'O, Jondalar. Ik hou ook van jou. Ik heb altijd van je gehouden.' In haar ooghoeken glinsterden tranen, ten dele vanwege de volheid van haar liefde voor hem, ten dele vanwege de zo snel opgebouwde spanning, gevolgd door de plotse ontlading.
Ze bleven een poosje rustig liggen in het licht van de flakkerende lamp. Toen duwde hij zich omhoog, trok langzaam zijn slappe lid terug en ging naast haar op zijn zij liggen. Hij legde zijn hand op haar buik.
'Ik was bang dat ik misschien te zwaar voor je zou zijn. Ik geloof dat het beter is om voorlopig niet met mijn volle gewicht op je te gaan liggen,' zei hij.
'Je bent nog niet te zwaar,' zei ze. 'Later, als de baby groter begint te worden, kunnen we andere manieren bedenken om het makkelijker te maken.'
'Is het waar dat je het leven kunt voelen bewegen?' 'Nog niet, maar dat zal niet lang meer duren. Jij zult het ook kunnen voelen. Daarvoor hoef je alleen maar je hand op mijn buik te leggen, zoals je nu ook doet.'
'Ik geloof dat ik blij ben dat je al een kind hebt gehad. Je weet wat je kunt verwachten.'
'Maar toch is het nu anders. Ik voelde me echt beroerd toen ik zwanger was van Dure, bijna altijd.' 'Hoe voel je je nu?' vroeg hij met een zorgelijke frons. 'Ik voel me heerlijk. Zelfs in het begin ben ik amper misselijk geweest, en nu heb ik daar helemaal geen last meer van.' Het bleef een hele tijd stil. Jondalar vroeg zich af of ze in slaap was gevallen. Hij begon net zin te krijgen om nog eens te beginnen, rustiger nu, maar als ze al sliep...
'Hoe zou het met hem zijn?' zei ze opeens. 'Met mijn zoon?' 'Mis je hem?'
'Soms mis ik hem zo erg dat ik me geen raad weet. Bij de bijeenkomst
Hij had zich die vraag al eerder gesteld
en hij vroeg zich af of andere mannen zichzelf ook weieens
hetzelfde hadden afgevraagd. Zo ja, dan was het niet iets waarover
hardop werd gesproken. Doni moest beslist een reden hebben gehad om
twee soorten mensen te maken. Er was altijd logica te vinden in wat
Zij deed. De wereld was ordelijk. De zon kwam elke dag op, de maan
doorliep regelmatig zijn fasen, de jaargetijden volgden elkaar elk
jaar in dezelfde volgorde op. Zou Ayla gelijk kunnen hebben? Was
een man noodzakelijk om een nieuw leven te doen beginnen? Zijn er
daarom zowel mannen als vrouwen? Jondalar worstelde met zijn
gedachten terwijl hij zijn vrouw in zijn armen hield. Hij wilde dat
er een reden was voor zijn bestaan, een echte reden. Niet alleen om
zich over te geven aan Genot, niet alleen om een gezellin en
kinderen te onderhouden of anderen te helpen of te steunen. Hij
wilde dat zijn leven onmisbaar was, dat zijn sekse onmisbaar was.
Hij wilde geloven dat er zonder mannen geen nieuw leven zou
ontstaan, dat er zonder mannen geen kinderen zouden zijn, dat de
Aardkinderen dan zouden ophouden te bestaan. Hij was zo in
gedachten verzonken dat hij niet had gemerkt dat Ayla's gesnik was
opgehouden. Hij keek glimlachend op haar neer. Ze haalde rustig
adem en was vast in slaap. Het was een lange dag geweest en ze was
al vroeg opgestaan. Hij trok voorzichtig zijn arm onder haar
vandaan, maakte de spieren los om de bloedstroom weer op gang te
brengen en geeuwde ongegeneerd. Hij was ook moe. Hij stond op om de
mospit van de olielamp te doven, waarna hij in de duisternis op de
tast zijn weg terug zocht naar de slapende vrouw en naast haar
kroop.
