Ayla's woorden herinnerden Marthona aan haar verdriet en alle drie gaven ze zich een poosje over aan hun eigen gevoelens, maar Marthona wilde meer weten, wilde alles begrijpen. 'Ik ben blij dat hij iemand heeft gevonden van wie hij kon houden,' zei ze. Jondalar nam het eerste pakje dat hij uit zijn reisbepakking had gehaald ter hand. 'Op de dag dat Thonolan en Jetamio met elkaar een verbintenis aangingen, vertelde hij me dat jij wist dat hij nooit zou terugkeren, maar ik moest hem beloven dat ik dat ooit wel zou doen. En hij zei me dat ik iets moois voor jou mee moest brengen, zoals Willomar altijd doet. Toen Ayla en ik op de terugweg de Sharamudiërs bezochten, gaf Roshario dit mee voor jou - Roshario was de vrouw die Jetamio heeft grootgebracht na de dood van haar moeder. Ze zei dat het Jetamio's dierbaarste bezit was,' zei Jondalar toen hij het pakje aan zijn moeder gaf.
Jondalar sneed het koordje door dat het in leer gewikkelde pakje bij elkaar hield. In eerste instantie dacht Marthona dat het geschenk bestond uit de zachte lap zeemleer, die prachtig was, maar toen ze die
openvouwde hield ze de adem in bij de aanblik van een schitterend halssnoer. Het was gemaakt van gemzentanden, de spierwitte hoektanden van jonge dieren, doorboord door de wortel, aflopend in grootte en symmetrisch gerangschikt. De tanden werden gescheiden door stukjes ruggengraat van kleine steur, en in het midden hing een glinsterende, regenboogkleurige, paarlemoeren hanger in de vorm van een bootje.
'Het symboliseert het volk waarbij Thonolan zich heeft aangesloten, de Sharamudiërs, beide helften. De gemzen van het land voor de Shamudiërs, de steur uit de rivier voor de Ramudiërs, en het schelpenbootje voor beide. Roshario wilde jou iets geven wat had toebehoord aan de vrouw die Thonolans hart had gestolen,' zei Jondalar. De tranen stroomden over Marthona's gezicht toen ze naar het prachtige geschenk keek; ze kon ze niet langer tegenhouden. 'Jondalar, waarom zou hij hebben gedacht dat ik wist dat hij niet terug zou komen?' vroeg ze.
'Hij zei dat je hem een "Goede Tocht" had toegewenst bij ons vertrek en niet "Tot weerziens" had gezegd,' zei hij.
Een nieuwe tranenvloed welde op en stroomde over haar gezicht. 'Hij had gelijk. Ik geloofde niet in zijn terugkeer. Ik wilde het voor mezelf niet toegeven, maar ik wist gewoon dat ik hem nooit terug zou zien. En toen ik hoorde dat jij met hem mee was gegaan, dacht ik dat ik twee zoons had verloren. Jondalar, ik had graag gezien dat Thonolan mee naar huis was gekomen, maar ik ben dolblij dat ik jou tenminste terug heb,' zei ze, terwijl ze haar armen naar hem uitstak. Ayla kon haar tranen niet bedwingen terwijl ze toekeek hoe Jondalar en zijn moeder elkaar in de armen sloten. Ze begon nu te begrijpen waarom Jondalar niet bij de Sharamudiërs had willen blijven toen Tholie en Markeno hun dat hadden gevraagd. Ze wist hoe het voelde om een zoon te verliezen. Ze besefte dat zij haar zoon nooit zou weerzien, maar ze zou zich daar gemakkelijker bij neer kunnen leggen als ze wist hoe hij het maakte, wat er met hem was gebeurd en wat voor leven hij leidde.
De voorhang voor de ingang werd weer opzijgeschoven. 'Drie keer raden wie er terug is,' riep Folara terwijl ze naar binnen stormde, op de voet gevolgd, iets rustiger, door Willomar.
Marthona haastte zich om de man te begroeten die net was teruggekeerd en ze omhelsden elkaar hartelijk. 'Kijk eens aan! Ik zie dat die lange zoon van je terug is, Marthona! Ik had nooit gedacht dat hij ooit reiziger zou worden. Ik heb zoveel gehoord over wat hij mee terug heeft gebracht dat hij volgens mij beter handelaar dan steenklopper had kunnen worden,' zei Willomar, terwijl hij de banden van zijn rugbepakking van zijn schouders liet glijden. Toen drukte hij Jondalar stevig tegen zich aan. 'Je bent er niet kleiner op geworden, zie ik,' zei de oudere man, met een brede grijns opkijkend naar de een meter vijfennegentig lange blonde man.
