Jondalar was blij te zien dat hij werd afgeleid. Hij kende hem niet, maar had gehoord dat hij Charezal heette. Hij was een nieuw lid van de Negende Grot, afkomstig van een verre groep Zelandoniërs, en nog tamelijk jong. Waarschijnlijk had hij nog niet eens zijn eerste donii-vrouw gehad toen ik vertrok, dacht Jondalar, maar hij had als een muskiet om Ayla heen gefladderd.
'Ja. Ik vond dat ik ook maar een bijdrage moest leveren aan het welkomstfeest voor deze jonge vrouw,' zei Laramar met een glimlach voor Ayla.
Zijn glimlach had iets huichelachtigs, en dat prikkelde haar Stamge- voelens. Ze lette wat nauwkeuriger op zijn lichaamstaal en besloot dat dit een man was die niet te vertrouwen was.
'Een bijdrage?' vroeg een van de vrouwen met een zweem van sarcasme. Ayla dacht dat het Salova was, de gezellin was Rushemar, een van de twee mannen die ze beschouwde als Joharrans rechterhanden, zoals Grod van Brun was geweest bij de Stam. Leiders hadden iemand nodig op wie ze konden rekenen, had ze voor zichzelf uitgemaakt.
'Ik kan toch niet achterblijven bij de rest?' zei Laramar. 'Het gebeurt niet vaak dat een Grot iemand van zo ver weg kan verwelkomen.' Toen hij de zware zak van zijn schouder tilde en zich omdraaide om hem neer te zetten op een stenen tafel, hoorde Ayla de vrouw binnensmonds mompelen: 'En nog minder vaak dat Laramar ook maar iets bijdraagt. Ik vraag me af waar hij op uit is.' Ayla begreep dat zij niet de enige was die de man wantrouwde. Anderen vertrouwden hem evenmin. De man had haar nieuwsgierigheid gewekt. Mensen met drinknappen in de hand verdrongen zich om hem heen, maar hij wendde zich doelbewust tot Ayla en Jondalar. 'Ik vind dat de weergekeerde reiziger en de vrouw die hij heeft meegebracht de eerste slok toekomt,' zei Laramar.
'Zo'n groot eerbetoon kunnen ze natuurlijk moeilijk afslaan,' mompelde Salova.
Ayla verstond de smalende opmerking amper en ze vroeg zich af of iemand anders die had gehoord. Maar de vrouw had gelijk. Ze konden niet weigeren. Ayla keek naar Jondalar, die nadrukkelijk het water uit zijn drinknap liet lopen en de man toeknikte. Ze leegde haar drinknap en liep samen met Jondalar naar Laramar.
'Dank je,' zei Jondalar glimlachend. Ayla vond zijn glimlach even onoprecht als die van Laramar. 'Bijzonder attent van je. Iedereen weet
dat jouw barma de beste is, Laramar. Heb je al kennisgemaakt met Ayla?'
'Tegelijk met alle anderen,' zei hij. 'Maar persoonlijk ben ik nog niet aan haar voorgesteld.'
'Ayla van de Mamutiërs, dit is Laramar van de Negende Grot van de Zelandoniërs. En het is een feit dat niemand betere barma maakt dan hij,' zei Jondalar.
Ayla vond het nogal beknopt voor een formele introductie, maar de man glimlachte om de prijzende woorden. Ze gaf Jondalar haar drinknap om beide handen vrij te hebben en stak die uit naar de man. 'In de naam van de Grote Aardmoeder groet ik je, Laramar van de Negende Grot van de Zelandoniërs,' zei ze.
'En ik verwelkom jou,' zei hij, terwijl hij haar handen pakte en die maar heel kort vasthield, bijna alsof hij zich daar ongemakkelijk bij voelde. 'In plaats van een formeel welkom heb ik hier iets beters voor je.' Laramar begon de zak open te maken. Eerst wikkelde hij een waterdicht stukje schoongemaakte darm van een schenktuit los die was gemaakt van een enkele ruggenwervel van de wervelkolom van een os. De buitenste laag van het buisvormige bot was weggeschraapt en om de buitenkant was een groef uitgesneden. Toen was het in een natuurlijke opening van de maag geplaatst en vastgezet met een sterk koordje om de huid rondom het bot, dat strak werd aangetrokken en in de groef viel, waardoor het bot op zijn plaats bleef en er een waterdichte verbinding was ontstaan. Laramar trok de stop eruit, een dun reepje leer waarin aan het ene uiteinde een paar knopen over elkaar waren gelegd tot de knoop in zijn geheel groot genoeg was om het gat te dichten. De stroom vloeistof uit de buigzame zak was veel makkelijker te doseren door hem via de natuurlijke opening en het vaste stukje ruggenwervel te leiden.
