De eerste gevoelens van ontzag voor de nieuwe grot waren inmiddels weggeëbd en de aanwezigen begonnen de ruimte te verkennen. Ayla zag dat Jondalar met doelbewuste passen de grote ruimte door liep en glimlachte. Ze wist dat hij zijn lichaam gebruikte om iets te meten; ze had hem dat eerder zien doen. De breedte van zijn gebalde vuist was een bepaalde maat, de lengte van zijn hand een andere. Hij gebruikte zijn uitgespreide armen om een ruimte te schatten en hij mat dikwijls een afstand af door zijn passen met de telwoorden te benoemen. Daardoor was zij dat ook gaan doen. Hij wierp een blik in de gang achter in de grot, zijn toorts geheven, maar ging niet naar binnen. Een groepje mensen sloeg hem gade. Tormaden, de leider van de Negentiende Grot, stond met Morizan te praten, de jonge man van de Derde Grot. Zij waren de enige twee die niet bij de Negende Grot hoorden. Willomar, Marthona en Folara stonden bij Proleva en Joharran en zijn twee naaste raadslieden en hun gezellinnen. De donkerharige Solaban en zijn lichtblonde gezellin Ramara spraken met
Rushemar en Salova, die de kleine Marsola op haar heup droeg. Ayla bedacht opeens dat Prolevas zoontje Jaradal en Ramara's zoontje Robenan niet waren meegekomen, en ze vermoedde dat de twee speelkameraadjes samen naar het basiskamp waren gegaan. Jonokol keek glimlachend naar Ayla toen ze met Zelandoni en de wolf op de groep afliep. Jondalar kwam terug en voegde zich ook bij hen. 'Ik schat dat deze ruimte tot aan het plafond even hoog is als de lengte van drie lange mannen,' zei hij, 'en ongeveer even breed, misschien iets meer, grofweg zes passen. De lengte is waarschijnlijk iets minder dan driemaal de breedte, ongeveer zestien passen, maar ik neem natuurlijk grote passen. Het donkere steen van de onderkant van de wanden komt tot ongeveer hier' - hij hield zijn hand halverwege zijn borst - 'en dat is ongeveer de lengte van vijf van mijn voeten tegen elkaar aan.'
Jondalar had de maten goed ingeschat. Hij was een meter vijfennegentig lang en de witte wanden begonnen halverwege zijn borst, ongeveer anderhalve meter van de grond, en liepen helemaal door tot het bijna zes meter hoge plafond. De ruimte was ruim zesenhalve meter breed en zestienenhalve meter lang, met in het midden een poel water. De grot was te klein om alle deelnemers aan de Zomerbijeenkomst te bergen, maar groot genoeg voor een hele Grot, behalve dan misschien de Negende, en bood zeker voldoende ruimte aan alle zelandonia.
Jonokol liep naar het midden van het vertrek en keek met een verrukte glimlach omhoog naar de wanden en het plafond. Hij was in zijn element, verloren in zijn verbeelding. Hij wist dat er in deze prachtige witte wanden iets spectaculairs verborgen lag dat naar buiten wilde. Hij had geen haast. Wat ermee gedaan zou worden, moest volmaakt zijn. Hij kreeg al wat ideeën, maar hij moest overleggen met de Eerste en mediteren met de zelandonia om de verborgen ruimten binnen te dringen en de sporen van de andere wereld te zoeken die de Moeder daar had achtergelaten. Zij moest hem vertellen wat zich daar bevond.
'Zullen we die twee gangen nu verkennen of later terugkomen, Tormaden?' vroeg Joharran. Hij wilde het liefst nu doorgaan, maar vond dat hij zich moest voegen naar de leider in wiens territorium de grot lag.
'Ik ben ervan overtuigd dat sommige mensen van de Negentiende Grot deze grot graag willen bekijken en verder willen verkennen. Voor onze zelandoni zal het waarschijnlijk te inspannend zijn, maar haar Eerste Acoliet zal er beslist bij betrokken willen worden. In zijn
verwantschapslinie komt een wolfteken voor, en aangezien een wolf deze grot heeft ontdekt, zal hij bijzonder geïnteresseerd zijn,' zei Tormaden.
