ontdekt om modder in steen te veranderen.' 'Modder in steen? Jondalar, je klinkt als een reizende verhalenverteller,' zei Marthona. 'Hoe kan ik nou weten wat ik moet geloven als je met zulke ongelooflijke verhalen komt?'
'Geloof me nou maar. Ik spreek echt de waarheid,' zei Jondalar in alle ernst en zonder subtiele woordspelletjes. 'Ik ben geen reizende verhalenverteller geworden die van Grot naar Grot trekt en legenden en verhalen opsmukt om ze spannend te maken, maar ik heb een lange Tocht ondernomen en heb veel dingen gezien.' Hij keek even naar Ayla. Als je het niet met eigen ogen had gezien, zou je dan hebben geloofd dat er mensen bestonden die op de rug van een paard konden rijden of vriendschap sluiten met een wolf? Ik heb heel wat meer dingen te vertellen die je moeilijk zult kunnen geloven, en ik kan je dingen laten zien waarbij je je ogen niet zult geloven.' 'Goed, Jondalar. Je hebt me overtuigd. Ik zal je woorden niet meer in twijfel trekken... al kan ik inderdaad moeilijk geloven wat je me vertelt,' zei ze, en toen glimlachte ze met een ondeugende charme die Ayla nog niet van haar had gezien. Heel even leek de vrouw jaren jonger dan ze was, en Ayla begreep van wie Jondalar zijn glimlach had. Marthona pakte haar drinknap met wijn en nipte daar langzaam van terwijl ze hen aanmoedigde om door te eten. Toen ze klaar waren, haalde ze de kommen en spiesen weg en gaf ze hun een stukje zachte, vochtige, absorberende huid om hun eetmessen schoon te maken voordat ze die wegborgen. Toen schonk ze de wijnkommen nog eens vol.
'Je bent lang weggeweest, Jondalar,' zei ze tegen haar zoon. Ayla had het gevoel dat ze haar woorden zorgvuldig koos. 'Ik begrijp dat je veel verhalen kunt vertellen over je verre Tocht. Jij ook, Ayla,' zei ze tegen de jonge vrouw. 'Je zult er lange tijd voor nodig hebben om ze allemaal te vertellen, zou ik denken. Ik hoop dat jullie van plan zijn om enige tijd te blijven.' Ze keek Jondalar veelzeggend aan. 'Jullie kunnen hier blijven zo lang jullie willen, hoewel het na een tijdje misschien een beetje... benauwd zal lijken. Misschien zullen jullie een eigen plekje willen... vlakbij... ooit...'
Jondalar grijnsde. 'Ja, moeder, dat doen we. Wees maar niet bang; ik ben niet van plan om weer te vertrekken. Dit is mijn thuis. Ik wil hier blijven; dat willen we allebei, als niemand daar bezwaar tegen maakt. Is dat wat je wilt horen? Ayla en ik zijn nog geen Verbintenis aangegaan, maar dat zijn we wel van plan. Dat heb ik ook al tegen Zelandoni gezegd - die was hier vlak voordat jij met de wijn binnenkwam. Ik wilde wachten tot we thuis waren om hier de verbintenis aan te gaan, die zij dan kan bekrachtigen tijdens de Verbintenisceremonie van deze zomer. Ik ben het reizen moe,' voegde hij er met een hartgrondige zucht aan toe.
Marthona glimlachte blij. 'Het zou fijn zijn om een kind van jouw vuurplaats geboren te zien worden, Jondalar. Misschien zelfs van jouw geest,' zei ze.