'Goed idee,' zei Joharran. 'Dan zullen de Grotten weten dat er iets mis is en bedacht zijn op een boodschapper.' Hij liep naar de vrouw, de vreemdelinge, die waarschijnlijk weldra een Zelandonische van zijn Grot zou zijn en die nu al alles wat ze tot haar beschikking had ten dienste stelde van zijn volk. 'Doe wat je kunt voor hem, Ayla. We zullen zijn gezellin en Zelandoni zo snel mogelijk hierheen halen. Als je iets nodig hebt, kun je je tot Solaban wenden. Hij zal je helpen.' 'Dank je, Joharran,' zei ze, en toen tegen Jondalar: 'Ik ben ervan overtuigd dat Zelandoni weet wat ze mee moet brengen als je haar vertelt wat er is gebeurd, maar laat me even mijn tas nakijken. Er zijn een paar kruiden die ik graag zou willen hebben, als zij die toevallig heeft.
En neem Whinney ook maar mee. Dan kun je het sleeptoestel gebruiken om alles hierheen te brengen. Zij is daar meer aan gewend dan Renner. Zelandoni zou daar zelfs op vervoerd kunnen worden, en Shevonars gezellin op Whinneys rug, als ze dat willen.' 'Ik weet niet of dat wel zo'n goed idee is, Ayla. Zelandoni is behoorlijk zwaar,' zei Jondalar.
'Ik weet zeker dat Whinney dat wel aankan. Je moet alleen iets gemakkelijks bedenken waarop ze kan zitten.' Toen keek ze Jondalar aan met een zure uitdrukking op haar gezicht. 'Maar je hebt gelijk: de meeste mensen zijn niet gewend om voor het reizen gebruik te maken van paarden. De vrouwen willen vast liever lopen, maar ze zullen tenten en andere dingen nodig hebben. Daarvoor is het sleeptoestel uitstekend te gebruiken.'
Ayla haalde de draagmanden van Whinneys rug, waarna ze de halster om haar hoofd sloeg en het touw aan Jondalar gaf. Hij maakte het uiteinde vast aan de achterzijde van Renners halster, waarbij hij Whinney genoeg speling gaf om Renner te volgen, en begaf zich op weg. Maar de merrie was het niet gewend om achter de hengst aan te lopen die zij ter wereld had gebracht; hij had haar altijd gevolgd. Ondanks het feit dat Jondalar op Renners rug zat en hem leidde met een teugel die aan zijn halster zat, bleef Whinney vlak voor hen uit lopen en leek ze precies aan te voelen welke richting de man in wilde slaan. Paarden waren best bereid naar hun mensenvrienden te luisteren, dacht Ayla, die bij zichzelf glimlachte terwijl ze hen nakeek, zolang het niet in tegenspraak was met hun eigen gevoel voor orde. Toen ze zich omdraaide zag ze dat Wolf naar haar keek. Ze had hem een teken gegeven om te blijven zitten toen de paarden vertrokken en nu zat hij geduldig te wachten.
Haar genoegen om het gedrag van de paarden vervloog snel toen ze naar de man keek die nog op de plek lag waar hij was neergevallen. 'We zullen hem moeten dragen, Joharran,' zei ze. De leider knikte en riep een paar mensen om te komen helpen. Ze maakten een provisorische draagbaar door een paar speren voor de stevigheid aan elkaar te binden en tussen twee van die palen kledingstukken te bevestigen. Toen Thefona en Kimeran terugkwamen met het nieuws dat ze vlakbij een kleine schuilplaats hadden gevonden, hadden ze de man inmiddels voorzichtig op de draagbaar gelegd en was hij klaar om vervoerd te worden. Ayla riep Wolf naar zich toe toen vier mannen elk een eind van een paal optilden. Toen ze bij de schuilplaats aankwamen, hielp Ayla de mensen die waren begonnen de holte in de kalkstenen muur onder een beschutten
de overhangende richel schoon te maken. De aarden vloer lag vol dorre bladeren, door de wind naar binnen geblazen afval en verdroogde hyena-uitwerpselen die daar enige tijd tevoren waren achtergelaten door de aasetende roofdieren die de schuilplaats hadden gebruikt als hol.