'Ja, de wolf heeft de grot ontdekt, maar als Ayla niet nieuwsgierig was geworden waar hij was geweest, zouden we nog steeds niet van het bestaan ervan weten,' zei Joharran.
'Hij zal hoe dan ook zeer geïnteresseerd zijn,' zei Zelandoni. 'Wij zijn dat immers ook, en dat zal beslist opgaan voor alle Zelandoniërs. Dit is een zeldzame, heilige grot. De andere wereld is hier vlakbij; ik weet zeker dat we dat allemaal voelen. De Negentiende Grot is het geluk beschoren dat de grot in hun territorium ligt, maar ik vermoed dat dit zal betekenen dat jullie onderdak zullen moeten bieden aan meer zelandonia, en ook anderen natuurlijk, die een bezoek willen brengen aan deze spirituele plek,' zei de Eerste. Hiermee maakte ze duidelijk dat geen enkele Grot zo'n bijzondere vondst voor zichzelf zou mogen opeisen, al lag die binnen de grenzen van hun territorium. Deze plek behoorde toe aan alle Aardkinderen. De Negentiende Grot van de Zelandoniërs had hem alleen in beheer voor de rest. 'Ik vind dat we de grot zeker verder moeten verkennen, maar we hoeven ons niet te haasten,' zei Jonokol. 'Nu we weten dat hij bestaat, zal hij echt niet opeens verdwijnen. Niemand weet wat hier allemaal is of hoe diep de grot doorloopt. Elk onderzoek zou voorzichtig gepland moeten worden. Ook zouden we kunnen wachten tot iemand daartoe geroepen wordt.'
Zelandoni knikte bij zichzelf. Ze begreep, beter dan hijzelf, dat haar Eerste Acoliet, die alleen kunstenaar wilde zijn en er nooit om had gegeven of hij ooit zelandoni zou worden, een reden had gevonden om de verplichting aan te gaan. Hij wilde deze grot. De grot eiste hem op. Hij wilde hem leren kennen en onderzoeken, en bovenal voelde hij zich ertoe geroepen om de grot te beschilderen. Hij zou een manier vinden om naar de Negentiende Grot te verhuizen om er dichter bij te zijn, niet volgens een vooropgezet plan, maar hij zou daarnaartoe werken, want van nu af aan zouden al zijn gedachten en dromen gericht zijn op deze grot.
Toen kwam er nog een gedachte in haar op: Ayla wist het! Vanaf het eerste moment dat ze de grot had gezien, had ze geweten dat hij aan Jonokol toebehoorde. Daarom had zij er zo op aangedrongen dat hij mee moest om te kijken, zelfs als ik niet was meegegaan. Ze wist dat het voor hem belangrijker zou zijn dan voor ieder ander. Zij is zelandoni, of ze dat nou weet of niet, zelfs of ze dat wil of niet. De oude Mamut had het geweten. Misschien had de magiër van het volk dat
haar had grootgebracht, degene die zij Mog-ur noemt, het ook gezien. Ze kan het niet ontlopen; ze is ervoor geboren. En ze zou Jono- kols plaats kunnen innemen als mijn acoliet. Maar zoals hij zei: we hoeven ons niet te haasten. Laat haar haar Verbintenis aangaan en haar baby krijgen; daarna kan ze met haar opleiding beginnen. 'Het is natuurlijk beter om plannen te maken voor de verkenning van het geheel, maar ik zou graag de gang achterin vast willen bekijken,' zei Jondalar. 'Wat jij, Tormaden? We zouden met een paar mensen een kijkje kunnen nemen om te zien waar die heen leidt.' 'En sommigen van ons willen nu liever terug naar het kamp,' zei Marthona. 'Het is hier koud en niemand heeft warme kleding meegebracht. Ik denk dat ik maar een fakkel pak en weer naar buiten ga, al wil ik beslist nog eens terugkomen.'
'Ik ga mee,' zei Zelandoni, 'en Ayla stond net ook al te bibberen.' 'Ik heb geen last meer van de kou,' zei Ayla. 'Ik ga liever mee om te kijken wat zich daarachter bevindt.'