Toen Jondalar de volgende ochtend zijn ogen opendeed, moest hij zich even oriënteren. Hij was eraan gewend geraakt in de hut in het kamp te slapen en de tent was veel kleiner. Maar toch was hij vertrouwder. Ze hadden er een jaar lang samen in geslapen. Toen wist hij het weer: ze waren de avond tevoren met elkaar Verbonden. Ayla was zijn gezellin. Hij stak zijn hand uit, maar ze was weg. Toen rook hij dat er iets werd gekookt op het vuur buiten. Hij ging rechtop zitten en reikte automatisch naar zijn drinknap. Tot zijn genoegen stond die daar ook, gevuld met muntthee. Hij nam een slok. De thee had precies de goede temperatuur, en naast de drinknap lag een pas van de schors ontdaan takje wintergroen. Ze had het weer gedaan; ze had weer aangevoeld wat hij 's ochtends graag had en had daarvoor gezorgd. Jondalar snapte nog steeds niet hoe ze dat deed. Hij nam nog een slokje, duwde toen de slaapvachten weg en stond op. Ayla was bij de paarden en Wolf was er ook. Hij spoelde zijn mond,
kauwde op het uiteinde van het takje en gebruikte het om zijn tanden schoon te maken. Toen spoelde hij nog eens zijn mond en dronk het restje thee op. Hij wilde zijn kleren pakken, maar bedacht toen dat hij die helemaal niet nodig had. Er waren geen anderen in de buurt en hij liep naakt naar haar toe. Ze glimlachte en keek naar zijn lid. Dat was genoeg om dat weer te laten groeien. Haar glimlach veranderde in een ondeugende grijns. Hij beantwoordde haar glimlach. 'Het is een prachtige dag,' zei hij, op haar aflopend met zijn fier vooruitgestoken mannelijkheid.
'Ik zat net te denken dat ik wel zin heb om met je te gaan zwemmen vanochtend,' zei ze. 'Die poel die stroomopwaarts van het kamp ligt is niet ver hiervandaan als we achterom gaan.'
'Wanneer wilde je gaan?' zei hij. 'Ik rook dat je iets op het vuur hebt staan.'
Ze glimlachte geraffineerd. 'We zouden nu kunnen gaan. Ik kan het eten van het vuur halen,' zei ze.
'Dan doen we dat, vrouw,' zei hij. Hij sloeg zijn armen om haar heen en kuste haar. 'Ik zal even wat kleren pakken, en dan gaan we te paard naar de poel.' Toen glimlachte hij. 'Dan zijn we er sneller.' Ayla nam haar bepakking mee, maar ze reden zonder rijdeken. Binnen enkele minuten hadden ze de poel bereikt, waar ze de paarden vrij lieten rondlopen om te grazen. Ze spreidden een huid uit op de grond en renden lachend naar het water. Wolf rende met hen mee, maar toen ze met veel gespetter de poel in doken, besloot hij om zich met andere dingen bezig te houden.
'Dit is heerlijk verfrissend,' zei Ayla. Ze dook onder water en ging toen weer staan.
Jondalar dook ook. Ze zwommen naar de overkant en weer terug. Toen ze het water uit liepen, strekte hij zijn armen naar haar uit. 'Jij bent ook heerlijk,' zei hij, 'en ik denk dat je ook lekker zult smaken.' Hij tilde haar op, droeg haar naar de vacht en vlijde haar daarop neer. 'Gisteren was een veel te drukke dag, maar vandaag hebben we alle tijd,' zei hij, op haar neerkijkend met zijn betoverende blauwe ogen. Toen boog hij zich over haar heen om haar te kussen - langzaam, teder. Hij drukte zich tegen haar aan en voelde hun huid die koel was van het water en de warmte die hen van binnen uit overspoelde. Hij beet zachtjes in haar oor, kuste haar keel, tastte naar haar borst en vond haar tepel. Dit was wat hij wilde, wat zij wilde. Jondalar nam alle tijd. Hij speelde met Ayla's ene tepel terwijl hij aan de andere zoog en er zachtjes in beet. Hij voelde zijn lid zwellen. Zijn aanraking en liefkozingen hadden op haar het effect van bliksem
schichten die door haar lichaam schoten, helemaal tot in haar genotsplekje. Hij streelde haar opbollende buik en genoot ervan dat daarbinnen een baby groeide. Toen gleed zijn hand naar beneden, op zoek naar haar schaamheuvel en de gleuf daarin.
