'Volgens Ayla omdat ze ervoor gekozen hebben om ons uit de weg te gaan,' zei Joharran, 'en doorgaans gaan wij hen ook uit de weg. Maar als we ze blijven beschouwen als beesten, al maken we dan misschien geen jacht op hen, en al het land opeisen als Zelandonisch territorium - jachtgronden, verzamelvelden, alles - wat zou er dan kunnen gebeuren als ze zich daar opeens tegen gaan verzetten? En wat moeten we doen als ze van gedachten veranderen en stukken land voor zichzelf gaan opeisen? Ik vind dat we ons daarop moeten voorbereiden, of op z'n minst de mogelijkheid onder ogen moeten zien en bespreken.' 'Volgens mij zie je het veel te somber in, Joharran. Platkoppen hebben nog nooit aanspraak gemaakt op territorium, dus waarom zouden ze dat nu opeens gaan doen?' zei de zelandoni van de Veertiende, die het denkbeeld volledig verwierp.

'Maar ze maken wel degelijk aanspraak op territorium,' zei Jondalar. 'Aan de andere kant van de gletsjer beschouwen de Losaduniërs het land ten noorden van de Moederrivier als platkopgebied. Zij blijven ten zuiden van de rivier, met uitzondering van een paar jonge schurken die onrust stoken, en ik vrees dat de Stam dat niet veel langer zal accepteren, vooral de jongeren niet.'

'Hoe kom je op die gedachte?' zei Joharran. 'Dit is voor het eerst dat je daar iets over zegt.'

'Kort na ons vertrek, toen Thonolan en ik de gletsjer waren overgestoken naar het hoogland in het oosten, zijn we op een groep platkoppen gestuit - mannen van de Stam - waarschijnlijk een groep jagers,' zei Jondalar, 'en toen is het tot een botsing gekomen.' 'Wat bedoel je met "botsing"?' vroeg Joharran. De anderen waren ook een en al oor.

'Een van de jongeren gooide een steen naar ons, vermoedelijk omdat we aan hun kant van de rivier waren, op hun territorium. Thonolan wierp een speer toen hij iemand zag bewegen in het bos waar ze zich schuilhielden. Opeens kwamen ze tussen de bomen vandaan en lieten ze zich zien. Zij waren verreweg in de meerderheid, al denk ik dat wij zelfs een tegen één het onderspit zouden delven. Ze mogen dan klein van stuk zijn, ze zijn bijzonder sterk. Ik had geen idee hoe we ons eruit moesten redden, maar hun leider heeft het probleem opgelost.' 'Hoe kon je zien dat ze een leider hadden? En zelfs als dat zo was, hoe weet je dat het niet gewoon een roedel was, zoals bij wolven?' vroeg een andere man. Jondalar dacht dat hij hem herkende, maar hij wist het niet zeker. Hij was tenslotte vijf jaar weggeweest. 'Nu weet ik dat zeker. Ik heb nadien anderen ontmoet, maar zelfs destijds was het al duidelijk. Hij beval de jongeling die de steen had ge

  gooid om Thonolans speer terug te brengen en de steen terug te halen, waarna ze weer tussen de bomen verdwenen,' zei Jondalar. 'Hij heeft alles hersteld zoals het was geweest voor het incident en dacht kennelijk dat de kwestie daarmee was afgedaan. Aangezien er geen gewonden waren gevallen, was dat eigenlijk ook zo.' 'Beval de jongeling? Platkoppen kunnen niet praten!' zei de man. 'Dat kunnen ze wel,' zei Jondalar. 'Alleen niet zoals wij. Zij praten met handgebaren. Ik heb een paar gebaren geleerd en ik heb met hen gecommuniceerd, maar Ayla kan het veel beter. Zij kent hun taal.' 'Ik vind dat moeilijk te geloven,' zei de zelandoni van de Veertiende. Jondalar glimlachte. 'Dat vond ik aanvankelijk ook,' zei hij. 'Vóór die confrontatie had ik er nog nooit een van dichtbij gezien. Jij wel?' 'Nee, en ik heb er ook totaal geen behoefte aan,' zei de vrouw. 'Ik heb begrepen dat ze nogal op beren lijken.'