Ayla had haar drinknap van Jondalar teruggekregen en hield die op. Laramar schonk hem voor ruim de helft vol. Toen schonk hij wat van de vloeistof in Jondalars drinknap. Ayla nam een kleine slok. 'Dit is lekker,' zei ze glimlachend. 'Toen ik bij de Mamutiërs woonde maakte Talut, de hoofdman, een vergelijkbaar drankje uit berkensap en granen en andere ingrediënten, maar ik moet toegeven dat dit lekkerder is.'
Laramar keek om zich heen met een grijns van voldoening op zijn gezicht.
'Waar is dit van gemaakt?' vroeg Ayla, die probeerde de smaak thuis te brengen.
'Ik maak het niet altijd op dezelfde manier. Dat hangt af van wat er
voorhanden is. Soms gebruik ik berkensap en granen,' zei Laramar ontwijkend. 'Kun je raden wat hierin zit?'
Ze proefde nog eens. Het was moeilijker om na het gistingsproces te raden welke ingrediënten er in een drankje zaten. 'Ik denk granen, misschien berkensap of sap uit een andere boom, en misschien vruchten, maar ook nog iets anders, iets zoets. Maar de verhoudingen zijn me een raadsel,' zei Ayla.
'Je hebt een goed ontwikkelde smaak,' zei hij, duidelijk onder de indruk. 'Hierin zitten inderdaad vruchten, appels die tijdens een vorstperiode aan de boom waren blijven hangen, waardoor ze iets zoeter worden, maar de zoete smaak die jij proeft is honing.' 'Natuurlijk! Nu je het zegt, proef ik inderdaad honing,' zei Ayla. 'Ik kan er niet altijd de hand op leggen, maar met honing wordt de barma beter en sterker,' zei Laramar, en ditmaal was zijn glimlach oprecht. Het gebeurde niet vaak dat hij iemand ontmoette met wie hij over het maken van zijn brouwsel kon praten.
De meeste mensen hadden een ambacht, iets waarin ze genoeg vaardigheid ontwikkelden om erin uit te blinken. Laramar wist dat hij uitblonk in het maken van barma. Hij beschouwde dit als zijn ambacht, het enige waarin hij goed was, maar hij vond dat slechts weinigen hem het respect betoonden dat hij naar zijn idee verdiende. Veel eetbare dingen ondergingen een natuurlijk gistingsproces, sommige aan de rank of boom waaraan ze groeiden. Zelfs dieren die ze aten kwamen soms onder de invloed ervan. En veel mensen maakten bij gelegenheid gegiste drankjes, maar die waren niet houdbaar en vielen vaak zuur uit. Van Marthona werd vaak gezegd dat ze een voortreffelijke wijn maakte, maar dat werd door de meeste mensen niet als iets bijzonders beschouwd, en bovendien was dat niet het enige waarin zij goed was.
Van Laramar kon gezegd worden dat zijn brouwsels alcoholisch werden en niet azijnachtig, en dat ze altijd goed smaakten. Hij wist dat het een kunst was die enorm werd onderschat en dat er vaardigheid en kennis bij kwamen kijken om het goed te doen, maar de meeste mensen waren alleen maar geïnteresseerd in het eindproduct. Het deed hem ook geen goed dat iedereen wist dat hij er zelf nogal veel van dronk en dat hij 's morgens vaak te 'ziek' was om op jacht te gaan of deel te nemen aan andere gemeenschappelijke, soms minder plezierige, maar meestal noodzakelijke activiteiten ten bate van de Grot. Vlak nadat hij de barma had ingeschonken voor de eregasten, dook er een vrouw naast Laramar op. Een dreumes had zich aan haar been vastgeklampt, een feit dat ze leek te negeren. Ze had een drinknap in
de hand, die ze voor Laramar omhoogstak. Heel even was er ergernis van zijn gezicht af te lezen, maar hij trok het in de plooi en schonk haar wat barma in.
'Zou je haar niet eens voorstellen aan je gezellin?' zei ze tegen Laramar, met haar blik op Ayla.
'Ayla, dit is mijn gezellin, Tremeda, en het kind dat aan haar been hangt is haar jongste zoon,' zei Laramar, uiterst beknopt en onwillig gevolg gevend aan het verzoek, vond Ayla. 'Tremeda, dit is Ayla van de... Mamutiërs.'
'In de naam van de Moeder, groet ik jou, Tremeda van...' begon Ayla, terwijl ze haar drinknap neerzette zodat ze beide handen vrij had voor de formele begroeting.
