'Jij bent niet de oorzaak van zijn problemen. Hij was eropuit om jóu in de problemen te brengen, of liever gezegd Marthona en haar familie, en daarmee heeft hij zich in een wespennest gestoken. Maar ik ben bang dat hij jou daarvan de schuld zal geven,' zei Zelandoni. 'Waarom zou hij Marthona in verlegenheid willen brengen?' 'Omdat hij de laagste status heeft bij de Negende Grot, en zij en Joharran de hoogste, en hij heeft haar onlangs betrapt op een foutje. Zoals je misschien al weet is dat niet gemakkelijk, ik vermoed dat hij dat als een triomf heeft ervaren en dat hij zich daarbij zo goed heeft gevoeld dat hij het nog eens heeft willen proberen,' zei de doniër. Ayla's frons verdiepte zich tijdens Zelandoni's verklaring. 'Misschien was het niet alleen Marthona die hij in verlegenheid wilde brengen,' zei Ayla. 'Ik geloof dat ik ook iets doms heb gedaan.' 'Wat bedoel je?'
'Die dag dat ik bij Lanoga was om haar te laten zien hoe ze voedsel kon bereiden voor de baby en haar kon baden, en zichzelf kon opfrissen, kwam Laramar thuis. Ik ben ervan overtuigd dat hij niet wist dat de baby geen melk kreeg; hij wist niet eens dat Bologan gewond was. Dat maakte me kwaad; de man stond me tegen. Wolf was bij me, en ik weet dat Laramar schrok toen hij hem zag. Hij probeerde zijn angst te verhullen en ik voelde me opeens als de leider van een wolvenroedel die een wolf van lagere rang zijn plaats wilde wijzen. Dat had ik natuurlijk beter niet kunnen doen. Daarmee heb ik alleen maar zijn wrevel gewekt,' zei Ayla.
'Doen leiders van wolvenroedels dat heus: wolven van lagere rang hun
plaats wijzen?' zei Zelandoni. 'Hoe weet je dat?'
'Ik heb eerder leren jagen op vleeseters dan op vlees,' zei Ayla. 'Ik heb
ze dagenlang bespied. Waarschijnlijk is dat de reden dat Wolf onder
de mensen kan leven. Hun manieren verschillen echt niet veel van de
onze.'
'Uiterst verbazingwekkend!' zei Zelandoni. 'Maar ik vrees dat je gelijk hebt. Je hebt kwaad bloed gezet, maar dat was niet helemaal jouw schuld. Bij de begrafenis heb je meegelopen met de hoogsten in rang
van de Negende Grot omdat ik vond dat je daar
thuishoorde. Marthona en ik waren het daarover eens. Hij vond
echter dat jij achter hem thuishoorde. Vanuit traditioneel oogpunt
had hij daarin gelijk. Bij een begrafenis lopen alle leden van een
Grot vóór de bezoekers. Maar jij bent eigenlijk geen bezoeker.
Eerst liep je bij de zelandonia, omdat je genezeres bent, en zij
lopen altijd voorop. Toen liep je bij Jondalar en zijn familie,
eveneens een plek waar je thuishoort, zoals iedereen vandaag heeft
beaamd. Maar bij de begrafenis heeft hij Marthona daarover
aangesproken en haar daarmee overvallen. Daarom dacht hij dat hij
een overwinning had behaald. Toen heb jij hem onbewust op zijn
plaats gewezen. Hij heeft gedacht dat hij het jullie via Marthona
allebei betaald kon zetten, maar hij heeft haar ernstig
onderschat.'
'Daar ben je dan eindelijk,' zei Jondalar. 'We hadden het net over Laramar.'
'Wij ook,' zei Ayla, maar ze betwijfelde of de beide gesprekken tot hetzelfde inzicht hadden geleid. Deels door eigen toedoen en deels door omstandigheden waarvan zij geen weet had, had ze een vijand gemaakt. De tweede al, besefte ze. Het laatste wat ze had gewild was wrevel wekken bij wie dan ook van Jondalars volk, maar in de korte tijd dat ze hier nu was had ze al de woede van twee mensen gewekt. Marona had ook een hekel aan haar. Ze bedacht dat ze de vrouw al een tijdlang niet had gezien en vroeg zich af waar ze zou kunnen zijn.