'Ze lijken niet meer op beren dan wij. Ze lijken op mensen, een ander soort, maar beslist mensen. Die groep jagers was gewapend met speren en droeg kleren. Heb je zoiets ooit bij beren gezien?' vroeg Jondalar.

'Dan zijn het dus slimme beren,' zei ze.

'Je mag ze niet onderschatten. Het zijn geen beren of andersoortige dieren. Het zijn mensen, intelligente mensen,' zei Jondalar. 'Zei je dat je met ze gecommuniceerd hebt? Wanneer dan?' vroeg de man die Jondalar niet helemaal kon plaatsen.

'Tijdens ons verblijf bij de Sharamudiërs ben ik een keer in de problemen geraakt op de Grote Moederrivier. De Sharamudiërs wonen naast de rivier, niet ver van de plek waar die uitkomt in de Beran Zee. Vlak over de gletsjer is de Moederrivier amper een rivier te noemen, maar waar zij wonen is ze zo groot, en op sommige plekken zo breed, dat het bijna een meer lijkt. Hoe kalm en rustig de rivier soms ook lijkt, de stroming is bedrieglijk diep, snel en krachtig. Op die plek zijn er zoveel andere rivieren, groot en klein, met de Moederrivier samengevloeid, dat je, als je de stroom ziet vanaf het leefgebied van de Sharamudiërs, wel begrijpt waarom die de Grote Moederrivier wordt genoemd.' Jondalar ging helemaal op in het verhaal en iedereen luisterde gefascineerd toe.

'De Sharamudiërs maken voortreffelijke vaartuigen van reusachtige boomstammen, die worden uitgehold en bewerkt tot een boot met puntige uiteinden. Ik was aan het oefenen met een peddel in een kleine boomstamkano toen ik de controle over het bootje verloor.' De geringschattende grijns om Jondalars mond gaf blijk van zijn ergernis. 'Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik me een beetje aan het uit

  sloven was. In hun boten lag meestal een lijn met een haak met aas klaar waarvan het ene uiteinde aan de boot was bevestigd, en ik wilde hun laten zien dat ik een vis kon vangen. Het probleem is dat de vissen in een rivier van die grootte flinke jongens zijn, en dat geldt vooral voor steuren. Als de Riviermensen achter die grote exemplaren aan gaan, zeggen ze niet dat ze gaan vissen, maar dat ze op de steurenjacht gaan.'

'Ik heb eens een zalm gezien die bijna even groot was als een man,' riep iemand.

'Sommige steuren bij het eind van de Grote Moederrivier zijn groter dan de lengte van drie lange mannen,' zei Jondalar. 'Toen ik het visge- rei zag, heb ik een lijn uitgegooid, maar ik had geen geluk. Ik ving er een! Of liever gezegd: een grote steur ving mij. Omdat de lijn aan de boot vastzat, sleurde de vis toen hij wegzwom mij achter zich aan. Ik verloor de peddels en had geen controle meer over de boot. Ik pakte mijn mes om de lijn door te snijden, maar de boot raakte iets en het mes werd uit mijn hand geslagen. De vis was sterk en snel. Hij probeerde te duiken en trok me een paar keer bijna onder water. Het enige wat ik kon doen was me aan de boot vastklampen terwijl die steur me stroomopwaarts meetrok.'

'Wat heb je gedaan?' 'Hoe ver ben je meegesleurd?' 'Hoe heb je hem kunnen stoppen?' riep iedereen door elkaar.

'Het bleek dat de haak de vis had verwond en dat hij bloedde. Hij raakte uiteindelijk uitgeput, maar toen had hij me al een flink stuk stroomopwaarts achter zich aan gesleept. Toen hij de strijd staakte, waren we beland in een kleine, ondiepe tak van de rivier. Ik klom uit de boot en zwom naar de oever, blij dat ik weer vaste grond onder mijn voeten voelde...'

'Het is een goed verhaal, Jondalar, maar wat heeft het met platkoppen te maken?' zei de zelandoni van de Veertiende.

