Ze stonden er opeens bij stil hoe anders de achtergrond van deze vreemdelinge was dan hun eigen achtergrond, en hoeveel meer ze wist over andere volken. Jondalar had op zijn Tocht ook veel geleerd. In de paar dagen dat hij terug was, had hij hun al veel nieuwe dingen laten zien. Misschien was dat de eigenlijke reden van een Tocht: om nieuwe dingen te leren.
Tochten waren een bekend begrip. Bijna alle jonge mensen spraken over het maken van een Tocht, maar slechts weinigen deden dit ook echt, en van die weinigen kwamen de meesten niet erg ver, althans degenen die terugkwamen. Maar Jondalar was vijfjaar weg geweest, had een grote afstand afgelegd, had veel avonturen beleefd, maar nog belangrijker: hij had kennis mee teruggebracht waarvan zijn volk kon profiteren. Hij had ook ideeën meegebracht om dingen te veranderen, en verandering was niet altijd wenselijk.
'Ik weet eigenlijk niet of ik je de beschilderde wanden moet laten zien waar we langs komen. Daarmee wordt de speciale ceremonie misschien minder bijzonder, maar je zult allicht een deel ervan zien, dus kan ik net zo goed de fakkel omhooghouden, zodat je ze iets beter kunt zien,' zei de vrouw die vooropliep. 'Ik zou ze graag willen bekijken,' zei Ayla.
De acoliet die vooropliep, hield de fakkel omhoog zodat de vrouw die Jondalar mee naar huis had gebracht de wandschilderingen kon bekijken. De eerste, de mammoet, was een zijaanzicht, zoals de meeste afbeeldingen van dieren die ze had gezien waren gemaakt. Aan de bult op de kop met daarachter, iets lager op de schuin aflopende rug, een tweede bult tussen de schouders, was het dier gemakkelijk te herkennen. Dit was het onderscheidende kenmerk van het reusachtige wol- harige dier, meer nog dan de gebogen slagtanden en de lange slurf. De afbeelding was gemaakt met rode verf en gearceerd met roodachtig bruin en zwart om de contouren en anatomische details goed te laten uitkomen. Het dier stond met zijn gezicht naar de ingang en was zo volmaakt dat Ayla bijna verwachtte dat de mammoet de grot uit zou wandelen.
Ayla begreep niet waarom de geschilderde dieren er zo levensecht uitzagen en hoe dat effect was bereikt, en ze kon de verleiding niet weerstaan om de afbeelding wat nauwkeuriger te bekijken. Het was een doorwrochte, fraai uitgevoerde techniek. Met een werktuig van vuur
steen was de gedetailleerde, duidelijke omtrek van het dier in de kalkstenen wand van de grot gekerfd, met parallel aan de kerflijn een zwarte geverfde streep. Buiten de kerflijn was een laagje van de wand geschraapt om de licht ivoorbeige natuurlijke kleur van het gesteente naar boven te halen. Hierdoor kwamen de omtrek en de kleuren waarmee de mammoet was geschilderd mooi uit en ontstond het driedimensionale effect van het werk.
Maar het meest opmerkelijk was de verf binnen de omtreklijn. De kunstenaars die de wanden van de grot hadden beschilderd, hadden zich door observatie en instructie van degenen die de techniek hadden bedacht en doorgegeven, een verrassende, innovatieve kennis van perspectief eigen gemaakt. Hoewel sommige kunstenaars talentvoller waren dan andere, maakten de meeste gebruik van arceertechnieken om de details te doen uitkomen.
Toen Ayla langs de mammoet liep, bekroop haar het onwezenlijke gevoel dat de mammoet zich ook had bewogen. Ze stak onwillekeurig haar hand uit naar het geschilderde dier, beroerde het steen en deed toen haar ogen dicht. De wand voelde koud aan, enigszins vochtig, en had de structuur van elke willekeurige kalkstenen grot, maar toen ze haar ogen weer opendeed, zag ze dat de kunstenaar van de stenen wand zelf gebruik had gemaakt om de ongelooflijk realistische afbeelding te verwezenlijken. De mammoet was zo op de muur geplaatst dat een ronding in het gesteente de ronde buik werd, en een klomp stalactiet die zich aan de wand had vastgehecht die de vorm van een poot had, was in de schildering opgenomen als de achterkant van een poot.
