Het was traag, precies werk, maar niet moeilijk als je eenmaal het ritme te pakken had. Met de steen konden de aren gemakkelijker en dus sneller van hun zaad ontdaan worden. Toen Ayla ernaar vroeg, wist niemand waar dat idee vandaan was gekomen; ze deden dit al sinds mensenheugenis.
Toen Matagan wegstrompelde, waren Ayla en Jondalar allebei weer druk aan de gang met het ritsen van de graankorrels. 'Je hebt een toegewijde bewonderaar bij de Vijfde Grot, Ayla,' zei Jondalar. 'En hij is niet de enige. Je hebt bij deze Bijeenkomst vrienden gemaakt. De meeste mensen beschouwen jou als een zelandoni. Ze zijn niet gewend aan een genezeres die geen doniër is.'
'Matagan is een aardige jongeman,' zei Ayla, 'en die met bont gevoerde parka met capuchon die zijn moeder me met alle geweld wilde geven is prachtig, en voor mij wijd genoeg om hem deze winter te kunnen dragen. Ze heeft me uitgenodigd om na onze terugkeer deze herfst bij hen op bezoek te komen. Zijn we op weg hierheen niet langs de schuilplaats van de Vijfde Grot gekomen?'
'Ja, die ligt stroomopwaarts aan een kleine zijtak van de Rivier. Misschien gaan we er op weg naar huis wel even aan. Trouwens, ik ga over een paar dagen met Joharran en een paar anderen op jacht. Misschien blijven we een tijdje weg,' zei Jondalar, die zijn best deed het te laten klinken als iets doodgewoons.
'Ik neem aan dat ik niet mee mag?' vroeg Ayla weemoedig. 'Ik ben bang dat jij nu beter een tijdje niet kunt jagen. Je weet hoe gevaarlijk het kan zijn, dat heeft Matagans ongeluk weer eens duidelijk gemaakt, vooral als je niet zo snel ter been bent als normaal. En als de
baby eenmaal geboren is, zul je je handen voorlopig vol hebben,' zei Jondalar.
'Na de geboorte van Dure ben ik gewoon weer op jacht gegaan. Een van de andere vrouwen zoogde hem dan als ik niet op tijd terug was.' 'Maar toen was je niet dagen achtereen weg.' 'Nee, met mijn slinger jaagde ik alleen op kleine dieren,' gaf ze toe. 'Nou, dat kun je misschien wel weer doen, maar je moet echt niet dagenlang op pad gaan voor de jacht. Hoe dan ook, ik ben nu je levensgezel. Het is mijn taak voor jou en je kinderen te zorgen. Dat heb ik beloofd toen we onze Verbintenis aangingen. Als een man niet voor zijn gezellin en haar kinderen kan zorgen, waar is hij dan goed voor? Waarvoor is een man nog nodig als vrouwen behalve kinderen baren daar ook nog zelf voor zorgen?' zei Jondalar.
Ayla had Jondalar nooit eerder zo horen praten. Dachten alle mannen er zo over, vroeg ze zich af. Moesten mannen een doel voor hun bestaan vinden omdat zij geen kinderen konden baren? Ze probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn als het andersom was: als zij nooit een baby kon krijgen en meende dat haar enige bijdrage was voor hen te helpen zorgen. Ze draaide zich om en keek hem aan. 'Deze baby zou niet in mijn buik zitten als jij er niet was, Jondalar,' zei ze, terwijl ze haar handen op de bolling onder haar borsten legde. 'Dit kleintje is evenzeer van jou als van mij. Het groeit alleen een tijdje in mij. Maar zonder jouw sappen zou het nooit tot stand zijn gekomen.'
'Dat weet je niet zeker,' zei hij. 'Misschien denk jij dat wel, maar verder niemand, zelfs Zelandoni niet.'
Ze stonden midden in het open veld tegenover elkaar, niet vijandig, maar met strijdige ideeën. Jondalar zag dat een paar lokken door de zon gebleekt blond haar uit de leren band om haar hoofd waren ontsnapt en in de wind over haar gezicht zwiepten. Ze stond op blote voeten en haar gebruinde armen en borsten waren naakt boven het eenvoudige leren kledingstuk dat ze om haar uitdijende middel had geslagen en dat losjes tot op haar knieën hing om haar lichaam te beschermen tegen de krassen van de droge grassen die ze verzamelden. Er lag een vastberaden, doelbewuste, bijna boze blik in haar ogen, maar ze zag er tegelijk kwetsbaar uit. Zijn uitdrukking werd zachter.
'Hoe dan ook, het doet er niet toe. Ayla, ik hou van je. Ik wil niets liever dan voor jou en je kindje zorgen,' zei hij. Hij strekte zijn armen uit en sloeg die om haar heen.
'Ons kindje, Jondalar. Ons kindje,' zei ze, terwijl ze haar armen om
hem heen sloeg en zich aan zijn blote borst vlijde. Hij voelde haar blote borsten en de zwelling van haar buik en was blij met beide. 'Goed dan, Ayla. Ons kindje,' zei hij. Hij wilde het graag geloven.
