Ik heb overwogen om bij hen te blijven. Het waren geweldige mensen en ze hadden graag gezien dat ik was gebleven. Dat Ayla en ik samen waren gebleven. Als ik dat had gedaan, zou ik denkelijk voor de Ramudiërs hebben gekozen. Er was daar ook een jongen die graag het vuursteenkloppersvak had willen leren.'
Jondalar besefte dat hij zat te ratelen als een kip zonder kop, maar hij wist niet wat hij moest zeggen of doen en probeerde de stilte op te vullen. Hij had Willomar nog nooit zo van streek gezien. Er werd geklopt bij de ingang, en zonder op een uitnodiging te wachten duwde Zelandoni de voorhang opzij en stapte naar binnen, op de voet gevolgd door Folara. Ayla besefte dat de jonge vrouw was weggeglipt om de vrouw te halen. Ze knikte goedkeurend bij zichzelf; daar had Folara goed aan gedaan. Jondalars zuster was een wijze jonge vrouw.
Folara was ervan geschrokken dat Willomar zo van streek was geraakt. Ze had geen idee wat ze anders had kunnen doen dan hulp halen. En Zelandoni was de doniër: de schenker van Doni's Gaven, degene die als tussenpersoon optrad voor de Grote Aardmoeder en Haar kinderen, de verstrekker van hulp en medicamenten, degene die werd geraadpleegd als iemand hulp nodig had.
Folara had de machtige vrouw de kern van het probleem uit de doe
ken gedaan. Zelandoni keek om zich heen en nam snel de situatie in zich op. Ze draaide zich om en sprak zachtjes tegen de jonge vrouw, die onmiddellijk naar de kookruimte liep en tegen de kooltjes in de vuurplaats begon te blazen om het vuur tot leven te wekken. Maar het vuur was dood. Marthona had de gloeiende kolen uitgespreid om het vlees gelijkmatig te doen garen en was er niet aan toegekomen om het vuur weer aan te wakkeren en op te porren teneinde het brandend te houden.
Dit was tenminste iets waarbij Ayla kon helpen. Ze verliet het tafereel van droefenis en liep snel naar haar bagage, die nog bij de ingang lag. Ze wist precies waar haar tondeldoos lag en toen ze die eruit griste en snel naar de kookruimte liep, dacht ze aan Barzec, de Mamutiër die de tondeldoos voor haar had gemaakt toen ze elke vuurplaats van het Leeuwenkamp een vuurmaaksteen had gegeven. 'Laat mij je helpen met het vuur,' zei ze.
Folara glimlachte. Ze wist best hoe ze vuur moest maken, maar het
was zo verontrustend om de man van haar vuurplaats zo aangedaan te
zien dat ze blij was met gezelschap. Willomar was anders altijd zo
sterk, zo onverstoorbaar, zo beheerst.
'Als jij wat vuurmakers pakt, zal ik ze aansteken,' zei Ayla.
'De aanmaakstokjes liggen hier,' zei Folara, die zich omdraaide naar
de plank achter haar.
'Laat maar. Die heb ik niet nodig,' zei Ayla terwijl ze haar tondeldoos openmaakte. De doos was verdeeld in een aantal vakjes, waarin kleine buideltjes lagen. Ze opende een van de buideltjes en strooide wat verkruimelde gedroogde paardenmest op de vuurplaats. Uit een ander buideltje haalde ze wat pluizige wilgenroosvezels, die ze boven op de mest legde, en uit een derde buideltje strooide ze wat geschaafde houtsplinters naast het eerste hoopje.
Folara keek toe. Tijdens de lange Tocht had Ayla kennelijk geleerd om de spullen om vuur te maken bij de hand te houden, maar de jongere vrouw stond voor een raadsel toen Ayla vervolgens een paar stenen pakte. De vrouw die haar broer naar huis had meegebracht boog zich over het tondel, sloeg de twee stenen tegen elkaar en blies tegen het tondel, dat onmiddellijk vlamvatte. Het leek wel toverij! 'Hoe deed je dat?' vroeg Folara, stomverbaasd.
'Dat zal ik je later weieens laten zien,' zei Ayla. 'Nu moeten we dit vuur aan de gang houden om water te koken voor Zelandoni.' Folara werd opeens overvallen door een gevoel van angst. 'Hoe wist je wat ik wilde doen?'
Ayla keek haar vluchtig aan, keek toen nog eens. Het was Folara aan
te zien hoe ontsteld ze was. Met de terugkeer na een lange afwezigheid van een broer, die werd vergezeld van tamme dieren en een vreemde vrouw, gevolgd door het nieuws van de dood van de andere broer en Willomars onverwachte en verontrustende reactie daarop, was het al met al een dag vol spanning, opwinding en onrust geweest. Nu de vreemdelinge bovendien met toverij vuur leek te kunnen maken, en dan ook nog iets bleek te weten zonder dat iemand haar dat had verteld, moest Folara zich wel gaan afvragen of alle gissingen en praatjes over de eventuele bovennatuurlijke krachten van Jondalars vrouw misschien op waarheid berustten. Ayla kon zien dat ze erg van streek was en kon wel raden waarom.
'Ik heb kennisgemaakt met Zelandoni. Ik weet dat ze jullie genezeres is. Daarom ben je haar gaan halen, nietwaar?' vroeg Ayla. 'Ja, zij is de doniër,' zei de jonge vrouw.
'Genezers beginnen meestal met thee of een ander drankje om iemand die van streek is te kalmeren. Ik veronderstelde dat ze jou heeft gevraagd om water te koken om een drankje te maken,' legde Ayla zorgvuldig uit.