In het flakkerende licht van de olielampen merkte ze dat ze, als ze zich bewoog, het dier uit een net iets andere hoek zag, waardoor het natuurlijke reliëf van de wand leek te veranderen en de schaduwen net iets anders vielen. Zelfs als ze stilstond en naar de bewegende weerkaatsing van het licht op de wand keek, leek het alsof het dier dat op de wand was geschilderd ademhaalde. Toen begreep ze waarom ze de indruk had gehad dat de mammoet zich had bewogen en besefte ze dat ze, als ze de afbeelding niet nauwkeuriger had bekeken, gemakkelijk had kunnen denken dat hij zich werkelijk had bewogen. Ze moest denken aan die keer bij de Stambijeenkomst toen ze het speciale drankje voor de mog-urs had moeten maken zoals Iza haar dat had geleerd. De mog-ur had haar een plek aangewezen waar ze ongezien in de schaduw moest blijven staan en had haar precies verteld wanneer ze naar voren moest komen, waardoor het had geleken alsof ze opeens uit het niets was verschenen. Er zat systeem in de ma
gie van degenen die zich bezighielden met de geestenwereld, maar er was ook magie.
Ze had iets gevoeld toen ze de wand had aangeraakt, iets wat ze niet kon verklaren of begrijpen. Het had iets van het vreemde gevoel dat haar zo nu en dan had overvallen sinds ze per ongeluk de restjes van het drankje van de mog-urs had opgedronken, waarna ze hen de grot in was gevolgd. Vanaf die tijd kreeg ze af en toe verontrustende dromen, en had ze soms zelfs als ze wakker was een onbehaaglijk gevoel. Ze schudde haar hoofd om het gevoel te verdrijven en zag toen ze opkeek dat de anderen haar aan stonden te kijken. Met een verlegen glimlach trok ze snel haar hand van de stenen wand, bang dat ze iets verkeerds had gedaan. Toen keek ze naar de vrouw die de fakkel omhooghield. De acoliet zei niets toen ze zich omdraaide en haar weg vervolgde door de gang.
De kleine vlammen wierpen een flauw, spookachtig schijnsel op de vochtige wanden terwijl ze achter elkaar door de gang liepen. Er hing een angstige verwachting in de lucht. Ayla vermoedde dat ze op weg waren naar het hart van de steile kalkstenen klip en ze was blij met de aanwezigheid van de anderen, omdat ze in haar eentje vast zou zijn verdwaald. Ze rilde toen een golf van angst en onheilspellende voorgevoelens haar opeens overspoelde, en een gevoel van hoe het zou zijn om alleen in een grot te lopen. Ze probeerde de sensatie van zich af te zetten, maar de kilte in de donkere, koude grot was niet gemakkelijk te verdrijven.
Niet ver van de eerste mammoet zag ze er nog een, toen nog meer, en toen twee kleine paarden, hoofdzakelijk in zwarte verf uitgevoerd. Die wilde ze wat beter bekijken. Ook hier was een lijn die de volmaakte vorm van het paard aangaf in het kalksteen gekerfd, afgezet met een zwarte lijn. Binnen de lijn waren de paarden zwart geverfd en net als bij de andere schilderingen waren de details verrassend realistisch weergegeven.
Toen zag Ayla dat ook de rechterwand beschilderd was met dieren, sommige met het gezicht naar buiten en andere met het gezicht naar binnen. Mammoeten hadden de overhand. Er leek een kudde op de wanden te zijn geschilderd. Met behulp van de telwoorden telde Ayla minstens tien stuks aan beide zijden van de gang, en misschien waren er nog wel meer. Terwijl ze verder liep door de donkere gang en naar de schilderingen keek, die vluchtig werden belicht terwijl ze voortliepen, bleef ze opeens stokstijf staan voor het fascinerende tafereel op de linkerwand: twee rendieren die elkaar begroetten. Die moest ze beter bekijken.
Het eerste rendier stond met zijn gezicht naar binnen gericht en was een bok. Hij was in zwart geschilderd en de kenmerkende vorm en contouren van het dier waren heel precies uitgewerkt, inclusief zijn enorme gewei, al was dat aangegeven met gebogen lijnen en niet gedetailleerd met alle punten weergegeven. Zijn kop was gebogen, en tot Ayla's verwondering likte hij teder het voorhoofd van een wijfje. In tegenstelling tot de meeste herten hadden rendierwijfjes ook een gewei, en op de schildering, net als in de werkelijkheid, was het hare kleiner. Ze was in rood geschilderd en haar knieën waren gebogen om zijn tedere liefkozing in ontvangst te kunnen nemen. Het tafereel gaf blijk van een oprecht gevoel van tederheid en genegenheid, en het deed Ayla denken aan Jondalar en haarzelf. Ze had nooit eerder gedacht aan liefde tussen dieren, maar deze leken echt van elkaar te houden. Ze was bijna tot tranen toe geroerd. De acoliet- gidsen gaven haar de tijd om het buitengewone tafereel te bekijken. Ze begrepen haar reactie maar al te goed; ook zij werden erdoor geraakt.