De mensen van de Negende Grot waren al begonnen met de voorbereidingen voor de jaarlijkse tocht naar de Zomerbijeenkomst van de Zelandoniërs toen ze nog maar net terug waren van de vorige bijeenkomst, maar naarmate het tijdstip van vertrek naderde, werden de inspanningen geïntensiveerd en namen de toch al gespannen verwachtingen een steeds hogere vlucht. Er moesten beslissingen worden genomen over wat mee moest en wat achter zou blijven, maar als het moment was aangebroken dat ze hun onderkomens voor de zomer moesten afsluiten, drong het pas echt tot hen door dat ze op het punt van vertrek stonden en niet zouden terugkeren totdat de koude winden waaiden.
Een paar mensen zouden om de een of andere reden achterblijven: vanwege een tijdelijke of meer ernstige ziekte, om een project te voltooien, of om op iemand te wachten. Anderen zouden af en toe terugkeren naar hun winterbehuizing, maar de meesten zouden de hele zomer wegblijven. Sommige mensen zouden dicht bij de plek blijven die voor de Zomerbijeenkomst was gekozen, maar velen zouden om verscheidene redenen gedurende het warme jaargetijde naar andere plaatsen reizen.
Er zouden jachtpartijen en oogstreizen worden georganiseerd, bezoeken aan verwanten, tochten naar groepsbijeenkomsten van andere Zelandoniërs en reizen naar naburige volken. Een aantal jonge mensen zou zich verder van huis wagen en Tochten ondernemen. Jondalars terugkeer met nieuwe ontdekkingen en vindingen, een beeldschone, exotische vrouw met bijzondere talenten en opwindende verhalen zou voor degenen die toch al met de gedachte hadden gespeeld de prikkel zijn waardoor ze zouden besluiten om zelf een Tocht te ondernemen, en de moeders die wisten dat Jondalars broer ver weg de dood had gevonden, zouden ongelukkig zijn met het feit dat hij was teruggekeerd en zoveel opwinding teweeg had gebracht. De avond voor het voorgenomen vertrek was de hele Negende Grot gespannen en onrustig. Als Ayla dacht aan de Zomerbijeenkomst,
waar zij en Jondalar met elkaar Verbonden zouden worden, kon ze bijna niet geloven dat het allemaal echt waar was. Soms durfde ze als ze wakker werd bijna haar ogen niet te openen uit angst dat het een mooie droom was geweest en dat ze weer terug zou zijn in de kleine grot in haar eenzame dal. Ze dacht vaak aan Iza en wenste dan dat ze de vrouw die ze als haar moeder beschouwde op de een of andere manier kon laten weten dat ze weldra een levensgezel zou hebben en dat ze eindelijk haar volk had gevonden, althans de mensen die zij zich als zodanig wenste.