Ze was blij toen ze vlakbij water ontdekte. Achter in de schuilplaats bevond zich een kleinere grot met net binnen de ingang een poel fris bronwater, dat werd afgevoerd in een greppel die in de rotswand was uitgesleten. Ze wees Solaban de plek aan waar hij een vuur kon aanleggen met het hout dat hij en Brameval en een paar anderen hadden verzameld.
Op Ayla's verzoek stelden verscheidene mensen hun slaaprol ter beschikking, en de rollen werden op elkaar gestapeld om een iets verhoogd bed te creëren. De gewonde man was even bijgekomen toen ze hem op de draagbaar hadden gelegd, maar tegen de tijd dat hij in de schuilplaats aankwam, was hij weer bewusteloos. Hij kreunde van de pijn toen ze hem op het bed legden en werd weer wakker. Met een vertrokken gezicht snakte hij naar lucht. Ayla vouwde nog een slaaprol op en propte die achter zijn rug in een poging het hem gemakkelijker te maken. Hij probeerde zijn dankbaarheid te tonen met een glimlach, maar begon opeens bloed op te hoesten. Ze veegde zijn kin af met een stukje zacht konijnenvel, een van de dingen die ze meestal bij haar medicamenten bewaarde.
Ayla ging de beperkte middelen in haar medicijntas nog eens na en probeerde te bedenken of ze misschien iets over het hoofd had gezien waarmee ze zijn pijn kon verlichten. Gentiaanwortel misschien, of een aftreksel van valkruid. Beide hielpen goed tegen de pijn van inwendige kwetsuren, maar ze had geen van beide bij zich. De fijne haartjes op de vruchten van de hopplant konden worden gebruikt als een pijnstillend en kalmerend middel, gewoon door de lucht rondom de plant in te ademen, maar die planten had ze niet bij de hand. Misschien zou iets wat was vermengd met rook kunnen helpen, aangezien hij onmogelijk kon drinken. Nee, daarvan zou hij waarschijnlijk gaan hoesten, en dat zou zijn toestand alleen verergeren. Ze wist dat het hopeloos was; het was alleen maar een kwestie van tijd, maar ze moest iets doen, al was het maar tegen de pijn.
Wacht, dacht ze. Heb ik niet op weg hierheen die plant van de valeriaanfamilie gezien? Die met de aromatische wortels? Een van de ma- muts bij die Zomerbijeenkomst noemde hem spijknardus. Ik weet niet hoe die plant in het Zelandonisch heet. Ze keek op naar de mensen die om haar heen stonden en zag de jonge vrouw voor wie Manve-
lar veel respect leek te hebben, de uitkijk van de Derde Grot, Thefona.
Thefona was gebleven om te helpen de kleine schuilplaats die ze had gevonden op te ruimen. Ze was er nog steeds en volgde nauwlettend alles wat Ayla deed. De vreemdelinge intrigeerde haar. Ze had iets over zich wat de aandacht trok, en in de korte tijd dat ze er was, had ze het respect van de Negende Grot verdiend. Thefona vroeg zich af hoeveel de vrouw eigenlijk wist van geneeskunst. Ze had geen tatoeages zoals de zelandonia, maar het volk waar zij vandaan kwam had misschien andere gebruiken. Sommige mensen probeerden anderen voor de gek te houden met wat ze zogenaamd wisten, maar de vreemdelinge leek er niet op uit iemand te imponeren door gesnoef en grootspraak. In plaats daarvan deed ze dingen die grote indruk maakten, zoals de manier waarop ze die speerwerper had gebruikt. Thefona had aan Ayla zitten denken, en keek verrast op toen de vrouw haar naam noemde.