Jondalar beantwoordde zijn grijns. Zo had de man hem altijd begroet: met grapjes over zijn lengte. Willomar, die zelf niet bepaald klein genoemd kon worden met zijn lengte van ruim een meter tachtig, was evenzeer de man van zijn vuurplaats als Dalanar, maar Jondalar was even groot als de man met wie Marthona verbonden was geweest toen hij geboren werd, voordat ze hun band hadden verbroken. 'Waar is je andere zoon, Marthona?' vroeg Willomar, nog steeds grijnzend. Toen zag hij de sporen van tranen op haar gezicht en drong het tot hem door hoe verdrietig ze was. Toen hij haar pijn in Jondalar weerspiegeld zag, verdween de grijns van zijn gezicht. 'Thonolan reist nu door de wereld na deze wereld,' zei Jondalar. 'Ik vertelde moeder net...' Hij zag hoe de man wit wegtrok en wankelde alsof hij een zware klap had geïncasseerd.
'Maar... Maar hij kan niet in de wereld na deze wereld zijn,' zei Willomar geschokt en verbijsterd. 'Hij is te jong. Hij heeft nog niet eens een vrouw gevonden met wie hij een vuurplaats wilde stichten.' Zijn stem werd bij elke constatering hoger. 'Hij... Hij is nog niet thuisgekomen...' De laatste tegenwerping was bijna een jammerklacht. Willomar was altijd dol geweest op alle kinderen van Marthona, maar toen zij hun verbintenis aangingen, had Joharran, het kind dat zij ter wereld had gebracht bij Joconans vuurplaats, bijna de leeftijd bereikt dat hij klaar was voor zijn donii-vrouw, bijna een man, en ze waren
eerder vrienden geweest dan dat ze als vader en zoon met elkaar waren omgegaan. En hoewel hij al snel Jondalar, destijds een dreumes die nog aan de borst lag, in zijn hart had gesloten, waren Thonolan en Folara de kinderen van zijn vuurplaats. Hij was ervan overtuigd dat Thonolan ook de zoon van zijn geest was, omdat de jongen in zoveel opzichten op hem leek, maar vooral omdat hij dol was op reizen en altijd nieuwe plaatsen en dingen wilde ontdekken. Hij wist dat Marthona in haar hart had gevreesd hem nooit weer te zullen zien, of Jondalar, wat dat betreft, toen ze had gehoord dat hij met zijn broer was meegegaan. Maar Willomar had dat beschouwd als niets meer dan de ongerustheid van een moeder. Willomar had verwacht dat Thonolan zou terugkeren, zoals hij zelf ook altijd deed.
De man leek erg van streek. Marthona schonk een drinknap van de rode vloeistof voor hem in terwijl Jondalar en Folara hem verzochten om op de kussens bij de lage tafel plaats te nemen. 'Neem een slokje wijn,' zei Marthona terwijl ze naast hem ging zitten. Hij was als verdoofd, niet in staat de tragische waarheid te bevatten. Hij pakte de drinknap en dronk die helemaal leeg, zonder dat hij scheen te beseffen wat hij deed, en bleef toen naar de lege drinknap zitten staren.
Ayla had graag iets voor hem willen doen. Ze overwoog haar medicijnenbuidel te pakken om een kalmerend drankje voor hem te maken. Maar hij kende haar niet en ze wist dat hij de beste zorg kreeg die er voor een moment als dit maar bestond: aandacht en medeleven van mensen die van hem hielden. Ze probeerde zich voor te stellen hoe zij zich zou voelen als ze onverhoeds zou horen dat Dure dood was. Het was al erg genoeg om te weten dat ze hem nooit meer zou zien, maar ze kon er tenminste nog over dromen dat hij opgroeide in de liefdevolle zorg van Oeba.
'Thonolan heeft wel een vrouw gevonden om van te houden,' zei Marthona in een poging hem te troosten. De aanblik van het hartzeer en de verslagenheid van haar man had haar eigen verdriet even naar de achtergrond doen verdwijnen. 'Jondalar heeft me iets gebracht wat van haar is geweest.' Ze pakte het halssnoer op om het hem te laten zien. Hij zat wezenloos voor zich uit te staren, zich niet bewust van zijn omgeving. Toen deed hij met een huivering zijn ogen dicht. Even later draaide hij zich om en keek hij Marthona aan, alsof het opeens tot hem doordrong dat ze iets tegen hem had gezegd, al kon hij zich niet herinneren wat. 'Dit is van Thonolans gezellin geweest,' zei ze terwijl ze hem het halssnoer toestak. 'Jondalar heeft me uitgelegd dat het haar volk symboliseert. Ze woonden vlak bij een grote rivier... de Grote Moederrivier.'