Ayla had zich er lang geleden al bij neergelegd dat ze nooit de mensen zou leren kennen bij wie ze ter wereld was gekomen of zelfs maar zou weten wie ze waren, toen ze was gaan beseffen dat dit helemaal niet belangrijk was. Toen ze bij de Stam woonde, had ze een van hen willen zijn, een vrouw van de Stam - welke stam deed er niet toe. Maar toen ze eindelijk had begrepen dat ze niet bij de Stam hoorde en daar ook nooit bij zou horen, was het enige wat ertoe deed de wetenschap dat ze een van de Anderen was, en in haar ogen verwant aan alle Anderen. Ze was blij geweest om een Mamutiër te zijn, het volk dat haar had geadopteerd, en ze zou net zo blij zijn geweest om bij de Shara- mudiërs te worden opgenomen, het volk dat Jondalar en haar had gevraagd om bij hen te blijven wonen. De enige reden waarom ze bij de Zelandoniërs wilde horen, was dat dit Jondalars volk was, en niet dat ze beter of zelfs maar anders waren dan de overige Anderen. Gedurende de lange winter, als de meeste mensen zich niet ver van de Negende Grot waagden, brachten velen de tijd door met het maken van geschenken voor mensen die ze zouden ontmoeten bij de volgende Zomerbijeenkomst. Toen Ayla had horen praten over die geschenken, had ze besloten om er ook een paar te maken. In de korte tijd waarover ze had beschikt, had ze kleine aandenkens gemaakt die ze wilde geven aan degenen die bijzonder aardig voor haar waren geweest en van wie ze wist dat ze haar en Jondalar geschenken zouden geven ter gelegenheid van hun Verbintenisceremonie. Ze had ook een verrassing voor Jondalar gemaakt. Die had ze al meegesleept vanaf de Zomerbijeenkomst van de Mamutiërs, het enige wat ze onder geen voorwaarde had willen achterlaten tijdens alle tegenslagen en ontberingen van hun Tocht.
Jondalar was ook bezig met een verrassing. Hij had met Joharran overlegd wat de beste plek zou zijn om een onderkomen voor Ayla en zichzelf in te richten in de schuilplaats van de Negende Grot van de Zelandoniërs, en hij wilde dat alles klaar was als ze in het najaar terugkeerden. Hij was druk bezig geweest om alles te regelen. Hij had ge
sproken met de makers van buitenmuurpanelen, met de mensen die zich hadden gespecialiseerd in het bouwen van de onderkant van de wanden van steen, met de meest vakkundige vloersteenleggers en makers van scheidingspanelen voor binnen in het onderkomen; kortom, hij had de beste ambachtslieden aangetrokken voor het maken van alle componenten die nodig waren om een onderkomen op te bouwen. Zijn plannen voor hun toekomstige thuis behelsden behoorlijk wat ingewikkelde ruilhandel en gemarchandeer. Jondalar had bijvoorbeeld aan verschillende mensen stenen messen van uitstekende kwaliteit aangeboden in ruil voor verse huiden, voornamelijk afkomstig van de recente reuzenhert- en bizonjacht. De lemmeten zouden door Jondalar zelf geklopt worden, maar ze zouden worden gevat in fraaie heften van Solabans hand, voor wiens werk Jondalar grote bewondering had. In ruil voor de heften had Jondalar beloofd om een aantal burijnen - op beitels lijkende werktuigen waarmee vuursteen werd bewerkt - te maken volgens de specifieke aanwijzingen van de gre- penmaker. Lange gesprekken tussen de beide mannen, waarbij met houtskool tekeningen werden gemaakt op berkenbast, hadden Jondalar een idee gegeven van wat Solaban precies verlangde. Een deel van de huiden die Jondalar zich had verworven, zou worden gebruikt voor de panelen die hij voor zijn onderkomen nodig had, en een aantal was bedoeld als beloning voor Shevola, de panelenmaakster, voor haar tijd en moeite. Hij beloofde haar bovendien een paar speciale messen voor het snijden van leer, wat huidschrapers en enige werktuigen om hout te bewerken.