'Thefona, mag ik je iets vragen?' vroeg Ayla.
'Ja,' zei Thefona, terwijl Ayla's vreemde manier van praten haar opviel. Niet de woorden, maar hoe ze klinken, dacht ze. Misschien is dat de reden dat ze niet zoveel praat. 'Weet je iets over planten?'
'Iedereen weet wel iets over planten,' zei Thefona. 'Ik denk aan een plant waarvan de bladeren op die van vingerhoedskruid lijken, maar hij heeft gele bloemen, net paardebloemen. Ik ken hem bij de naam "spijknardus", maar dat is een Mamutisch woord.'
'Het spijt me. Ik ken alleen enkele eetbare planten. Ik weet bijna niets over medicinale planten. Daarvoor heb je een zelandoni nodig,' zei Thefona.
Ayla zweeg even en zei toen: 'Zou jij even een oogje op Shevonar kunnen houden, Thefona? Volgens mij heb ik op weg hierheen spijknar- dus zien staan. Ik wil de weg een eindje terug volgen in de hoop dat ik de plant weer ontdek. Als hij wakker wordt of als er ook maar iets verandert in zijn toestand, wil je me dan door iemand laten waarschuwen?' zei Ayla. Toen besloot ze er een verklaring aan toe te voegen, al gaf ze normaal nooit een verklaring voor wat ze deed als medicijnvrouw. 'Als het inderdaad de plant is die ik in mijn hoofd heb, zou die goed van pas kunnen komen. Ik heb de fijngestampte wortels onder andere gebruikt voor een papkompres bij gebroken botten. Het middel wordt gemakkelijk geabsorbeerd en werkt verzachtend. Als ik het vermeng met een beetje doornappel en misschien wat verpulverd blad
van duizendblad, dan zou dat misschien zijn pijn iets kunnen verminderen. Ik hoop dat ik de plant terugvind.'
'Ja hoor, ik wil best een oogje op hem houden,' zei Thefona, die zich om de een of andere reden gestreeld voelde dat de vreemdelinge haar om hulp had gevraagd.
Joharran en Manvelar spraken op gedempte toon met Ranokol, en hoewel ze vlak naast haar stonden, hoorde Ayla amper wat ze zeiden. Ze was volledig geconcentreerd op de gewonde man en hield het water in de gaten, dat veel te langzaam aan de kook kwam. Wolf lag vlakbij op de grond met zijn kop tussen zijn poten en hield elke beweging van Ayla in de gaten. Toen het water begon te stomen, voegde ze er de spijknarduswortels aan toe om die zacht genoeg te maken om tot pap te stampen voor een kompres. Tot haar blijdschap had ze ook smeerwortel gevonden. Een natte pakking van de verse, fijngestampte wortels en bladeren was ook goed tegen kneuzingen en breuken, en hoewel ze niet dacht dat ze hiermee Shevonars kwetsuren zou kunnen helen, was ze bereid alles te proberen waarmee ze zijn pijn zou kunnen verlichten.
Toen het klaar was, smeerde ze de warme, tot een brij geprakte wortels direct op de bijna zwarte plek op zijn borst die zich uitstrekte tot zijn buik. Ze merkte dat zijn onderbuik hard begon te worden. Toen ze die met een stuk leer bedekte om hem warm te houden, gingen zijn ogen open.
'Shevonar?' zei ze. Zijn blik leek helder, maar verward. Misschien herkende hij haar niet, dacht ze. 'Mijn naam is Ayla. Je gezellin...' - ze aarzelde even en herinnerde zich toen haar naam - '... Relona is onderweg hierheen.' Hij haalde adem en kromp ineen van de pijn. Dat leek hem te verbazen. 'Je bent gewond geraakt, Shevonar, door een bizon. Zelandoni is ook op weg hierheen. Ik probeer je te helpen totdat zij er is. Ik heb een brij op je borst gesmeerd tegen de pijn.' Hij knikte, maar zelfs dat kostte hem veel inspanning. 'Zal ik je broer roepen? Hij wil je graag zien.'