'Ik heet je welkom, Ayla,' zei Tremeda, waarna ze een slok nam en geen moeite deed om haar handen vrij te maken voor de begroeting. Er waren inmiddels nog twee kinderen bij haar komen staan. De kleding van alle drie de kinderen was zo haveloos en smerig dat het moeilijk was de kleine verschillen te zien die Zelandonische meisjes en jongetjes van elkaar onderscheidden, en Tremeda zelf zag er niet veel beter uit. Haar haar was niet gekamd, haar kleren waren vies en zaten onder de vlekken. Ayla vermoedde dat Tremeda zich zwaar te buiten ging aan het brouwsel van haar levensgezel. De oudste van de kinderen, een jongen, dacht Ayla, keek haar aan met een onvriendelijke uitdrukking op zijn gezicht.
'Waarom praat ze zo gek?' zei hij, opkijkend naar zijn moeder. 'En waarom draagt ze jongensondergoed?'
'Dat weet ik niet. Waarom vraag je het haar zelf niet?' zei Tremeda, die de laatste slok in haar drinknap achteroversloeg. Ayla wierp een vluchtige blik op Laramar en zag dat hij kookte van woede. Hij stond op het punt de jongen een klap te geven. Voordat hij daartoe de kans kreeg, zei Ayla tegen de knaap: 'Ik praat op een andere manier omdat ik van heel ver weg kom en ben opgegroeid bij mensen die anders praten dan de Zelandoniërs. Jondalar heeft me jullie taal geleerd toen ik al volwassen was. En deze kleren heb ik eerder op de dag als geschenk gekregen.'
De jongen leek verbaasd te zijn dat ze hem antwoord had gegeven, maar aarzelde niet nog een vraag te stellen. 'Waarom zou iemand je jongenskleren geven?' vroeg de jongen.
'Dat weet ik niet,' zei ze. 'Misschien was het als grap bedoeld, maar ik vind ze wel leuk. Ze zitten erg gemakkelijk. Vind je ook niet?' 'Dat zal best. Ik heb nog nooit zulk mooi ondergoed gehad,' zei de jongen.
'Dan kunnen we misschien een stel voor je maken. Dat doe ik graag,
als jij me wilt helpen,' zei Ayla.
Zijn ogen begonnen te schitteren. 'Meen je dat?'
'Ja, dat meen ik. Hoe heet je eigenlijk?'
'Ik ben Bologan,' zei hij.
Ayla strekte haar handen naar hem uit. Bologan keek haar stomverbaasd aan. Hij was niet bedacht geweest op een formele begroeting en wist niet precies wat hij moest doen. Hij geloofde niet dat hij een formele benaming had. Hij had zijn moeder en de man van zijn vuurplaats nooit iemand horen begroeten met een opsomming van hun namen en relaties. Ayla nam zijn smoezelige handen in de hare. 'Ik ben Ayla van de Mamutiërs, Lid van het Leeuwenkamp,' begon ze, waarna ze haar volledige ris namen en relaties opsomde. Toen hij niet reageerde, vervolgde ze: 'In de naam van Mut, de Grote Aardmoeder, ook bekend als Doni, groet ik jou, Bologan van de Negende Grot van de Zelandoniërs, Zoon van Tremeda, Gezegend door Doni, Gezellin van Laramar, Brouwer van de Meest Verrukkelijke Barma.' Door de manier waarop ze het zei, klonk het alsof hij echt namen en relaties had om trots op te zijn, net als iedereen. Hij keek op naar zijn moeder en haar levensgezel. Laramar was niet meer kwaad. Ze glimlachten allebei en leken in hun schik te zijn met de manier waarop ze hen had genoemd.
Ayla zag dat Marthona en Salova zich bij hen hadden gevoegd. 'Ik zou graag een beetje van die meest verrukkelijke barma proeven,' zei Salova. Laramar leek maar al te graag bereid om aan haar verzoek te voldoen.
'En ik ook,' zei Charezal, die er als de kippen bij was toen er zich steeds meer mensen met vooruitgestoken drinknappen om Laramar verdrongen.
Ayla zag dat Tremeda haar drinknap ook nog eens liet vullen voordat ze wegliep, op de hielen gevolgd door de kinderen. Toen ze wegliepen, keek Bologan haar nog eens aan. Ze glimlachte tegen hem en was blij te zien dat hij haar glimlach beantwoordde.
'Ik geloof dat je er met die jongeman een vriend bij hebt gekregen,' zei Marthona.
'Het is wel een rouwdouwer,' voegde Salova eraan toe. 'Ben je echt van plan winterondergoed voor hem te maken?' 'Waarom niet? Ik wil graag leren hoe dit wordt gemaakt,' zei Ayla, doelend op de kleren die ze droeg. 'Op een dag heb ik misschien zelf een zoon. En misschien wil ik nog zo'n stel kleren voor mezelf maken.'