'Heb je ze dan gezien?' vroeg Marthona.
'Zo zijn we in contact gekomen met het koppel van de Stam. De bende was achter de vrouw aan gegaan; ze hadden de man niet opgemerkt. Maar hij was boven op een hoge rots geklommen om het terrein te verkennen, op zoek naar wild, en hij sprong naar beneden toen de bende zijn vrouw overmeesterde. Hij brak zijn been, maar dat belette hem niet om te proberen hen af te weren. Toevallig kwamen wij toen net langs. Het was niet ver van de gletsjer die we net wilden oversteken.' Jondalar glimlachte. 'Met Ayla, Wolf en mij, en niet te vergeten de twee mensen van de Stam, hadden we ze snel op de vlucht gejaagd. Die knapen beschikken nog maar over weinig vechtlust. En mede dankzij Wolf en de paarden en het feit dat we wisten wie ze waren, terwijl zij ons nooit eerder hadden gezien, geloof ik dat we ze flink de stuipen op het lijf hebben gejaagd.'
'Ja,' zei Zelandoni bedachtzaam. 'Dat kan ik me heel goed voorstellen.'
'Jullie zouden mij ook de stuipen op het lijf hebben gejaagd,' zei Joharran met een spottend lachje.
'Toen wist Ayla de man van de Stam ertoe over te halen om haar zijn gebroken been te laten zetten,' vervolgde Jondalar. 'We hebben onze tenten opgezet en hebben een paar dagen samen doorgebracht. Ik heb een paar stokken voor hem gemaakt waarop hij kon steunen bij het lopen, en toen besloot hij naar huis te gaan. Ik kon een beetje met hem praten, maar Ayla ging dat natuurlijk veel beter af. Ik ben, geloof ik, een soort broer voor hem geworden,' zei hij. 'Het lijkt me,' zei Marthona, 'dat als er inderdaad een mogelijkheid bestaat dat we problemen krijgen met - hoe noemen ze zichzelf ook weer, de Stam - en als zij voldoende kunnen communiceren om onderhandelingen te voeren, dat het dan misschien heel handig is om iemand als Ayla in de buurt te hebben, Joharran, die met ze kan praten.' 'Die gedachte is ook bij mij opgekomen,' voegde Zelandoni eraan
toe. Ze had zitten denken over wat Jondalar had gezegd over de angst die Ayla's dieren mensen aanjoegen, maar daar maakte ze geen gewag van. Dat zou nog goed van pas kunnen komen. 'Dat is waar, moeder, maar het zal niet gemakkelijk zijn om eraan te wennen te onderhandelen met platkoppen, of ze opeens anders te gaan noemen, en ik ben niet de enige die daar moeite mee zal hebben,' zei Joharran. Hij zweeg even en zei toen hoofdschuddend: Als ze met hun handen praten, hoe weet je dan dat ze praten en niet gewoon met hun armen staan te zwaaien?'
Alle blikken gingen naar Ayla, en zij op haar beurt wendde zich tot Jondalar.
'Ik denk dat je ze dat het best kunt laten zien,' zei hij, 'en misschien kun je tegelijkertijd praten, zoals je deed toen je met Guban sprak en het gesprek voor mij vertaalde.' 'Wat moet ik dan zeggen?'
'Je kunt ze gewoon groeten, alsof je namens Guban spreekt,' zei hij. Ayla dacht even na. Ze kon niet groeten op de manier waarop Guban dat zou doen. Hij was een man en een vrouw zou nooit groeten op dezelfde manier als een man. Ze kon natuurlijk het begroetingsteken maken; dat gebaar was altijd hetzelfde, al werd het basisgebaar nooit zomaar gemaakt maar altijd aangepast afhankelijk van degene die groette en degene die werd begroet. Een teken voor een groet van iemand van de Stam aan iemand van de Anderen bestond niet. Dat was nooit eerder gedaan - niet op formele, erkende wijze. Misschien kon ze bedenken hoe dat zou worden gedaan als het ooit zou voorkomen. Ze stond op en liep achteruit naar de open ruimte midden in het vertrek.
'Deze vrouw groet het Volk van de Anderen,' begon Ayla, waarna ze even zweeg. 'Of misschien moet ik zeggen: Volk van de Moeder,' zei ze, terwijl ze probeerde te bedenken hoe de Stam de tekens zou maken. 'Probeer eens "Kinderen van de Moeder" of "Kinderen van de Grote Aardmoeder",' opperde Jondalar.
Ze knikte en begon opnieuw. 'Deze vrouw... genaamd Ayla, groet de Kinderen van Doni, de Grote Aardmoeder.' Haar eigen naam en die van de Moeder sprak ze uit, zij het met de stembuiging en klankkleur van de Stam. De rest werd overgebracht met tekens in de formele Stamtaal en gesproken in het Zelandonisch.
