Catharina, Syon-abdij, november 1541

Eens kijken, wat heb ik zoal?

Ik moet zeggen dat het niet bepaald goed gaat.

Ik heb zes Franse kappen, afgezet met een goudkleurig randje. Ik heb zes paar mouwen, ik heb zes effen tunieken, ik heb zes jurken, allemaal in donkerblauw, zwart, donkergroen en grijs. Ik heb geen sieraden, ik heb geen speeltjes. Mijn katje heb ik zelfs niet meer. Alles wat de koning me gegeven heeft is door sir Thomas Seymour uit mijn vertrekken gehaald – een Seymour nota bene, die spullen van een Howard weghaalt! Stel je eens voor wat een wrok dat bij ons veroorzaakt – en die zijn teruggeven aan de koning. Alle spullen die ik voorheen geteld heb blijken dus helemaal niet echt van mij geweest te zijn. Het waren leningen, geen geschenken.

Ik heb drie kamers met heel slechte wandtapijten. Mijn bedienden wonen in de ene kamer en ik in de andere twee, samen met mijn halfzus Isabel, lady Baynton en nog twee dames. Geen van hen spreekt tegen me, uit wrok over de situatie waarin ze zich door mijn slechtheid bevinden, behalve Isabel, die de opdracht heeft gekregen om mij enig besef bij te brengen van de zonde die ik heb begaan. Ik moet zeggen dat dat niet bepaald gezellig is in zo’n beperkte ruimte. Mijn biechtvader staat voor me klaar, mocht ik zo stom zijn op het schavot te willen belanden door tegenover hem te bekennen wat ik tegenover alle anderen ontkend heb. Isabel veegt me twee keer per dag de mantel uit alsof ik haar bediende ben. Ik heb wat gebedenboeken en de Bijbel. Ik heb wat naaiwerk onder handen: hemden voor de armen. Je zou toch zeggen dat die onderhand wel hemden genoeg hebben? Ik heb geen pages, geen hovelingen, geen narren, muzikanten of zangers. Zelfs mijn hondjes zijn me afgenomen, en ik weet dat ze om me treuren.

Mijn vrienden zijn allemaal weg. Mijn oom is als de ochtendmist verdwenen, en er wordt gezegd dat de meeste leden van mijn hofhouding, lady Rochford, Francis Dereham, Catharina Tylney, Joan Bulmer, Margaret Morton en Agnes Restwold, in de Tower zitten, waar ze over mij ondervraagd worden.

Maar het ergste van alles is wel dat ik vandaag gehoord heb dat ze Thomas Culpepper ook naar de Tower hebben gebracht. Mijn arme, mooie Thomas! Ik gruw van de gedachte dat hij door een of andere lelijke gewapende man gearresteerd is, maar de gedachte dat mijn Thomas ondervraagd wordt, zorgt ervoor dat ik op mijn knieën val, mijn gezicht tegen de ruwe stof van mijn bed druk en dat ik huil. Waren we maar meteen gevlucht toen we wisten dat we van elkaar hielden. Was hij maar naar me toe gekomen voordat ik naar het hof ging, toen ik nog als meisje in Lambeth woonde. Had ik hem maar meteen toen ik aan het hof was gezegd dat ik de zijne, enkel de zijne was, voordat het allemaal is misgegaan.

‘Wilt u dat uw biechtvader komt?’ vraagt lady Baynton kil als ze me zo huilend aantreft. Haar is vast te verstaan gegeven dat ze dit tegen me moet zeggen, want ze willen erg graag dat ik breek en alles vertel.

‘Nee,’ zeg ik vlug. ‘Ik heb niets te bekennen.’

   Het geval wil, afschuwelijk genoeg, dat deze kamers de kamers van lady Margaret Douglas zijn, waar zij in haar eentje in stilte heeft vastgezeten vanwege het misdrijf dat ze verliefd geworden was. Stel je eens voor! Zij was hier, net als ik, en ze dwaalde van de ene kamer naar de andere en weer terug, gearresteerd omdat ze van een man hield, zonder te weten waar ze van beschuldigd zou worden, wat voor straf ze zou krijgen of wanneer de klap zou komen. Ze was hier helemaal alleen, dertien maanden lang in ongenade, terwijl ze hoopte dat de koning het haar zou vergeven en zich afvroeg wat er zou gaan gebeuren. Ze is een paar dagen geleden hier weggehaald om voor mij plaats te maken – ik geloof het gewoonweg niet! – en ze hebben haar naar Kenninghall gebracht, waar ze wederom gevangengehouden zal worden, totdat de koning het haar vergeeft – áls hij het haar al ooit vergeeft.