Jondalar staarde eveneens verbaasd naar de schildering van de rendieren. 'Deze is nieuw,' zei hij. 'Ik dacht dat daar ook een mammoet stond.'
'Dat was ook zo. Als je goed naar het wijfje kijkt, kun je nog wat van de onderliggende mammoet zien,' zei de jongeman die achteraan liep. 'Jonokol heeft dit gemaakt,' zei de vrouw die vooropliep. Zowel Jondalar als Ayla keek met nieuw respect naar de acoliet die kunstenaar was. 'Nu begrijp ik waarom je Zelandoni's acoliet bent,' zei Jondalar. 'Je bent buitengewoon begaafd.'
Jonokol knikte als reactie op Jondalars opmerking. 'Zo heeft iedereen zijn eigen Gave. Naar verluidt ben jij een buitengewoon begaafd steenklopper. Ik verheug me erop te zien wat je zoal hebt gemaakt. Ik probeer al een tijd iemand zover te krijgen dat hij een bepaald werktuig voor mij maakt, maar ik slaag er maar niet in om de gereedschapmakers duidelijk te maken wat ik precies bedoel. Ik hoopte al dat ik Dalanar bij de Zomerbijeenkomst zou treffen zodat ik het hem kan vragen.'
'Hij is inderdaad van plan om te komen, maar ik zal met plezier een poging doen om je idee te verwezenlijken,' zei Jondalar. 'Ik hou wel van een uitdaging.'
'Misschien kunnen we daar morgen even over praten,' zei Jonokol.
'Mag ik je iets vragen, Jonokol?' zei Ayla.
'Natuurlijk.'
'Waarom heb je de rendieren boven op de mammoet geschilderd?'
'Ik werd aangetrokken door die wand, die plek,' zei Jonokol. 'Ik kon niet anders dan de rendieren daar schilderen. Ze zaten in de wand en wilden naar buiten.'
'Het is een bijzondere wand. Hij geleidt,' zei de vrouw. 'Als de Eerste hier zingt of als er op een fluit wordt gespeeld, geeft de muur antwoord. Hij weergalmt en reageert op het geluid. Soms zegt hij wat hij wil.'
'Hebben al deze wanden iemand gezegd om ze te beschilderen?' vroeg Ayla, doelend op de schilderingen die ze waren gepasseerd. 'Dat is een van de redenen waarom deze diepte zo heilig is: de meeste wanden spreken, als je weet hoe je moet luisteren. Ze leiden als je bereid bent te gaan,' zei de vrouwelijke acoliet.
'Dit is iets wat ik nooit eerder heb gehoord. Niet precies in die bewoordingen. Waarom vertel je ons dit nu?'
'Omdat je zult moeten luisteren en er misschien doorheen zult moeten gaan als je de Eerste wilt helpen de elan van je broer op te sporen, Jondalar,' zei de vrouw, en ze voegde eraan toe: 'De zelandonia hebben geprobeerd te begrijpen waarom Jonokol werd geïnspireerd om die figuren hier te maken. Ik geloof dat het me begint te dagen.' De vrouw schonk Jondalar en Ayla een raadselachtige glimlach en draaide zich om teneinde haar weg te vervolgen dieper de grot in. 'Ach, voordat je verdergaat,' zei Ayla tegen de vrouw, terwijl ze een hand op haar arm legde om haar tegen te houden. 'Ik weet niet hoe ik je moet noemen. Mag ik weten hoe je heet?'
'Mijn naam doet er niet toe,' zei ze. 'Als ik zelandoni word, zal ik die toch opgeven. Ik ben de Eerste Acoliet van de zelandoni van de Tweede Grot.'
'Dan kan ik je dus aanspreken met Acoliet van de Tweede,' zei Ayla.
'Ja, dat kan, hoewel de zelandoni van de Tweede meer dan één acoliet
heeft. De andere twee zijn hier niet. Die zijn vast vooruitgereisd naar
de Zomerbijeenkomst.'
'Dan misschien Eerste Acoliet van de Tweede?'
'Zo je wilt. Ik zal op die naam reageren.'
'Hoe moet ik jou noemen?' vroeg Ayla aan de jongeman die de achterhoede vormde.
'Ik ben pas acoliet sinds de laatste Zomerbijeenkomst, en net als Jonokol gebruik ik meestal nog mijn eigen naam. Misschien is een formele begroeting en kennismaking wel op zijn plaats.' Hij stak zijn beide handen uit. 'Ik ben Mikolan van de Veertiende Grot van de Zelandoniërs, Tweede Acoliet van de Zelandoni van de Veertiende Grot. En ik heet jou welkom,' zei hij.