Ayla drukte haar lichaam tegen zijn hand en hij vond het kleine genotsknobbeltje. Haar lichaam schokte onder zijn aanraking. Hij veranderde van positie en ging tussen haar dijen liggen, trok de roze huidplooien van elkaar en genoot van wat hij zag. Toen deed hij zijn ogen dicht en proefde haar met zijn tong. Dit was de vrouw naar wie hij verlangde, die naar haar smaakte. Dit was zijn Ayla. Ze bleef roerloos liggen en liet hem alle warme plekjes verkennen. Toen vond hij het knobbeltje weer en liet hij zijn tong ermee spelen, duwend, wrijvend en eraan zuigend. Ze begon te kreunen. Haar geest was elders, in een oord waar alleen Jondalar haar wist te brengen. Toen hij sneller begon te bewegen, drukte ze haar onderlichaam tegen zijn mond en werd haar gekreun hoger en intenser. Hij voelde de spanning in zijn lid toenemen en hunkerde naar de warme omsluiting van haar liefdesgrot, maar eerst wilde hij haar naar een climax brengen. Het gevoel dat haar hoogtepunt naderde werd sterker, en toen opeens was ze zover en werd ze overspoeld door golven van Genot. Daarna wilde ze hem binnen in zich voelen. Ayla trok Jondalar omhoog, hielp hem de toegang vinden, en wachtte op de eerste bevredigende stoot. Hij trok terug, stootte weer toe en vulde haar. Hij voelde hoe haar warme huidplooien hem omsloten toen hij diep en volledig naar binnen drong. Ze waren voor elkaar geschapen. Dit was de vrouw naar wie hij verlangde. Ze kon hem helemaal omvatten, dus hij hoefde zich geen zorgen te maken om zijn grootte. Hij trok zijn lid bijna helemaal terug en stootte opnieuw toe, en toen nog eens, en bij elke stoot nam haar opwinding toe. Haar ademhaling versnelde en hield gelijke tred met het gevoel dat in haar binnenste aanzwol. Het gevoel in hem steeg tot een hoogtepunt en overspoelde hem. Hij ontlaadde zich op hetzelfde moment dat zij haar climax bereikte. Hij gaf nog een paar nastoten en bleef toen voldaan op haar liggen. Ze wilde niet dat hij van haar af schoof. Ze vond het heerlijk als hij zo op haar bleef liggen. Ze wilde rustig nagenieten van het Genot. Ze gingen weer zwemmen, maar toen ze ditmaal het water uit kwamen, pakte Ayla hun zachte drooghuiden uit haar tas. Ze floot de paarden en samen reden ze terug naar hun tent. Daar troffen ze Wolf aan, die onrustig om hun tent liep en tegen iets gromde, en de paarden leken ook zenuwachtig te worden.
'Daar is ziets,' zei Ayla. 'Iets wat Wolf niet aanstaat, en de paarden
worden er ook zenuwachtig van. Denk je dat het die wolven zouden kunnen zijn die we vannacht hebben gehoord?' 'Dat weet ik niet, maar waarom breken we na het eten de tent niet af? Dan gaan we een lange rit maken,' zei Jondalar. 'Misschien op een andere plek overnachten.'