De lucht was merkbaar kouder toen ze uit de hut tevoorschijn kwamen. De bladeren aan de bomen in het kleine bos werden al geel en hier en daar rood, en het gras en de kruiden die niet in de aarde rond het kamp waren getrapt, begonnen bruin en dor te worden. Elk stukje sprokkelhout of verdroogde struik in de omgeving was allang verbrand en het bos was aanmerkelijk uitgedund.
Jondalar nam de pakken op die bij de toegang van de hut op de grond hadden gelegen. 'De paarden met de sleeptoestellen zullen van groot nut zijn om de wintervoorraden mee terug te nemen. Het is een goede zomer geweest.'
Wolf kwam toegesneld, zijn tong aan de ene kant uit zijn bek. Zijn ene oor hing een beetje en had een rafelige rand, zodat hij er ondeugend uitzag. 'Volgens mij weet hij dat we weggaan,' zei Ayla. 'Wat ben ik blij dat hij is teruggekomen en bij ons is gebleven, ook al was hij gewond. Ik zou hem hebben gemist. Ik zie ernaar uit naar de Negende Grot terug te keren, maar ik zal deze Zomerbij eenkomst nooit vergeten. Dit is de Bijeenkomst waarop wij met elkaar Verbonden zijn.' 'Ik heb er ook van genoten. Ik had er al zo lang geen bijgewoond, maar nu we vertrekken, kan ik niet wachten tot we weer thuis zijn,' zei Jondalar, en toen glimlachte hij. Hij dacht aan de verrassing waarvan hij wist dat die Ayla wachtte.
Zij zag hoe zijn gezichtsuitdrukking veranderde. Zijn glimlach was opeens eerder een opgetogen grijns, en er ging iets verwachtingsvols van hem uit. Ze had het gevoel dat hij iets voor haar achterhield, maar ze had geen idee wat.
'Ik ben blij dat de Lanzadoniërs zijn gekomen. Het was een hele reis voor hen, maar Dalanar heeft de doniër gekregen die hij graag wilde,' vervolgde hij, 'en Joplaya en Echozar zijn naar behoren verenigd. De Lanzadoniërs zijn nu nog een klein volk, maar het zal niet lang duren voor er een tweede Grot is. Ze hebben heel wat jong volk, en ze hebben geluk gehad; de meesten zijn in leven gebleven.' 'Ik ben blij dat Joplaya in verwachting is,' zei Ayla. 'Ze was al Gezegend voor ze hun Verbintenis aangingen, maar ik denk niet dat veel mensen dat tijdens de Verbintenisceremonie hebben gehoord.' 'Sommige mensen hadden heel wat anders aan hun hoofd, maar ik ben blij voor ze. Het lijkt wel of Joplaya veranderd is, of ze verdrietiger is geworden. Misschien is ze hard aan een baby toe,' zei Jondalar.
'Laten we nou maar opschieten. Joharran zei dat hij bijtijds wilde vertrekken,' zei Ayla.
Ze wilde niet over Joplaya's verdriet praten, omdat ze daar de reden van kende, en ze had geen zin te beginnen over het lange gesprek dat ze met Jerika had gehad. Joplaya's moeder had haar een paar heel specifieke vragen gesteld. Ze had Ayla verteld van haar eigen moeilijke bevalling en had alles willen weten over hoe een mogelijk zware bevalling eventueel vergemakkelijkt kon worden. Ze had Ayla ook gevraagd naar haar middel om zwangerschap te voorkomen en manieren om een misgeboorte te forceren als dat middel niet werkte. Ze vreesde voor het leven van haar enig kind en zou liever afzien van kleinkinderen dan haar dochter verliezen. Maar aangezien Joplaya al zwanger was en zich vast had voorgenomen dit kindje ter wereld te brengen, had Jerika zich voorgenomen ervoor te zorgen dat ze, als ze deze bevalling overleefde, niet nog eens zwanger zou worden. De Elfde Grot had al hun vlotten stroomopwaarts gebracht en Joharran had geregeld dat een deel van hun spullen op die manier terugver- voerd zou worden, maar Rivierplaats beschikte slechts over een beperkt aantal vlotten en alle Grotten wilden die gebruiken. De Negende Grot laadde zo veel mogelijk in ongelooide huid gewikkelde balen gedroogd vlees en manden met verzamelde etenswaren op de sleep- toestellen en ruggen van Whinney en Renner. De hutten die gedurende de zomer hun onderkomen waren geweest werden afgebroken en de delen die ze opnieuw zouden kunnen gebruiken werden ook op de paarden geladen. Elk lid van de Grot droeg ook een volle rugbepakking, en sommige mensen hadden, toen ze de sleeptoestellen van de paarden hadden gezien, een vergelijkbaar sleeptoestel voor zichzelf in elkaar geknutseld. Ayla overwoog er ook een voor Wolf te maken, maar ze had hem nog niet afgericht om er een te trekken. Misschien zou hij volgend jaar ook een last kunnen meetrekken. Joharran liep het hele kamp af, spoorde mensen aan voort te maken, deed suggesties en verzekerde zich ervan dat alles gereed was. Toen hij zich ervan had vergewist dat de Negende Grot alles gepakt had en klaar was voor het vertrek, nam hij zijn plaats in aan het hoofd van de stoet, met zijn speer losjes in de hand, al was dat meer symbolisch dan noodzakelijk. Ze reisden overdag in een grote groep en zolang zij bij elkaar bleven, zou geen enkele vierpotige jager zich in hun buurt wagen. Toch zou Joharran bij het eerste teken van onraad zijn speer in zijn speerwerper kunnen leggen en die in een oogwenk afschieten. Hij had de hele zomer met het wapen geoefend en was er redelijk bedreven in geraakt. Een zestal anderen had opdracht gekregen de flanken
te bewaken, terwijl Solaban en Rushemar de achterhoede vormden. De taak van wachtpost zou tussen een paar mensen rouleren, die in de tussentijd de rijke zomerbuit hielpen terug te dragen naar de Negende Grot.