Hij glimlachte haar toe en gaf haar al zijn aandacht. 'Ik ben bijna aangekomen bij dat deel van het verhaal. Ik was aan land, drijfnat en bibberend van de kou. Ik had geen mes om hout te kappen, ik had niets om een vuur te kunnen maken, het meeste hout op de grond was nat en ik kreeg het steeds kouder. Opeens stond er een platkop voor me. Hij had een beginnend baardje, dus hij kon nog niet erg oud zijn geweest. Hij wenkte me om hem te volgen, maar ik begreep niet meteen wat hij bedoelde. Toen zag ik in de richting die hij insloeg rook op- kringelen en ik volgde hem naar een vuur,' zei Jondalar. 'Vond je het geen angstig idee om met hem mee te gaan? Je wist toch niet wat hij van plan was?' riep een andere stem. Jondalar zag dat er

  steeds meer mensen om hen heen kwamen staan. Ayla had het ook al opgemerkt.

'Inmiddels had ik het zo koud dat het me niets meer kon schelen. Het enige waaraan ik dacht was dat vuur. Ik hurkte erbij neer en toen voelde ik dat er een vacht over mijn schouders werd gelegd. Ik keek op en zag een vrouw. Toen ze mij zag kijken, dook ze weg achter een struik, en hoe ik ook mijn best deed, ik kon haar niet zien. Op grond van de glimp die ik van haar had opgevangen dacht ik dat ze ouder was, misschien de moeder van de jongeman.

Toen ik eindelijk was opgewarmd,' vervolgde Jondalar, 'bracht hij me terug naar de boot en de vis, die vlak bij de oever op zijn rug lag. Het was niet de grootste steur die ik ooit heb gezien, maar klein was hij niet - minstens de lengte van twee mannen. De jonge man van de Stam pakte een mes en sneed de vis doormidden, in de lengte. Hij maakte een paar gebaren, die ik op dat moment niet begreep, waarna hij de helft: van de vis in een huid wikkelde, hem over zijn schouder slingerde en ermee wegliep. Op dat moment kwamen Thonolan en een paar Riviermensen stroomopwaarts aanpeddelen. Ze hadden gezien hoe ik stroomopwaarts werd meegesleurd en waren me gaan zoeken. Toen ik hun vertelde over de jonge platkop wilden ze me niet geloven, evenmin als jij, Zelandoni van de Veertiende, maar toen zagen ze de halve vis. Die mannen hebben me nooit laten vergeten hoe ik uit vissen ben gegaan en een halve vis heb gevangen, maar er waren drie mannen voor nodig om die halve vis in de boot te trekken, terwijl die jonge platkop de andere helft in zijn eentje had opgepakt en ermee was weggelopen.'

'Een goed verhaal, Jondalar, maar iedereen weet dat vissers altijd sterke verhalen vertellen,' zei de zelandoni van de Veertiende. Jondalar keek haar recht aan, met de volle intensiteit van zijn helderblauwe ogen. 'Ik weet dat het ongeloofwaardig klinkt, maar ik kan je verzekeren dat het de waarheid is. Woord voor woord,' zei hij, in alle oprechtheid. Toen voegde hij er schouderophalend aan toe: 'Al kan ik me je twijfel voorstellen.

Bij die onderdompeling heb ik een zware kou opgelopen,' vervolgde hij, 'en terwijl ik lekker warm bij een vuur in bed lag, had ik tijd om over platkoppen na te denken. Die jongeman had mij waarschijnlijk het leven gered. Hij wist dat ik het koud had en warmte nodig had. Misschien was hij even bang voor mij als ik voor hem, maar hij gaf mij wat ik nodig had en nam daarvoor in ruil de helft van mijn vis. Bij mijn eerste confrontatie met platkoppen heb ik me erover verwonderd dat ze speren bij zich hadden en kleren droegen. Na mijn ont

moeting met die jongeman en zijn moeder wist ik dat ze vuur gebruikten en scherpe messen hadden - en ongelooflijk sterk waren — maar belangrijker nog: hij was intelligent. Hij begreep dat ik het koud had en hij heeft me geholpen, en hij vond dat hij daardoor recht had op een deel van mijn vangst. Ik zou hem de hele vis hebben gegeven, en ik denk dat hij die ook had kunnen wegdragen, maar hij nam niet de hele vis; hij deelde hem.'