'Deze vrouw hoopt dat de dag zal komen dat jullie worden begroet door iemand van de Stam van de Holenbeer en dat de groet dan zal worden beantwoord. De Mog-ur heeft deze vrouw verteld dat de Stam oeroud is en dat de herinneringen ver teruggaan. De Stam was
hier toen de nieuwelingen kwamen. Ze noemden de nieuwelingen de Anderen, zij die niet van de Stam waren. De Stam verkoos zijn eigen weg te gaan om de Anderen te mijden. Zo is het gebruik van de Stam, en Stamtradities veranderen maar uiterst langzaam, al zijn sommigen van de Stam niet gekant tegen verandering en bereid nieuwe tradities aan te nemen. Als dit gebeurt, hoopt deze vrouw dat de verandering de Stam noch de Anderen zal schaden.'
Haar vertaling in het Zelandonisch werd uitgesproken op een zachte monotone toon, uiterst nauwkeurig en met zo weinig mogelijk accent. De woorden vertelden hun wat ze zei, en ze konden duidelijk zien dat ze niet zomaar in het wilde weg met haar handen stond te zwaaien. De bewuste gebaren, de subtiele beweging van het lichaam, het trotse verheffen van het hoofd, het buigen in berusting, zelfs het optrekken van een wenkbrauw, vloeiden ineen met bevallige doelgerichtheid. De strekking van elke beweging was hun niet duidelijk, maar wel dat haar bewegingen betekenis hadden. Het totale effect was verbijsterend en mooi, en Marthona liepen de rillingen over de rug. Ze wierp een vluchtige blik op Zelandoni, die haar blik opving en knikte. Ook zij had iets diepzinnigs gevoeld. Jondalar zag de discrete uitwisseling. Hij sloeg de toeschouwers van Ayla's gebarenspel gade en zag welke indruk ze op hen maakte. Joharran keek gefascineerd toe met een diepe rimpel in zijn voorhoofd; om Willomars mond zag hij een zweem van een glimlach terwijl hij goedkeurend knikte; Folara glimlachte onbevangen. Ze was zo verrukt over wat ze zag dat ook hij moest glimlachen.
Toen ze klaar was, nam Ayla weer plaats bij de tafel. Ze liet zich met gekruiste benen op de kussens zakken, met een soepele beweging die des te meer opviel na haar uitbeelding. Om de tafel hing een ongemakkelijke stilte. Iedereen zat met de mond vol tanden en had het gevoel dat hij tijd nodig had om dit te laten bezinken. Ten slotte voelde Folara zich genoodzaakt de stilte te verbreken. 'Dat was prachtig, Ayla! Zo mooi, bijna als een dans,' zei ze. 'Het is moeilijk voor mij om het zo te zien. Zo praten ze nu eenmaal. Al weet ik wel dat ik het heerlijk vond om naar de verhalenvertellers te kijken,' zei Ayla.
'Het was bijzonder expressief,' zei Marthona. Toen keek ze naar haar zoon en vroeg ze: 'Kun jij dat ook, Jondalar?'
'Niet zo goed als Ayla. Ze heeft het de mensen van het Leeuwenkamp geleerd, zodat ze met Rydag konden communiceren. Ze hebben er veel schik mee gehad tijdens hun Zomerbij eenkomst, omdat ze zo met elkaar konden praten zonder dat anderen dat wisten,' zei hij.
'Rydag, was dat niet het kind met het zwakke hart?' vroeg Zelandoni. 'Waarom kon hij niet praten zoals de anderen?' Jondalar en Ayla keken elkaar aan. 'Rydag was half Stam en had evenveel moeite met de klanken als zij,' zei Ayla. 'Dus heb ik hem en het Leeuwenkamp zijn taal geleerd.'
'Half Stam?' zei Joharran. 'Bedoel je half platkop? Een half-platkop- gruwel!'
'Hij was een kind!' zei Ayla met een woeste blik. 'Net als ieder ander kind. Geen enkel kind is een gruwel!'
Haar felle reactie verbaasde Joharran, maar toen herinnerde hij zich dat ze door hen was grootgebracht en begreep hij haar verontwaardiging. Hakkelend probeerde hij zich te verontschuldigen. 'Ik... Ik... Neem me niet kwalijk. Zo denkt iedereen erover.' Zelandoni kwam tussenbeide om de gemoederen te sussen. 'Ayla, je moet niet vergeten dat we geen tijd hebben gehad om alles wat je hebt gezegd te laten bezinken. We hebben de Stam altijd als beesten beschouwd, en iets wat half mens en half beest is, is een gruwel. Je hebt ongetwijfeld gelijk als je zegt dat dit... Rydag een kind was.' Wat ze zegt is waar, zei Ayla bij zichzelf, en ik wist eigenlijk al hoe de Zelandoniërs daartegenover stonden. Jondalar heeft me dat heel duidelijk gemaakt toen ik het de eerste keer over Dure had. Ze probeerde zichzelf te kalmeren.