Ayla liet voordat ze vertrokken haar blik voor de laatste keer over het kamp van de Zomerbij eenkomst glijden. Stapels botten en afval lagen her en der door het dal verspreid. Enkele Grotten waren al vertrokken, met achterlating van grote lege plekken tussen de terreinen van diegenen die langer waren gebleven. De palen en houtblokken van hun hutten stonden nog overeind, en aan zwarte kringen en rechthoeken was te zien waar hun kampvuren hadden gebrand. Een tent die te gehavend was voor verder gebruik was achtergelaten en een afgescheurde hoek die niet meer aan zijn paal bevestigd was, wapperde in de wind, die ook een oude mand over het terrein blies. Terwijl ze stond te kijken, werden de onderkomens van een andere Grot afgebroken. Het kamp van de Zomerbijeenkomst lag er treurig en verlaten bij.
Maar het afval was van de aarde en zou daar spoedig weer in opgaan. Tegen het volgende voorjaar zouden er nog maar weinig sporen zijn overgebleven van de Grotten die hier de zomer hadden doorgebracht. De aarde zou zich herstellen van deze aanslag.
De terugreis was inspannend. De zwaarbepakte mensen sjokten onder hun last voort en vielen 's nachts uitgeput in hun bed. Joharran hield er aanvankelijk flink de pas in, maar verlaagde het tempo naarmate de tocht vorderde om de zwaksten onder hen in staat te stellen het bij te houden. Maar allemaal keken ze uit naar de thuiskomst en de stemming was goed. De last die ze droegen vertegenwoordigde hun levensonderhoud gedurende de harde wintermaanden die in het verschiet lagen.
Toen ze de schuilplaats van de Negende Grot naderden, zette het vertrouwde landschap de mensen aan tot een snellere pas. Ze keken er verlangend naar uit het onderkomen onder de uitstekende steenrichel te bereiken en zetten er stevig de pas in teneinde niet nog een nacht buiten door te hoeven brengen. De eerste avondsterren flonkerden aan de hemel toen de vertrouwde rotswand met de Vallende Rots in zicht kwam. Ze staken de Woudrivier over op de stapstenen, hetgeen hun zwaar viel bij het stervende licht en onder hun grote last, en volgden toen het pad omhoog naar het voorportaal van hun schuilplaats. Toen ze eindelijk het stenen portaal onder de beschuttende steenrichel bereikten, was het bijna donker.
Het was Joharrans taak om het eerste vuur aan te maken en een fakkel aan te steken om de schuilplaats in te dragen, en hij was blij dat hij de vuurmaakstenen had. Het vuur brandde alras en hij stak de fakkel aan. Iedereen wachtte vol ongeduld, terwijl Zelandoni het vrouwenbeeldje weghaalde dat voor hun schuilplaats had gestaan om die te beschermen. Na dankzeggingen aan de Grote Moeder dat Zij tijdens hun afwezigheid hun huis had bewaakt, werden er nog meer fakkels aangestoken. De Grot vormde een processie achter de dikke vrouw toen zij de donii terugzette op haar plaats achter de grote vuurplaats achter in de beschutte ruimte, waarna allen zich terugspoedden naar hun eigen onderkomen om zich dankbaar van hun last te ontdoen. De onontkoombare eerste taak was het inspecteren van de eventuele schade die plunderende dieren tijdens hun afwezigheid hadden aangericht. Er lagen hier en daar wat dierenuitwerpselen, enkele haard- stenen waren van hun plaats geschoven, een paar manden waren omvergeworpen, maar de schade was minimaal. Er werden vuren aangelegd in de vuurplaatsen en proviand en verdere voorraden werden naar binnen gebracht. Slaapvachten werden op vertrouwde slaapbanken uitgespreid. De Negende Grot van de Zelandoni was weer thuis.