'Zeer interessant,' zei de vrouw, en ze glimlachte naar Jondalar. De charme en uitstraling van de onbetwistbaar aantrekkelijke man begonnen effect te hebben op de oudere vrouw, en dit ontging de Ene Die Eerste Was niet. Ze zou het in gedachten houden voor de toekomst. Als ze Jondalar kon gebruiken om de relatie met de zelandoni van de Veertiende te verbeteren, zou ze niet aarzelen dat te doen. De vrouw was als een rietland met scherpe doornen geweest vanaf het moment dat zij was uitgekozen om Eerste te zijn. Ze had elke beslissing aangevochten en iedere gedragslijn die zij had geprobeerd door te voeren belemmerd.

'Ik zou je kunnen vertellen over de jongen van gemengde geesten die was geadopteerd door de gezellin van de Mamutische hoofdman van het Leeuwenkamp, want toen heb ik een aantal van hun gebaren geleerd,' vervolgde Jondalar, 'maar ik denk dat het zinniger is om iets te vertellen over de man en vrouw die we hebben ontmoet vlak voordat we de gletsjer zijn overgestoken, omdat zij dichterbij wonen...' 'Ik denk dat je beter kunt wachten met dat verhaal, Jondalar,' zei Marthona, die zich inmiddels ook bij hen had gevoegd. 'Meer mensen moeten dat horen, en deze bespreking is bedoeld om beslissingen te nemen over de Verbintenisceremonie - dat wil zeggen: als niemand daar bezwaar tegen heeft,' voegde ze er met een vriendelijke glimlach aan toe, haar blik gericht op de zelandoni van de Veertiende Grot. Ook zij had gezien welk effect haar knappe zoon op de oudere vrouw had, en Marthona wist maar al te goed welke problemen de Veertiende de Eerste had bezorgd. Marthona was zelf leidster geweest en het probleem was haar meer dan duidelijk.

'Tenzij jullie liever de hele discussie en alle bijzonderheden willen aanhoren,' zei Joharran tegen Jondalar en Ayla, 'is dit misschien een goed moment om een plekje te zoeken voor een demonstratie met jullie speerwerpers. Het lijkt me beter om dat te doen voor de eerste jacht.'

Ayla zou graag zijn gebleven. Ze wilde zo veel mogelijk leren over Jondalars - en nu ook haar — volk, maar hij wilde niets liever dan gevolg geven aan Joharrans verzoek. Hij wilde zijn nieuwe jachtwapen met

  alle Zelandoniërs delen. Ze verkenden het terrein van de Zomerbijeenkomst. Jondalar begroette vrienden en stelde Ayla aan hen voor. Ze trokken overal de aandacht vanwege Wolf, maar dat hadden ze wel verwacht. Ayla hoopte dat de opschudding die de dieren teweegbrachten snel zou afnemen. Hoe eerder iedereen aan ze gewend raakte, des te sneller zouden de dieren als vanzelfsprekend worden beschouwd.


Jean M Aeul - Vuurplaats in Steen
titlepage.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005_split_000.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0005_split_001.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0005_split_002.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0005_split_003.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0005_split_004.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0005_split_005.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0005_split_006.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0005_split_007.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0005_split_008.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0005_split_009.xhtml
Section0121.xhtml
Section0122.xhtml
Section0123.xhtml
Section0124.xhtml
Section0125.xhtml
Section0126.xhtml
Section0127.xhtml
Section0128.xhtml
Section0129.xhtml
Section0130.xhtml
Section0131.xhtml
Section0005_split_010.xhtml
Section0132.xhtml
Section0133.xhtml
Section0134.xhtml
Section0135.xhtml
Section0136.xhtml
Section0137.xhtml
Section0138.xhtml
Section0139.xhtml
Section0140.xhtml
Section0141.xhtml
Section0142.xhtml
Section0005_split_011.xhtml
Section0001.xhtml
Section0143.xhtml
Section0144.xhtml
Section0145.xhtml
Section0146.xhtml
Section0147.xhtml
Section0148.xhtml
Section0149.xhtml
Section0150.xhtml
Section0151.xhtml
Section0152.xhtml
Section0153.xhtml
Section0154.xhtml
Section0155.xhtml
Section0156.xhtml
Section0157.xhtml