Hij maakte vergelijkbare afspraken met Zelandoni's acoliet, de kunstenaar Jonokol, om de panelen te beschilderen. In de schilderingen zouden Jonokols eigen ideeën over ontwerp en compositie, met gebruikmaking van basissymbolen en dieren waarvan werd verwacht dat alle Zelandoniërs die zouden gebruiken, worden gecombineerd met een paar ideeën van Jondalar. Jonokols wensen gingen ook in de richting van speciale werktuigen. Hij had wat ideeën in zijn hoofd voor haut-reliëfsculpturen in het kalksteen, maar hij miste de vaardigheid van een vuursteenklopper om een van zijn werktuigen om te vormen tot het soort werktuig dat hij in gedachten had. Burijnen en specialistische werktuigen van vuursteen waren toch al moeilijk te maken. Alleen een bijzonder ervaren en vakkundig vuursteenklopper was in staat een goed werktuig te vervaardigen. Als alle materialen en componenten eenmaal gereed waren, zou het onderkomen in betrekkelijk korte tijd kunnen worden opgericht. Jondalar had al een groepje verwanten en vrienden weten over te halen om
samen met de ervaren bouwers - maar zonder Ayla - gedurende de korte tijd van de Zomerbijeenkomst naar de Negende Grot terug te gaan om hem bij de bouw te helpen. Elke keer dat hij zich voorstelde hoe blij ze zou zijn als ze bij hun terugkeer in het najaar ontdekte dat haar een eigen onderkomen wachtte, moest hij bij zichzelf lachen. Hoewel het Jondalar lange middagen kostte om met de makers van de verschillende voor het onderkomen benodigde onderdelen tot een vergelijk te komen, verliepen de onderhandelingen op zich meestal in een genoeglijke sfeer. Het begon gewoonlijk met scherts over en weer, gevolgd door vriendschappelijk gekibbel, dat soms klonk als verhitte twistgesprekken of beledigende opmerkingen, die evenwel altijd vrolijk werden afgerond met een kom thee, barma of wijn, of zelfs een maaltijd. Jondalar zorgde er altijd voor dat Ayla afwezig was tijdens zijn onderhandelingen voor het onderkomen, maar dat betekende niet dat ze nooit met het ritueel werd geconfronteerd. De eerste keer dat ze mensen met elkaar had horen onderhandelen had ze niets begrepen van de aard van de luide, met beledigingen doorspekte woordenstrijd die zich had afgespeeld tussen Proleva en Salova, Rushemars gezellin, die manden maakte. Ayla had gedacht dat ze echt kwaad op elkaar waren, en ze was snel Jondalar gaan halen in de hoop dat hij iets kon doen om er een eind aan te maken. 'Wat zeg je nou? Hebben Proleva en Salova hooglopende ruzie? Wat heb je dan gehoord?' vroeg Jondalar.
'Proleva zei dat Salova's manden lelijk zijn en slecht gemaakt, maar dat is niet waar. Haar manden zijn prachtig, en ik weet zeker dat Proleva daar ook zo over denkt. Ik heb er verscheidene in haar onderkomen zien staan. Waarom zou ze zoiets zeggen?' zei Ayla. 'Kun jij niet iets doen om een eind aan hun ruzie te maken?' Jondalar begreep haar bezorgdheid, maar moest een opkomende glimlach onderdrukken. Toen werd het hem te machtig en begon hij hardop te lachen. 'Ayla, Ayla. Ze maken helemaal geen ruzie. Integendeel, Proleva heeft manden van Salova nodig en dit is de manier waarop het wordt gedaan. Als ze overeenstemming hebben bereikt, zijn ze allebei tevreden. Het heet onderhandelen, en ik kan ze niet laten ophouden. Daardoor zou ik ze van hun plezier beroven. Waarom ga je niet terug om de woordenstrijd te volgen? Je zult zien dat ze weldra weer lachen, ieder met het idee dat ze goede zaken heeft gedaan.' 'Weet je dat zeker, Jondalar? Ze leken echt boos op elkaar te zijn,' zei Ayla. Ze kon moeilijk geloven dat Proleva alleen maar wat manden van Salova wilde hebben en dat dit de manier was om zich die te verwerven.
Ze ging terug en vond een plekje vlakbij waarvandaan ze kon toekijken en luisteren. Als dit de manier was waarop Jondalars volk onderling handelde, wilde zij ook de kunst van het marchanderen meester worden. Even later zag ze dat verscheidene andere mensen ook de confrontatie volgden, glimlachend en elkaar toeknikkend. Ze begreep al snel dat de twee vrouwen niet echt boos op elkaar waren, maar ze betwijfelde of zijzelf ooit in staat zou zijn om iets wat ze eigenlijk mooi vond als gruwelijk te betitelen. Ze schudde verwonderd haar hoofd. Wat een vreemde manier van doen!