   Ik denk aan haar: een jonge vrouw, slechts iets ouder dan ik, opgesloten en alleen, net als ik, gevangengezet vanwege het misdrijf dat ze van een man hield die ook van haar hield, en ik wilde maar dat ik voor de koning op mijn knieën was gegaan en hem had gesmeekt goed voor haar te zijn. Maar hoe moest ik weten dat ik er op een dag precies zo aan toe zou zijn? Dat ik in precies dezelfde kamers zou wonen? Dat ik ervan verdacht zou worden dat ik een verliefde jonge vrouw was, precies zoals zij? Ik wilde dat ik tegen hem had gezegd dat ze nog jong was en misschien dom, en dat ze een sturende hand nodig had, maar dat ze niet gearresteerd en gestraft moest worden. Maar ik ben niet voor haar opgekomen, en ik ben ook niet opgekomen voor de arme Margaret Pole, noch voor alle mannen en vrouwen in Smithfield. Ik ben niet opgekomen voor de mannen uit het noorden die tegen hem in opstand kwamen. Ik ben niet opgekomen voor Thomas Cromwell, maar ben zonder ook maar een moment van medelijden op de dag dat hij stierf getrouwd. Ik ben niet opgekomen voor de dochter van de koning, prinses Mary – nee, erger nog: ik heb over haar geklaagd. Ik ben niet eens voor mijn eigen meesteres en koningin, Anna, opgekomen, van wie ik hield. Ik heb haar mijn trouw en vriendschap beloofd, maar toen ze me vroegen of ik een document tegen haar wilde tekenen, heb ik dat gedaan, zonder zelfs maar de moeite te nemen om het te lezen. En nu zal er niemand op zijn knieën vallen om voor mij genade te vragen.

Ik weet natuurlijk niet wat er allemaal gaande is. Als ze behalve Francis Dereham ook Henry Manox hebben gearresteerd, zal hij hun precies vertellen wat ze willen horen. Wij zijn niet goed uit elkaar gegaan en hij is niet op Francis gesteld. Hij zal hun vertellen dat hij en ik min of meer geliefden waren, en vervolgens vertelt hij hun vast dat ik hem heb laten vallen en met Francis Dereham verder ben gegaan. Mijn naam zal flink bezoedeld raken en mijn grootmoeder zal woedend zijn.

Ze zullen de meisjes uit Lambeth ook wel van alles over mij vragen. Agnes Restwold en Joan Bulmer zijn in hun hart geen grote vriendinnen van me. Ze mochten me wel toen ik koningin was en gunsten te verdelen had, maar ze zullen me niet verdedigen en ook niet voor me liegen. En als ze nog tien anderen uit hun zielige leventjes opdiepen, zullen die omwille van een reisje naar Londen ook alles zeggen. Als ze Joan Bulmer iets over Francis vragen, vertelt ze hun alles, dat weet ik zeker. De meisjes uit Norfolk House weten stuk voor stuk dat Francis me zijn vrouw noemde, en dat ik daarmee instemde. Dat hij met me sliep alsof we man en vrouw waren, en ik wist eerlijk gezegd niet of we nu getrouwd waren of niet. Ik heb er nooit echt over nagedacht. Catharina Tylney zal hun alles over Lambeth vertellen, zonder al te veel aandringen; ik hoop alleen maar dat ze haar niet naar Lincoln vragen, of naar Pontefract, of naar Hull. Als ze begint te vertellen over de avonden dat ik niet in mijn kamer was, leidt dat spoor hen naar Thomas. O, god, had ik hem maar nooit gezien. Dan zou hij nu veilig zijn, en ik ook.

Als ze met Margaret Morton praten, vertelt zij hun dat ik ruzie met haar heb gehad toen ze de deur van mijn slaapkamer probeerde en merkte dat die op slot zat. Toen was Thomas, mijn lieve Thomas, bij me in bed, en ik moest naar de andere kant van de kamer vliegen en tegen haar roepen dat ze wat meer respect moest tonen, terwijl ik daarbij de deur half dichthield om hem aan het zicht te onttrekken. Ze lachte me recht in mijn gezicht uit, want ze wist wel dat er iemand binnen was. O, god, had ik maar niet zo vaak met iedereen ruziegemaakt. Als ik hen tevreden had gehouden met omkoperij en jurken, zouden ze nu misschien voor me liegen.

Trouwens, nu ik erover nadenk, was Margaret een keer op Hampton Court in de ontvangstkamer terwijl Thomas en ik in mijn privékamer waren. We hebben toen de hele middag bij het vuur gezeten, kussend en strelend, lachend om de hovelingen aan de andere kant van de deur. Ik vond het toen heel opwindend dat we dat durfden, maar nu knijp ik in mijn eigen handen tot mijn huid rood en dik is als ik bedenk hoe dom ik geweest ben. Maar zelfs nu kan ik er geen spijt van hebben. Zelfs als ik voor die middag zou moeten sterven, zou ik er geen spijt van hebben dat zijn mond op de mijne lag en zijn handen over mijn lichaam gingen. Dat hebben we godzijdank in elk geval meegemaakt. Ik had het niet willen missen.

