'Willen jullie misschien even halt houden om iets warms aan te trekken?' zei de vrouw die vooropliep
, terwijl ze zich omdraaide en de lamp omhooghield voor Ayla en Jondalar. 'Het is diep in een grot nogal koud, vooral 's zomers, 's Winters, als er buiten sneeuw en ijs ligt, heb je het idee dat het binnen warm is. In de diepe grotten heerst het hele jaar dezelfde temperatuur.'
Doordat ze kon stoppen voor zoiets gewoons als haar tuniek met lange mouwen aantrekken werd Ayla enigszins gekalmeerd. Hoewel ze op het punt had gestaan om rechtsomkeert te maken en de grot uit te rennen, haalde ze nu diep adem en volgde ze de acoliet toen die zich weer in beweging zette.
Hoewel de lange gang eerder al nauw had geleken en de temperatuur geleidelijk was gedaald, werd de stenen wandelgang vijftien meter verder nog enger. Aan een vochtige glans op de wanden en de stalac- tieten die aan het plafond hingen en hun tegenhangers, de stalagmie- ten, die oprezen uit de grond, was te zien dat de lucht hier vochtiger was. Toen ze zo'n zestig meter in de donkere, kille grot hadden afgelegd, liep de vloer van de gang opeens omhoog. De weg was niet geblokkeerd, maar hun voortgang werd bemoeilijkt. Het was heel verleidelijk om op dit punt terug te keren, om te bedenken dat dit ver ge
noeg was, en menige lafaard zou dit ook gedaan hebben. Je doorzet-
tingsvermogen werd op de proef gesteld om hiervandaan de weg te
vervolgen.
De vrouw die vooropliep met de fakkel beklom de stenen helling naar
een kleine, nauwe opening hogerop. Ayla volgde met haar blik het
flikkerende licht, haalde diep adem en klom over de scherpe stenen
totdat ze de vrouw had bereikt. Ze volgde haar door een nauwe spleet,
klauterend over nog meer stenen om de opening te bereiken die naar
het hart van de rotswand voerde.
Ze werd zich nu bewust van de amper waarneembare luchtstroom in
de eerste gang, omdat die hier ontbrak. Voorbij de doorgang was er
helemaal niets merkbaar van beweging in de lucht. Het eerste teken
dat al eerder iemand deze weg had gevolgd, bestond uit drie rode stip-
pen die met verf op de linkerwand waren aangebracht. Al snel daarna
zag Ayla nog iets in het flakkerende licht van de fakkel in de hand van '
de vrouw die vooropliep. Ze kon haar ogen bijna niet geloven en wil-
de dat de acoliet even halt zou houden om de linkerwand met het
licht te beschijnen. Ze bleef staan en wachtte tot de rijzige man die
achter haar liep haar had ingehaald.
'Jondalar,' zei ze met gedempte stem. 'Ik geloof dat er een mammoet
op die wand staat!'
'Ja, dat klopt, meer dan een,' zei Jondalar. 'Als Zelandoni geen belang-
rijkere dingen aan haar hoofd had, zou ze je de grot met het gepaste
ceremonieel laten zien. De meesten van ons zijn hier als kind mee
naartoe genomen. Niet op heel jonge leeftijd - oud genoeg om te be-
grijpen, maar toch als kind. Als je de grot voor de eerste keer ziet, als
hij je op gepaste wijze wordt getoond, is het een beangstigende maar
wonderbaarlijke ervaring. Zelfs in de wetenschap dat het allemaal
deel uitmaakt van de ceremonie is het opwindend.'
'Waarom zijn we hier, Jondalar?' vroeg ze. 'Wat is er zo belangrijk?'
De acoliet die vooropliep, was terug komen lopen toen ze merkte dat
ze haar niet meer volgden.
'Heeft niemand je dat verteld?' vroeg ze.
'Jonokol heeft alleen gezegd dat Zelandoni Jondalar en mij nodig
had,' zei ze.
'Ik weet het niet zeker,' zei Jondalar, 'maar ik vermoed dat we hier zijn
om Zelandoni te helpen Thonolans geest op te sporen en hem zo no-
dig de juiste weg te wijzen. Wij zijn de enigen die de plek kennen
waar hij is gestorven, en met de steen die je mij hebt laten oprapen -
Zelandoni zei trouwens dat dat een heel goed idee was - denkt ze dat
het ons misschien zal lukken,' zei Jondalar.
'Wat is dit voor een plek?' vroeg Ayla.
'De grot heeft vele namen,' zei de vrouw. Jonokol en de andere acoliet hadden hen ingehaald. 'De meeste mensen noemen het de Diepe Grot in Fonteinrots of soms Doni's Diepte. De zelandonia kennen de heilige naam; de meeste mensen kennen die trouwens, al wordt hij maar zelden genoemd. Dit is de Ingang tot de Schoot van de Moeder, althans een van de ingangen. Er bestaan verscheidene andere die even heilig zijn.'
'Iedereen weet natuurlijk dat ingang ook uitgang impliceert,' voegde Jonokol eraan toe. 'Dat houdt in dat de ingang tot de schoot tevens het geboortekanaal is.'
'Dat betekent dus dat dit een van de geboortekanalen van de Grote Aardmoeder is,' zei de jonge mannelijke acoliet. 'Net als in het lied dat Zelandoni heeft gezongen bij Shevonars begrafenis is dit dus een van de plekken waar de "Aardkinderen ontsproten aan Haar moederschoot",' zei Ayla.
'Ze begrijpt het,' zei de vrouw, met een hoofdknikje naar de andere twee acolieten. 'Je kent het Lied van de Moeder dus goed,' zei ze tegen Ayla.
'Ze heeft het voor het eerst bij de begrafenis gehoord,' zei Jondalar met een glimlach.
'Dat is niet helemaal waar, Jondalar,' zei Ayla. 'Weet je het niet meer? De Losaduniërs hadden net zoiets, alleen werd het niet gezongen. Ze zeiden de woorden op. Losaduna heeft het me geleerd in hun taal. Het is niet precies hetzelfde, maar het lijkt er veel op.' 'Misschien komt dat doordat Losaduna niet kan zingen zoals Zelandoni,' zei Jondalar.
'Wij zingen het ook niet allemaal,' zei Jonokol. 'Veel mensen zeggen de woorden op. Ikzelf zing ook niet, en als je me ooit zou horen, zou je begrijpen waarom.'
'Sommige Grotten hebben andere muziek en de woorden zijn ook niet altijd hetzelfde,' zei de jonge mannelijke acoliet. 'Ik zou graag een keer de Losadunische versie horen, vooral als jij die dan voor me kunt vertalen, Ayla.'
'Dat zal ik graag doen. Hun taal lijkt veel op het Zelandonisch. Misschien kun je het zelfs zonder vertaling verstaan,' zei Ayla. Om de een of andere reden viel de drie acolieten opeens haar vreemde accent op. Ze hadden het Zelandonisch en de Zelandoniërs - de taal en de mensen - altijd als bijzonder beschouwd: zij waren het Volk, zij waren de Aardkinderen. Ze konden moeilijk geloven dat deze vrouw kon denken dat mensen die aan de andere kant van de gletsjer in het
hoogland in het oosten woonden een taal spraken die op hun eigen taal leek. Ze moest wel veel verschillende talen hebben gehoord van mensen die ver weg woonden en die in niets op de Zelandoniërs leken om dat te denken.