'Zo ver is hij dus gekomen,' zei Willomar, zijn stem hol van smart. 'Nog verder zelfs,' zei Jondalar. 'We hebben het eind van de Grote Moederrivier bereikt, zijn helemaal naar de Beran Zee geweest en nog verder. Thonolan wilde daarvandaan naar het noorden gaan om met de Mamutiërs op mammoetjacht te gaan.' Willomar keek met een gekwelde, verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht naar hem op, alsof hij niet helemaal kon bevatten wat er werd gezegd. 'En ik heb ook iets van hem mee teruggebracht,' zei Jondalar, die probeerde iets te bedenken om hem te helpen. Hij pakte het andere pakje van de tafel. 'Markeno heeft me dit gegeven. Met Markeno was hij een kruisver- bintenis aangegaan. Hij was een lid van zijn Ramudische familie.' Jondalar opende het in leer gewikkelde pakje en toonde Willomar en Marthona een voorwerp gemaakt van het gewei van een edelhert waarvan de takken boven de eerste vertakking waren weggehaald. In de brede ruimte vlak onder de eerste vertakking was een gat gemaakt van zo'n vier centimeter in doorsnee. Het was het werktuig waarmee Thonolan speerschachten had rechtgebogen.
Thonolan had zich hierin bekwaamd en had alles geweten over het onder spanning zetten van hout, meestal door gebruik te maken van hete stenen of stoom. Het werktuig werd gebruikt om een betere greep en hefboomwerking te bewerkstelligen bij het uitoefenen van druk om bochten of knikken in de schachten recht te buigen, zodat de speren bij het werpen niet afweken, maar een rechte lijn volgden. Dit was vooral handig bij het uiteinde van een lange tak waarbij het niet mogelijk was de tak met de hand vast te houden. Door het uiteinde door het gat te schuiven ontstond er extra hefboomwerking en werd het mogelijk om toch de uiteinden recht te buigen. Hoewel het een 'rechtmaker' werd genoemd, kon het werktuig ook worden gebruikt om hout om te buigen bij het maken van sneeuwschoenen of een tang of een ander voorwerp waarbij gebogen hout nodig was. Dit waren verschillende aspecten van hetzelfde ambacht. In de stevige, dertig centimeter lange handgreep van het werktuig waren symbolen gegraveerd, evenals dieren en planten van het voorjaar. De graveersels konden van alles voorstellen, afhankelijk van de context. Graveersels en schilderingen waren altijd veel complexer dan ze op het eerste gezicht leken te zijn. De afbeeldingen waren altijd een eerbetoon aan de Grote Aardmoeder, en in één opzicht waren ze gemaakt in de hoop dat Zij zou bewerkstelligen dat de geesten van de afgebeelde dieren zouden worden aangetrokken door de speren die met dit werktuig waren gemaakt. Er was ook sprake van een seizoenselement dat deel uitmaakte van een esoterisch, mystiek aspect. De
schitterend uitgevoerde afbeeldingen waren niet zomaar afbeeldingen; Jondalar wist dat zijn broer bijzonder op de graveersels gesteld was geweest vanwege hun schoonheid.
Willomar leek het doorboorde geweiwerktuig opeens echt te zien en hij stak zijn hand ernaar uit. 'Dit is van Thonolan geweest,' zei hij. 'Ja,' zei Marthona. 'Weet je nog hoe Thonolan met dit werktuig het hout heeft gebogen om het onderstel voor deze tafel te maken?' Ze legde haar hand op het lage platform van steen dat voor haar stond. 'Thonolan was een kundig ambachtsman,' zei Willomar met een vreemde, afwezige toon in zijn stem.
'Ja, dat was hij zeker,' zei Jondalar. 'Ik denk dat dit een van de redenen was waarom hij zich zo op zijn gemak voelde bij de Sharamudiërs; die konden dingen doen met hout die hij nooit voor mogelijk had gehouden. Ze bogen hout om boten te maken. Ze konden een boomstamkano breder of groter maken door huidgangen — lange planken — aan de zijkant toe te voegen, en ze zo te buigen dat ze de vorm van de boomstamkano volgden, om ze vervolgens daaraan te bevestigen. De Ramudiërs waren bovendien meesters in het navigeren, maar de Shamudiërs en de Ramudiërs werkten samen bij het bouwen van de boten.