Zo meteen brengen ze me nog een dienblad met eten. Ik zal er niets van nemen. Ik kan niet eten, ik kan niet slapen, ik kan alleen maar door deze twee kamers op en neer lopen en bedenken dat lady Margaret Douglas hier ook gelopen heeft, terwijl ze de man miste van wie ze hield. Zij heeft niet meegemaakt dat de helft van haar vrienden de hele wereld over haar vertelden. Zij heeft niet meegemaakt dat alle vijanden van de Howards de koning tegen haar opzetten. Zij is de ongelukkigste vrouw die ik ken, maar vergeleken met mij mag ze nog van geluk spreken.

Ik weet zeker dat lady Rochford mijn vriendin zal blijven. Zij weet wat Thomas voor mij betekent, en ik voor hem. Zij zal haar kalmte weten te bewaren, want zij is al eerder in gevaar geweest; zij weet hoe ze vragen moet beantwoorden. Ze is een oudere vrouw, iemand met ervaring. Voordat wij afscheid namen zei ze ‘Ontken alles’ tegen me, en dat zal ik doen ook. Zij weet wat er moet gebeuren. Ik weet dat zij zal zorgen dat haar niets overkomt, en mij ook niet.

Ze weet natuurlijk alles, dat is nog wel het ergste. Ze weet wanneer ik verliefd ben geworden op Thomas en ze heeft alle geheime ontmoetingen, de brieven en de gestolen momenten samen geregeld. Ze heeft hem een keer voor me achter de wandtapijten verstopt, en een keer in de schaduw op de trap in York. Ze heeft mij in onbekende huizen door kronkelende gangen naar hem toe gesmokkeld. Op Pontefract had hij een eigen kamer, en daar hebben we elkaar een keer na de jacht getroffen. Ze vertelde me waar we elkaar konden ontmoeten, en toen de koning op een avond in eigen persoon de buitenste deur probeerde open te maken, omdat hij bij mij in bed wilde komen, is zij kalm gebleven en heeft geroepen dat ik ziek was en sliep, en heeft ze hem weggestuurd. Dat heeft ze gedaan! Ze heeft de koning van Engeland weggestuurd, en haar stem haperde daarbij geen seconde. Ze is zo moedig dat ze vast niet gaat huilen en alles gaat opbiechten. Ik durf zelfs te zeggen dat ze, als ze haar op de pijnbank leggen, hen alleen maar met haar kille gezicht aankijkt en dan nog haar mond houdt. Ik ben niet bang dat zij me zal verraden. Ik kan ervan op aan dat ze alles ontkent wat ze haar vragen. Ik weet dat ze me zal verdedigen.

   Maar toch… Maar toch vraag ik me af waarom ze haar man niet heeft kunnen redden toen die beschuldigd werd. Ze praat niet graag over hem, en dat zet me ook aan het denken. Ik heb altijd gedacht dat dat kwam doordat ze heel verdrietig over hem was, maar nu vraag ik me toch af of er niet iets ergers was. Catharina Carey wist zeker dat ze niet voor, maar tegen hen had getuigd. Hoe kan dat? En ze zei dat ze wel hun erfenis had gered, maar henzelf niet. Maar hoe kan het dan dat zij gestorven zijn en dat zij er zonder kleerscheuren vanaf is gekomen, tenzij ze een of andere overeenkomst met de koning had gesloten? En als ze al één koningin heeft verraden – nog wel haar eigen schoonzus ook – en haar eigen man heeft veroordeeld, waarom zou ze mij dan redden?

   O, ik krijg deze angstige gedachten door de situatie waarin ik verkeer, want die is bepaald niet gemakkelijk. Die arme Margaret Douglas moet wel half gek geworden zijn met van de ene naar de andere kamer lopen en niet weten wat er met haar zou gebeuren. Moet je je voorstellen dat je hier een heel jaar zit, van de ene kamer naar de andere loopt en niet weet of je ooit zult worden vrijgelaten. Ik kan dat wachten niet aan, terwijl ik, in tegenstelling tot haar, zeker weet dat ik snel vrijgelaten word. Ik weet zeker dat alles goed zal uitpakken, maar ik maak me wel zorgen over bepaalde dingen – over alles eigenlijk. Een van de dingen waarover ik me zorgen maak is hoe het komt dat Anna Boleyn is gedood, en dat George Boleyn is gedood, maar dat Jane, zijn vrouw, gewoon vrijuit is gegaan. En hoe het komt dat niemand daar ooit iets over heeft gezegd. En hoe het komt dat zij wel zijn erfenis veilig kon stellen, maar dat ze hem met haar getuigenis niet heeft kunnen redden.