'Maar ik begrijp iets niet,' vervolgde Zelandoni, die een manier zocht om haar vragen te stellen zonder de vreemdelinge te kwetsen. 'De vrouw die Nezzie heet was de gezellin van de hoofdman van het Leeuwenkamp - klopt dat?'
'Ja.' Ayla voelde waar Zelandoni op aanstuurde en ze keek vluchtig naar Jondalar. Ze zag dat hij probeerde een glimlach te onderdrukken. Dat zorgde dat ze zich beter voelde; hij wist het dus ook en had leedvermaak om de verwarring van de machtige doniër. 'Dit kind, deze Rydag, was dat haar kind?'
Jondalar wenste bijna dat Ayla 'ja' zou zeggen, al was het alleen maar om ze aan het denken te zetten. Het was hem niet meegevallen om zich aan de overtuigingen van zijn volk te ontworstelen. Die waren hem sinds zijn vroege jeugd bijna met de paplepel ingegoten. Als ze zouden horen dat een vrouw die een 'gruwel' ter wereld had gebracht de gezellin van een hoofdman was geworden, zou hun overtuiging wellicht een beetje aan het wankelen worden gebracht, en hoe meer hij erover nadacht, hoe meer hij ervan overtuigd raakte dat zijn volk, voor hun eigen bestwil en hun eigen veiligheid, moest veranderen, moest accepteren dat de Stam ook uit mensen bestond.
'Ze heeft hem gezoogd,' legde Ayla uit, 'samen met haar eigen dochtertje. Hij was de zoon van een alleenstaande vrouw van de Stam die kort na zijn geboorte is gestorven. Nezzie heeft hem geadopteerd, zoals Iza mij heeft geadopteerd toen ik niemand had om voor me te zorgen.' De schok was niet minder groot - in zekere zin misschien zelfs groter, omdat de gezellin van de hoofdman vrijwillig de zorg op zich had genomen voor de boreling, die ze net zo goed voor dood bij zijn moeder hadden kunnen laten liggen. Ook dit gaf hun iets om over na te denken en er viel een stilte.
Wolf was achtergebleven om het nieuwe territorium te verkennen waar de paarden stonden te grazen, maar na een tijdje besloot hij om terug te keren naar de plek waarvan Ayla hem had gezegd dat het thuis was, de plek waar hij heen moest als hij naar haar toe wilde. Hij begaf zich op de terugweg en met zijn typische soepele wolvengang leek hij bijna te zweven door het beboste dal. Verscheidene mensen waren in het dal bessen aan het plukken. Een van hen ving een glimp op van Wolf, die als een geestverschijning tussen de bomen door rende. 'De wolf is in aantocht! Helemaal alleen!' zei de man, en hij maakte dat hij wegkwam.
'Waar is mijn kleintje?' riep een vrouw in paniek. Ze keek om zich heen, zag haar dreumes, rende naar haar toe en tilde haar op om haar bij de wolf vandaan te houden.
Toen Wolf het pad bereikte dat omhoogvoerde naar de richel, volgde
hij dat zonder zijn soepele, snelle gang te vertragen.
'Daar is die wolf. Ik vind het maar niks dat die wolf naar boven komt,
helemaal tot op onze richel,' zei een andere vrouw.
'Joharran zei dat we hem zijn gang moesten laten gaan, maar ik ga
toch mijn speer even halen,' zei een man. 'Misschien doet hij niks,
maar echt vertrouwen doe ik dat dier niet.'
De mensen deinsden achteruit toen de wolf de richel had bereikt en recht op Marthona's onderkomen af liep. Een man gooide een stel speerschachten om toen hij daartegenaan liep in zijn haast om ruimte te scheppen tussen zichzelf en de vierpotige jager. De wolf bespeurde de angst van de mensen om zich heen en die stond hem niet aan, maar hij vervolgde zijn weg naar de plek die Ayla hem had aangewezen. De stilte in Marthona's onderkomen werd verbroken toen Willomar, die de voorhang voor de ingang zag bewegen, opeens overeind sprong en riep: 'Een wolf! Grote Moeder, wat doet die wolf hier?' 'Rustig maar, Willomar,' zei Marthona, in een poging hem te kalmeren. 'Die mag hier binnenkomen.' Folara zocht de blik van haar oud
ste broer en glimlachte, en hoewel Joharran nog steeds niet helemaal op zijn gemak was, beantwoordde hij haar glimlach met een blik van verstandhouding.