Uiteindelijk bleven ze met hun zessen achter om iets dieper de nieuwe, wonderbaarlijke grot in te gaan: Jondalar, Joharran, Tormaden, Jonokol, Morizan en Ayla - en Wolf natuurlijk. De gang achter in de hoofdruimte van de grot lag bijna recht tegenover en langs de as van de gang vanaf de grotingang. De toegang tot de axiale gang was nagenoeg symmetrisch; de bovenkant was vrij breed en liep in een boog en de zijkanten liepen schuin af, waardoor de ingang aan de onderkant smaller was. Voor Ayla, die bij bevallingen had geholpen en veel vrouwen had onderzocht, was de opening vrouwelijk, moederlijk, een wonderbaarlijke evocatie van het vrouwelijke geslachtsorgaan. Ze dacht niet zozeer aan de vagina, maar het bovenste, rond lopende deel deed haar denken aan het geboortekanaal, dat smal toeliep naar de anale opening. Ze begreep precies wat Zelandoni had bedoeld toen ze zei dat dit de schoot van de Moeder was, al werden alle grotten beschouwd als ingangen van Haar schoot. De bochtige gang was smal en moeilijk begaanbaar, maar van boven liepen de witte muren uit tot een brede overwelving. De gang was niet bijzonder lang, ongeveer even lang als de gang die vanaf de ingang naar de eerste ruimte voerde. Toen ze het eind hadden bereikt, verwijdden de wanden zich rond een pilaar van steen, die de indruk wekte dat hij iets ondersteunde, maar in werkelijkheid eindigde hij een halve meter van de grond. Rechts van de hoge stenen zuil liep de gang verder. Hij maakte een scherpe bocht naar links en na nog een paar meter liep hij dood.
Op de plek waar de gang om de pilaar liep, lag het vloeroppervlak een
kleine meter lager. Het drie meter brede horizontale vlak werd daardoor een van de weinige plekken waar je op je gemak kon gaan zitten of staan. Ayla maakte van de gelegenheid gebruik en ging zitten om te zien hoe het er vanuit die positie uitzag. Ze bedacht dat de ruimte onder de stenen pilaar uitermate geschikt was als bergplaats, om iets te verstoppen. Ook zag ze laag in de wand tegenover de pilaar een holte waar kleine dingen opgeborgen zouden kunnen worden, die later gemakkelijk weer teruggevonden konden worden. Ze nam zich voor bij haar volgende bezoek iets mee te brengen om op te zitten, al was het maar een bosje gras om bescherming te bieden tegen de koude grond. Ze volgden de weg terug en wierpen een blik door de ingang van de andere gang die rechts van de eerste lag, maar die leidde een tunnel binnen die zo laag was dat ze daar op hun handen en knieën doorheen zouden moeten kruipen. Bovendien lagen er plassen water op de grond. Ze besloten om het verkennen van die gang voor een volgende keer te bewaren.
Bij het verlaten van de grot ging Wolf voorop, met Jondalar en de beide leiders, Joharran en Tormaden. Jonokol liep naast Ayla en hij hield haar staande met een vraag: 'Heb jij Zelandoni gevraagd mij uit te nodigen om mee te gaan?'
'Nadat ik had gezien wat je in de grot van Fonteinrots hebt gedaan, vond ik dat je deze grot beslist moest bekijken,' zei ze, 'of moet ik eigenlijk zeggen: deze diepte?'
'Dat maakt niet uit. Als de plek een naam krijgt, kan hij een diepte worden genoemd, maar het blijft een grot. Dank je datje me hierheen hebt gebracht, Ayla. Een mooiere grot heb ik nog nooit gezien. Ik ben diep onder de indruk,' zei Jonokol.
'Ja, dat geldt ook voor mij. Maar ik ben nieuwsgierig. Hoe zal deze grot een naam krijgen? Wie zal die bedenken?' vroeg Ayla. 'De grot zal zichzelf een naam geven. De mensen zullen erover praten op een manier die de plek volgens hen het best beschrijft of die ze het meest gepast vinden. Hoe zou jij hem noemen als je er met iemand over wilde praten?' vroeg Jonokol.