Ik moet hiermee ophouden, anders ga ik nog denken dat ze misschien wel tegen mij zal getuigen en dat ik dan op dezelfde plek beland als Anna Boleyn, en dat is bespottelijk, want lady Anna was een overspelige vrouw en een heks, en schuldig aan verraad. Het enige wat ik gedaan heb is dat ik een beetje te ver ben gegaan met Henry Manox en Francis Dereham toen ik jong was. En wat ik sindsdien gedaan heb weet niemand, en ik zal alles ontkennen.

O, god, als ze Thomas gaan ondervragen weet ik zeker dat hij zal liegen om mij te beschermen, maar als ze hem op de pijnbank leggen…

Dit gaat niet goed. De gedachte aan Thomas op de pijnbank doet me brullen als een opgehitste beer die voor de honden wordt gegooid. Thomas die pijn lijdt! Thomas die het uitschreeuwt, zoals ik het nu uitschreeuw! Maar daar wil ik niet aan denken. Dat kan niet gebeuren. Hij is de lieveling van de koning; zo noemt de koning hem: de lieveling. De koning zou Thomas nooit iets doen, en hij zou mij nooit iets doen. Hij heeft geen enkele reden om hem te verdenken. En ik durf zelfs te zeggen dat hij het wel zou begrijpen als hij wist dat Thomas van mij houdt en ik van hem. Als je van iemand houdt, begrijp je hoe diegene zich voelt. Hij lacht er misschien zelfs om en zegt dat we, nadat mijn huwelijk met hem beëindigd is, met elkaar mogen trouwen. Misschien geeft hij ons wel zijn zegen. Hij vergeeft mensen heus wel, vooral zijn gunstelingen. Het is nu ook weer niet zo dat ik een Margaret Douglas ben, en zonder toestemming van hem ben getrouwd. Het is niet zo dat ik zijn gezag getart heb. Dat zou ik nooit doen.

O, God, ze moet gedacht hebben dat ze hier zou sterven. Ik zit hier pas een paar dagen en nu heb ik al zin om mijn naam in de stenen muren te kerven. De kamers kijken uit over de lange tuinen, en ik zie het zonlicht op het bleke gras. Dit was vroeger een abdij, en de nonnen die hier woonden waren de trots van Engeland, vanwege hun strenge orde en omdat ze zo mooi konden zingen. Althans, dat zegt lady Baynton. Maar de koning heeft de nonnen verjaagd en zich het gebouw toegeëigend, dus nu is het net alsof je probeert om in een kerk te wonen, en de abdij is echt doortrokken van hun verdriet, vind ik. Het is helemaal geen geschikte omgeving voor mij. Ik ben immers koningin van Engeland, en als ik geen koningin van Engeland ben, ben ik Catharina Howard, een lid van een van de meest vooraanstaande families van het koninkrijk. Als je een Howard bent, ben je nu eenmaal een van de hoogstgeplaatsten.

Goed, eens kijken, ik moet mezelf op de een of andere manier zien op te vrolijken. Goed, wat heb ik allemaal? Ach jee, dat is niet erg opbeurend. Nee, helemaal niet opbeurend zelfs. Zes jurken, wat niet bepaald veel is, en ook nog in heel saaie kleuren – ouwevrouwenkleuren. Twee kamers voor eigen gebruik en heel weinig personeel. Om het zo gunstig mogelijk te bekijken kun je zeggen dat het er beter voor staat dan toen ik nog de kleine Catharina Howard in Lambeth was. Ik heb een man die van me houdt en van wie ik met hart en ziel houd, en een heel goede kans dat ik vrijgelaten word en dan met hem kan trouwen, dunkt me. In lady Rochford heb ik een trouwe vriendin die ten gunste van mij zal getuigen, Tom zou nog willen sterven om me te redden, dus het enige wat ik hoef te doen als de aartsbisschop weer komt is over Francis Dereham en Henry Manox bekennen en geen woord over Tom zeggen. Dat kan ik wel. Zelfs een onnozele hals als ik kan dat. En dan komt alles goed, en de volgende keer dat ik ga tellen heb ik al mijn mooie spulletjes weer. Ik weet het zeker. Ik weet het echt heel zeker.

Maar terwijl ik mezelf hierover gerust zit te stellen, stromen de tranen me over de wangen en snik ik het uit. Ik kan niet ophouden met huilen, ook al weet ik dat mijn situatie zeer hoopvol is. Echt, het staat er heel goed voor me voor; ik heb altijd geluk gehad. Ik kan alleen niet ophouden met huilen.

De Erfenis Van De Boleyns
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml
index_split_109.xhtml
index_split_110.xhtml
index_split_111.xhtml
index_split_112.xhtml
index_split_113.xhtml