'Dat is een goed idee,' zei Ayla. 'We kunnen bij de hut langsgaan, onze Verbinteniskleren daar achterlaten, de rest van onze reisspullen ophalen en de omgeving gaan verkennen. Als we terugkomen, kunnen we onze tent bij de poel neerzetten. Daar komt bijna nooit iemand. Laten we Wolf ook maar meenemen. Misschien heeft een roedel het idee dat hij zich in hun territorium bevindt, en wolven gaan een gevecht met andere wolven niet uit de weg om dat te verdedigen.'
Ze reden naar het kamp van de Negende Grot en toen ze vlak bij hun hut afstegen, werden ze door iedereen genegeerd alsof ze onzichtbaar waren. De mensen liepen met afgewende blik voorbij of keken langs hen heen. Ayla kreeg een beklemmend gevoel van herkenning; het deed haar denken aan de doodvloek van de Stam. Ze wist wat het was om door mensen die haar lief waren te worden gemeden, om zogenaamd niet te worden gezien, al stond ze voor hen met haar armen te zwaaien en te schreeuwen.
Toen zag ze dat Folara met een schuin oog naar hen keek terwijl ze haar best deed een glimlach te onderdrukken, en Ayla ontspande zich. Hier was geen sprake van kwaadwilligheid. Ze waren in hun proefperiode en mochten alleen maar met elkaar praten, maar ze zag dat verscheidene anderen hun richting uit keken en hun best deden niet te glimlachen. Het was duidelijk dat iedereen zich wel degelijk van hun aanwezigheid bewust was. Ze liepen de hut in op hetzelfde moment dat Marthona naar buiten kwam. Ze maakten ruimte voor elkaar zonder een woord te zeggen, maar de oudere vrouw keek hen recht in het gezicht en glimlachte. Ze beschouwde al die ontwijkingstrucjes als onzinnig en vond het genoeg om niet tegen hen te praten en hen niet aan te moedigen om tegen haar te praten. Ze legden hun Verbinteniskleren op de met gras opgevulde onderkussens van hun kale slaapplaats, pakten enige extra reisbenodigdheden in en liepen toen naar de plek waar Marthona en Willomar sliepen. Marthona had het leren buideltje met Aylas amulet op haar bed gelegd, en daarnaast ook wat eten dat ze voor hen had ingepakt. Ayla bedankte haar bijna hardop, maar ze kon zich nog net inhouden. Met een vluchtige glimlach maakte ze de handgebaren van de Stam voor 'Ik ben je dankbaar voor je vriendelijkheid, moeder van mijn levensgezel'.
Marthona begreep niets van de gebaren, maar ze vermoedde dat die waardering uitdrukten, en ze glimlachte de jonge vrouw toe die de gezellin van haar zoon was geworden. Het zou best nuttig kunnen zijn
om wat van die gebaren te leren, dacht ze. Het zou soms van pas kunnen komen om zonder woorden te kunnen communiceren, zodat anderen niet zouden weten wat je zei. Toen ze weer vertrokken waren, liep Marthona naar hun slaapplaats om de kleren te bekijken die ze de avond tevoren hadden gedragen.
Jondalar was in zijn witte tuniek een opvallende verschijning geweest, maar hij viel eigenlijk altijd al op; maar hoe prachtig de tuniek ook was, Ayla's verschijning was nog indrukwekkender geweest, precies zoals Marthona had gehoopt. Die had ervoor gezorgd dat een aantal mensen zich opnieuw wilden buigen over de status die ze haar wilden toekennen. Marthona had een paar mensen uitgenodigd voor een drinknap bosbessen wijn die ze onlangs was gaan schenken - de wijn had twee jaar lang in de zorgvuldig schoongemaakte en goed afgesloten maag van een eland opgeslagen gelegen in een donkere, droge hoek van haar onderkomen. Ze besloot om verspreid over de hut wat extra lampen neer te zetten om beter te kunnen zien in de schemerige ruimte. Ze boog zich voorover en spreidde de tuniek en beenkappen uit; ze legde ze zo neer dat een patroon van ingewikkeld kralenwerk dat wegviel in een plooi mooi uitkwam.