Hij knikte nogmaals en Ayla stond op en ging naar het groepje mannen dat vlakbij zat te wachten. 'Hij is wakker. Hij wil dat je bij hem komt,' zei ze tegen Ranokol.
De jongeman stond snel op en ging naar het bed van zijn broer. Ayla volgde hem, samen met Joharran en Manvelar. 'Hoe voel je je?' zei Ranokol.
Shevonar probeerde te glimlachen, maar dat werd een pijnlijke grimas toen hij opeens moest hoesten en er een straaltje roodgekleurd speek
sel uit zijn mondhoek sijpelde. Er verscheen een paniekerige blik in Ranokols ogen en toen zag hij opeens de brij op de borst van zijn broer.
'Wat is dit?' zei Ranokol met een benepen stem, bijna piepend. 'Dat is een kompres tegen de pijn.' Haar stem was normaal al tamelijk zacht en ze sprak de woorden langzaam en rustig uit. Ze begreep de paniek van de man maar al te goed.
'Wie heeft je gezegd om iets met hem te doen? Dit maakt het waarschijnlijk alleen maar erger. Haal het eraf!' krijste hij. 'Nee, Ranokol,' zei Shevonar. De stem van de gewonde man was amper hoorbaar. 'Niet haar schuld. Helpt.' Hij probeerde overeind te gaan zitten, maar zakte weer bewusteloos in elkaar. 'Shevonar. Word wakker, Shevonar! Hij is dood! O, Grote Moeder, hij is dood!' riep Ranokol, die neerzonk op het bed naast zijn broer. Ayla voelde Shevonars pols terwijl Joharran Ranokol wegtrok. 'Nee. Hij is nog niet dood,' zei ze. 'Maar lang zal dat niet meer duren. Ik hoop dat zijn gezellin snel komt.'
'Hij is niet dood, Ranokol, maar dat had hij wel kunnen zijn,' zei Joharran boos. 'Deze vrouw is misschien geen zelandoni, maar ze weet wat ze moet doen om hem te helpen. Door jou verergert zijn toestand. Wie weet of hij nog eens wakker zal worden om nog een laatste woord tegen Relona te zeggen.'
'Niemand kan zijn toestand erger maken, Joharran. Er is geen hoop voor hem. Hij kan elk moment doodgaan. Je mag het een man niet kwalijk nemen dat hij verdriet heeft om zijn broer,' zei Ayla, en ze maakte aanstalten om overeind te komen. 'Ik zal wat thee zetten om de gemoederen tot bedaren te brengen.'
'Blijf jij maar zitten, Ayla. Ik doe het wel. Zeg maar wat ik moet doen.'
Ayla keek glimlachend op naar Thefona. 'Als jij nou wat water aan de kook brengt, zal ik de kruiden pakken waar we allemaal baat bij hebben,' zei ze. Toen richtte ze haar aandacht weer op Shevonar. Elke ademteug was een worsteling. Ze wilde het hem gemakkelijker maken, maar toen ze probeerde hem te verleggen, kreunde hij van de pijn. Ze schudde haar hoofd, verwonderd over het feit dat hij nog leefde, en strekte toen haar hand uit naar haar medicijnbuidel om te zien wat ze bij zich had voor de thee. Kamille misschien, dacht ze, met gedroogde lindebloesem of zoethoutwortel om de drank wat zoeter te maken.
De lange middag sleepte zich voort. Mensen kwamen en gingen, maar Ayla merkte ze niet op. Shevonar kwam een paar maal even bij
bewustzijn, vroeg dan om zijn gezellin, waarna hij onmiddellijk weer wegzonk in een onrustige slaap. Zijn buik was gezwollen en hard, de huid was bijna zwart. Ze was er zeker van dat hij zijn best deed om niet weg te glijden in de dood zonder zijn gezellin nog een keer te hebben gezien.