Folara ontspande zichtbaar; de verklaring klonk heel logisch.
'En ik beloof je dat ik je zal laten zien hoe je op die manier vuur kunt
maken. Iedereen kan het... met de juiste stenen.'
'Iedereen?'
'Ja, jij ook,' zei Ayla, glimlachend.
De jonge vrouw beantwoordde haar glimlach. Ze was ontzettend nieuwsgierig naar de vrouw en wilde haar een heleboel vragen, maar ze had niet onbeleefd willen zijn. Nu had ze nog veel meer vragen, maar de vreemde vrouw kwam haar in het geheel niet ongenaakbaar voor. Ze leek zelfs echt aardig. 'Vertel je me dan ook over de paarden?'
Ayla glimlachte blij verrast. Ze besefte opeens dat Folara, die rijzige, mooie jonge vrouw, weieens jonger zou kunnen zijn dan ze op het eerste gezicht leek. Ze zou Jondalar moeten vragen hoeveel jaren Folara telde, maar Ayla vermoedde dat ze nog erg jong was, waarschijnlijk van dezelfde leeftijd als Latie, de dochter van Nezzie, de gezellin van de hoofdman van het Leeuwenkamp.
'Natuurlijk. Ik zal je zelfs meenemen om kennis met ze te maken,' zei ze, met een vluchtige blik naar de lage tafel waar iedereen omheen zat. 'Misschien morgen, als alles weer wat rustiger is. Je kunt wanneer je maar wilt naar beneden gaan om ze te bekijken, maar kom niet te dichtbij zolang de paarden je nog niet kennen.' 'Daar zal ik aan denken,' zei Folara.
Ayla moest denken aan Laties fascinatie voor de paarden en glimlachend vroeg ze: 'Lijkt het je leuk om een ritje te maken op Whinneys rug?'
'O ja! Mag dat?' vroeg Folara ademloos met ogen als schoteltjes. Op dat moment deed Folara haar denken aan de jonge Mamutische, die zo'n passie voor de paarden had ontwikkeld dat Ayla zich had afgevraagd of ze misschien zou proberen om voor zichzelf een veulentje te bemachtigen.
Ayla wijdde haar aandacht weer aan het vuur terwijl Folara de waterzak pakte - de waterdichte maag van een groot dier. 'Ik moet eerst water halen. De zak is bijna leeg,' zei de jonge vrouw. De kooltjes gloeiden, maar waren nog niet opgevlamd. Ayla blies nog eens, voegde er wat houtschaafsel aan toe, daarna de aanmaakstokjes die Folara haar had gegeven, en ten slotte een paar grotere stukken hout. Ze zag de kookstenen en legde er een paar in het vuur om ze te verhitten. Folara kwam terug met de opbollende waterzak, die nu behoorlijk zwaar was, zag Ayla, toen de jonge vrouw de zak optilde om een diepe houten kom met water te vullen. Dit was de kom die Marthona meestal gebruikte om thee te zetten. Ze gaf Ayla de houten tang met de enigszins zwartgebrande uiteinden. Toen ze dacht dat de stenen heet genoeg waren, pakte Ayla er een op met de tang. De steen siste en er steeg een stoomwolk op toen ze hem in het water liet vallen. Ze deed hetzelfde met een tweede steen, waarna ze de eerste weer uit het water viste en die verving door een derde. Folara ging naar Zelandoni om haar te zeggen dat het water bijna klaar was. Ayla kon uit de manier waarop het hoofd van de oude vrouw met een ruk omhoogkwam om haar aan te kijken opmaken dat ze haar ook iets anders had verteld. Ayla keek toe hoe de vrouw zich overeind hees uit de lage kussens en dacht aan Creb, de Mog-ur van de Stam, met zijn manke been, waardoor het hem veel moeite kostte om overeind te komen uit een lage zitplaats. Zijn favoriete zitplaats was een kromme oude boom met een lage tak op precies de goede zithoogte, waarvan hij makkelijk kon opstaan. De vrouw kwam naar de kookruimte. 'Ik begrijp dat het water heet is.' Ayla knikte naar de stomende kom. 'En heb ik goed begrepen dat je Folara hebt beloofd haar te laten zien hoe je vuur kunt maken met stenen? Wat is dat voor een kunst?'
'Ja. Ik heb stenen om vuur te maken. Jondalar heeft er ook een paar. De kunst is om die te leren gebruiken, en dat is niet moeilijk. Ik laat het je graag zien. Dat waren we toch al van plan.' Zelandoni keek over haar schouder naar Willomar. Ayla wist dat ze in tweestrijd stond.
'Niet nu,' zei de vrouw zachtjes en met haar hoofd schuddend. Uit een buideltje aan een riem om haar omvangrijke middel haalde ze wat gedroogde kruiden, die ze afmat in haar handpalm en vervolgens in het stomende water liet vallen. 'Ik wilde dat ik duizendblad had meegebracht,' mompelde ze in zichzelf. 'Daar kan ik je wel aan helpen, als je dat wilt,' zei Ayla. 'Wat zeg je?' zei Zelandoni. Ze was zo geconcentreerd bezig dat ze niet echt had opgelet.
'Ik zei dat ik duizendblad heb, als je dat nodig hebt. Je zei dat je wilde dat je dat had meegebracht.'
'Heb ik dat gezegd? Ik heb het wel gedacht, maar waarom heb jij duizendblad bij je?'