'Dat weet ik eigenlijk niet, misschien de grot met witte wanden,' zei Ayla.
'Ik vermoed dat het wel zo'n soort naam zal worden, een van de namen althans, maar veel meer dan dat weten we nog niet van de plek, en de zelandonia zullen hun eigen naam bedenken,' zei Jonokol. Ayla en Jonokol verlieten als laatsten de grot. Toen ze de ingang bereikten, leek het zonlicht feller dan normaal na de donkere grot bij het licht van niet meer dan een paar fakkels. Nadat haar ogen zich aan
het licht hadden aangepast, zag Ayla tot haar verbazing dat Marthona op haar stond te wachten, samen met Jondalar en Wolf. 'Tormaden heeft ons uitgenodigd voor een maal,' zei Marthona. 'Hij is vooruitgesneld om onze komst aan te kondigen. In eerste instantie betrof zijn uitnodiging alleen jou, maar toen vroeg hij mij ook om mee te komen, en alle anderen die in de grot waren. Jij ook, Jonokol. De anderen hadden allemaal nog dingen te doen. De meeste mensen hebben het altijd druk tijdens Zomerbijeenkomsten.' 'Ik weet dat Joharran een bijeenkomst heeft in ons kamp met mensen van alle andere Grotten om plannen te maken voor de jacht,' zei Jondalar. 'Daar gaat Tormaden ook heen nadat hij je aan zijn kamp heeft voorgesteld. Ik was eigenlijk ook van plan om te gaan, maar de bijeenkomst zal na de maaltijd vast nog niet afgelopen zijn, dus ga ik wel wat later. Normaal gesproken werd ik nooit betrokken bij dergelijke vergaderingen, maar sinds ik terug ben roept Joharran me er steeds vaker bij.'
'Waarom gaan we niet allemaal naar ons kamp terug?' zei Ayla. 'Er is nog veel werk te doen voor het ochtendmaal van morgen en ik heb nog helemaal niet geholpen bij de voorbereidingen.' Als je door de leider van de Gastgrot van een Zomerbijeenkomst wordt uitgenodigd, is het bijzonder onbeleefd om niet te gaan.' 'Waarom zou hij mij hebben uitgenodigd?'
'Het gebeurt niet elke dag dat iemand een grot zoals deze ontdekt, Ayla. Dat is voor iedereen een opwindende gebeurtenis,' zei Marthona, 'en hij ligt vlak bij de Negentiende Grot, in hun territorium. Ze zullen waarschijnlijk als Grot aan status winnen.' 'Jij zult ook meer aandacht krijgen,' zei Jondalar. 'Ik krijg al veel meer aandacht dan me lief is,' zei Ayla. 'Ik wil niet zoveel aandacht. Het enige wat ik wil is met jou een Verbintenis aangaan en een kind krijgen en net zo zijn als ieder ander.' Jondalar glimlachte en sloeg zijn arm om haar heen. 'Geef het wat tijd,' zei hij. 'Je bent nog een nieuweling. Als de mensen aan je gewend raken, zal al die aandacht vanzelf afzwakken.' 'Dat is waar, maar je weet dat je nooit zult worden zoals ieder ander. Om maar een voorbeeld te noemen: niemand heeft verder paarden en een wolf,' zei Marthona terwijl ze met een ironische glimlach neerkeek op het grote roofdier.
'Weet je zeker dat ze weten dat we komen, Mardena?' vroeg de oude vrouw terwijl ze voorzichtig over de smalle kreek stapte die in de Rivier vloeide.
'Ze heeft ons uitgenodigd, moeder. Ze heeft ons gevraagd om een ochtendmaal met hen te delen, nietwaar, Lanidar?' 'Ja, grootmama, dat is echt waar,' zei de jongen. 'Waarom hebben ze hun kamp zo ver weg ingericht?' vroeg de grootmoeder.
'Dat weet ik niet, moeder. Waarom vraag je dat niet aan hen als we er zijn?' zei Mardena.
'Nou, ze zijn de grootste Grot en hebben een heleboel ruimte nodig,' zei de vrouw. 'Er hadden al veel mensen een kamp ingericht toen zij aankwamen.'